Aanlegvergunning en rechtstreeks verband met te beschermen bestemming
De gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied vastgesteld. Appellant betoogt dat het betreffende artikel voor ‘Leiding- Water’ beperkingen bevat die niet gemotiveerd zijn. Het bevat een beperking met betrekking tot het aanbrengen van verhardingen. Met een aanlegvergunning kan hiervan worden afgeweken.
Artikel 3.3 sub a van de Wet ruimtelijke ordening geeft de bevoegdheid om in een bestemmingsplan ten aanzien van werken en werkzaamheden een verbod behoudens een omgevingsvergunning in te voeren om te voorkomen dat in een bestemmingsplan begrepen grond minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan te geven bestemming.
In een uitspraak van 19 september 2012, no. 201012080 herhaalt de Afdeling nog eens de bestendige jurisprudentie met betrekking tot de noodzaak tot het opnemen van een dergelijk stelsel in een bestemmingsplan:
“Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 14 van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) volgt dat een uitsluitend en rechtstreeks verband dient te bestaan tussen het aanlegvergunningstelsel en de te beschermen bestemming. In de Memorie van Toelichting bijde Wro staat dat in de Wro de mogelijkheid om in een bestemmingsplan een aanlegvergunningstelsel op te nemen niet afwijkt van de WRO.”
De gemeente had in dit geval in de bestemming ‘Leiding – Water’ een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Bij de bestemmingsomschrijving stond aangegeven dat de gronden mede bestemd waren voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding ten behoeve van het transport van water. In de criteria voor het verlenen van de omgevingsvergunning was onder meer de bepaling opgenomen dat de verhardingen noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur, het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik en de verhardingen tasten de natuurwaarden niet onevenredig aan.
De Afdeling geeft aan “dat de natuurwaarden, het verbeteren van bos en natuur, het mogelijk maken van extensief medegebruik en de waterhuishouding niet in de doeleindenomschrijving van de bestemming ‘Leiding – Water’ opgenomen. Tussen het aanlegvergunningstelsel en de te beschermen bestemming ontbreekt derhalve een uitsluitend en rechtstreeks verband.”