Klimaatakkoord samenvatting ruimtelijke opgave

Klimaatakkoord voorstel – samenvatting ruimtelijke opgave voor NLklimaatakkoord

Op 10 juli 2018 verscheen het Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord. Het stuk is het resultaat van 4 maanden overleg tussen verschillende organisaties. Het is belangrijk om het stuk door te lezen, er staan namelijk de grote lijnen voor onderwerpen die ons allen raken, al lijkt het voor velen nog de ver-van-mijn-bed-show.

In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken dat de opwarming van de aarde wordt beperkt tot minder dan 2 graden Celsius ten opzichte van het pré-industriële tijdperk. Het streven daarbij is om de opwarming beperkt te houden tot 1,5 graad. Het nationale Klimaatakkoord heeft een centraal doel: het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in 2030 met tenminste 49% ten opzichte van 1990. Daarnaast kan volgens het document de Europese inzet van het kabinet leiden tot een aangescherpte ambitie richting de 55%. In het document staan de hoofdlijnen per sector aangegeven.

De hoofdlijnen van het voorstel van Klimaatakkoord  voor de ruimtelijke inrichting zijn als volgt: “De realisatie van het klimaatakkoord wordt een van de grootste opgaven voor de ruimtelijke ordening van de komende decennia. Een duurzaam energiesysteem vergt ruimte en is zichtbaar. Steden en landschappen zullen er door de transitie anders uit gaan zien. Deze ruimte is in NL schaars Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van soms ingrijpende ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen. Ruimtelijke experts zijn om die reden bij de gesprekken over het akkoord aan elke tafel vanaf het begin betrokken. Decentrale overheden spelen een belangrijke rol: zij zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van de maatregelen in de fysieke leefomgeving. Bij de uitwerking vragen ruimtelijke experts aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving, meervoudig ruimtegebruik, een verstandige koppeling tussen bronnen en vraag, en aandacht voor het (tijdelijk) naast elkaar bestaan van verschillende systemen.”

Lees meer in het voorstel zelf op p.79 e.v..