- Moeten de in het plan voorziene windturbines en de voorziene windturbines op het aangrenzende bedrijventerrein als één activiteit te worden aangemerkt? Volgens de Afdeling is er sprake van één activiteit. De hoogte van de windturbines is op elkaar afgestemd en er is gekozen voor hetzelfde type windturbine. Daarnaast worden de windturbines in een lijnopstelling opgericht, waarbij tussen de windturbines sprake is van een regelmatige onderlinge afstand.
- Voldoet de activiteit aan de drempelwaarde? De windturbines hebben gezamenlijk een vermogen van meer dan 15 megawatt. Daarmee wordt voldaan aan de in cat. 22.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit mer. Derhalve is sprake van een plan als bedoeld in 3.1 van de Wro en diende een m.e.r. voor plannen te worden uitgevoerd.
Hieruit volgt dat niet kan worden volstaan met een m.e.r.-beoordeling. Deze procedure is immers met minder procedurele waarborgen omkleed, terwijl voorts – aldus de Afdeling – aan een m.e.r. voor plannen andere inhoudelijke eisen worden gesteld dan aan een m.e.r.-beoordeling. Het bestreden besluit is in strijd met art. 7.26c van de Wet milieubeheer. Zie verder ABRS 29 februari 2012, no. 201003801/1/R2.