Drempelwaarden Besluit mer in planregels bestemmingsplan rechtsonzeker

Drempelwaarden Besluit mer in planregels bestemmingsplan rechtsonzeker

  • Besluit m.e.r. (hierna: Besluit mer)Besluit mer
  • Ruimtelijke relevantie
  • Milieubelasting

De raad van de gemeente Utrecht heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor een bedrijventerrein. De gemeente heeft als uitgangspunt de bestaande bebouwing gehanteerd en het gebruik van de gronden als zodanig te bestemmen. Er zijn maar beperkte uitbreidingsmogelijkheden.

In één van de planregels is een verbod opgenomen op inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlagen C en D van het Besluit mer, waarbij de drempelwaarde genoemd in kolom 2 van de betreffende onderdelen wordt overschreden. Volgens appellant is deze planregel niet aanvaardbaar. Volgens appellant is deze regel ruimtelijk niet relevant.

De Raad van State overweegt als volgt: “De raad heeft toegelicht dat het opnemen van dit gebruiksverbod is ingegeven door de wens de milieubelasting vanwege activiteiten op het bedrijventerrein in de hand te houden. Hierbij heeft de raad van belang geacht dat activiteiten die m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn over het algemeen een hogere milieubelasting met zich zullen brengen dan activiteiten die dat niet zijn. Gelet op het voorgaande bestaat naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de door appellant bestreden planregel niet ruimtelijk relevant is. 

(…) Dat de raad voor het opnemen van deze planregel heeft gekozen om de milieubelasting vanwege de activiteiten op het bedrijventerrein (…) in de hand te houden, acht de Afdeling als uitgangspunt niet onredelijk. Wel is de Afdeling van oordeel dat het voorschrift, zoals het nu is geformuleerd, onvoldoende rechtsonzeker is. Hiertoe acht de Afdeling van belang dat het mogelijk is dat gedurende de planperiode een wijziging wordt aangebracht in de bijlagen bij het Besluit mer. Door de directe koppeling in de planregels met de drempelwaarden uit het Besluit mer kan dat met zich brengen dat de planologische mogelijkheden van gronden in het plangebied gedurende de planperiode worden gewijzigd of beperkt. Dit had kunnen worden voorkomen door in de planregel duidelijk te maken van welke drempelwaarden moet worden uitgegaan, bijvoorbeeld door te verwijzen naar de drempelwaarden uit de bijlagen bij het Besluit mer zoals die op een bepaalde datum golden. Daarin voorziet het plan echter niet. Het betoog van appellant slaagt in zoverre.”

Zie uitspraak ABRS 29 juni 2016, no. 201408365/1/R2