Gemeente moet concrete bouwaanvraag beoordelen bij bestemmingsplan

Gemeente moet concrete bouwaanvraag beoordelen bij nieuw bestemmingsplan

Concrete bouwaanvraag – Het is altijd verstandig om tijdens de (voor)ontwerpfase van een bestemmingsplan een concrete bouwaanvraag of aanvraag om functiewijziging in te dienen. De gemeente is namelijk verplicht om een concrete aanvraag die voldoende informatie bevat te beoordelen. Vaak wimpelen gemeenten dergelijke aanvragen af omdat ze vaak meer tijd in beslag nemen en het planproces kunnen vertragen.

De Raad van State neemt er echter geen genoegen mee. In een uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2015, wordt deze lijn wederom bevestigd:

In het stelsel van de Wro is een bestemmingsplan het ruimtelijk instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid kan worden beoordeeld. (…). De raad heeft door het voornemen niet in het plan op te nemen, het verzoek daartoe impliciet en zonder motivering afgewezen. De raad voert terecht aan dat in de Uitvoeringsnota Horeca 2014 geen toezegging staat voor horeca op de locatie, maar uit de Uitvoeringsnota 2014 blijkt wel dat horeca op deze locatie niet op voorhand is uitgesloten. Nu het voornemen reeds bekend en concreet was ten tijde van de besluitvorming over het bestemmingsplan, zie de Afdeling niet in dat met dit plan en de gevolgen daarvan op het woon- en leefklimaat van omwonenden bij de vaststelling van het plan geen rekening kon worden gehouden. Het betoog van de raad dat de functiewijziging ingrijpend is voor omwonenden en dat die benadeeld worden omdat zij geen inspraakmogelijkheid hebben gehad, treft geen doel omdat omwonenden de mogelijkheid zouden hebben gehad om een zienswijze over het desbetreffende plandeel in te dienen dat wel beroep tegen het besluit in te stellen (…).”