wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan en externe veiligheid

Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan en externe veiligheid

In een bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bebouwing voor een sport- en buitenschoolse opvang uit te breiden. Buurtbewoners stellen in beroep dat met betrekking tot het aspect externe veiligheid de locatie vanwege de nabijheid van hoogspanningsmasten, een aardgasleiding en de snelweg A2, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, niet geschikt is voor de uitbreiding.

De gemeente heeft met betrekking tot deze aspecten een quickscan uitgevoerd. Verder heeft de regionale milieudienst een integraal advies uitgebracht, waarin het aspect externe veiligheid nader is onderzocht. Tot zover alles goed onderzocht.

Met betrekking tot de buisleidingen geldt nog het volgende. Op grond van artikel 12, eerste lid, Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), wordt bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding verantwoord.

De Afdeling overweegt dat in dit geval het groepsrisico met betrekking tot de genoemde aardgastransportleiding niet bij de vaststelling van het plan is verantwoord: “De stelling van de raad dat het college van burgemeester en wethouders bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid gelet op de wijzigingsregels verplicht is alsnog te motiveren dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert, acht de Afdeling hiertoe onvoldoende. De raad dient bij de vaststelling van het plan te onderzoeken of het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening zal zijn. Voorts kan het advies van de regionale milieudienst, waarin staat dat de beoogde uitbreiding naar verwachting geen significante verhoging van het groepsrisico zal opleveren, niet als verantwoording in artikel 12 van het Bevb worden aangemerkt. Daargelaten de omstandigheid dat dit standpunt niet door de raad zelf is ingenomen, is in dit verband tevens van belang dat ook over een geringe stijging van het groepsrisico verantwoording dient te worden afgelegd.”

Zie uitspraak ABRS 31 oktober 2012, no. 201200895/1/R2.