Activiteitenbesluit en bestemmingsplan – een goede ruimtelijke ordening

Activiteitenbesluit en bestemmingsplan – een goede ruimtelijke ordening

Een bestemmingsplan maakt een nieuwe woning mogelijk op 25 meter afstand van een akkerbouwbedrijf. Appellant betoogt dat er ter plaatse van de voorziene woning geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, gelet op de afstand tot het akkerbouwbedrijf.

De gemeente geeft aan dat er ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, ondanks het feit dat deze afstand kleiner is dan de aanbevolen afstand in de VNG-brochure. Volgens de gemeente is geluid het maatgevende aspect in verband met hinder vanwege het akkerbouwbedrijf en dat vanuit de milieuregelgeving reeds ter plaatse van de dichterbij gelegen woningen zal moeten worden voldaan aan de geluidnormen. Hieruit kan volgens de gemeente worden geconcludeerd dat ook ter plaatse van de voorziene woning zal worden voldaan aan de geluidnormen.

De milieuregelgeving is in dit geval artikel 4, lid 6 van het Besluit landbouw milieubeheer (thans Activiteitenbesluit).

Volgens de Afdeling is het “van belang dat het bedrijf ten tijde van de inwerkingtreding van het Blm reeds aanwezig was, dat binnen de in dit artikel genoemde afstanden woningen aanwezig zijn en dat deze afstand niet is afgenomen. Indien tussen een inrichting die onder de werkingssfeer van het Blm valt en een burgerwoning de in het Blm genoemde afstand wordt aangehouden, mag in beginsel worden aangenomen dat daar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Indien de in het Blm genoemde afstand niet wordt aangehouden, mag niet zonder meer worden aangenomen dat daar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. In een dergelijk geval dient door de raad te worden gemotiveerd waarom ter plaatse niettemin een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Het bouwvlak voor de voorziene woning ligt dichterbij het akkerbouwbedrijf dan de in art. 4, lid 6, onder a, van het Blm genoemde afstand van 50 meter. 

In het Blm zijn geluidgrenswaarden opgenomen waaraan het bedrijf vallend onder deze regeling moet voldoen. In het Blm worden voor woningen die ten tijde van de inwerkingtreding reeds aanwezig waren geen uitzondering gemaakt wat betreft de toepasselijkheid van de geluidgrenswaarden, zodat het akkerbouwbedrijf ter plaatse van zowel bestaande als nieuwe woningen aan de bepalingen van het Blm moet voldoen. Dat betekent dat het akkerbouwbedrijf op grond van het Blm gehouden is ter plaatse van bestaande woningen te voldoen aan de voorgeschreven geluidgrenswaarden. De stelling van de raad dat het akkerbouwbedrijf wat betreft de geluidproductie reeds rekening dient te houden met de bestaande woning aan de locatie die op kortere afstand van het akkerbouwbedrijf ligt dan de voorziene woning, als gevolg waarvan ter plaatse van de voorziene woning ook zal worden voldaan aan de voorgeschreven geluidgrenswaarden in het Blm en derhalve sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woning, acht de Afdeling gelet hierop in beginsel niet onredelijk. De raad heeft evenwel onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom deze redenering in dit geval kan worden gevolgd. Hiertoe wordt overwogen dat de voorziene woning zich niet op dezelfde hoogte van het perceel van het akkerbouwbedrijf bevindt als de woning (…). Onduidelijk is of vanwege het akkerbouwbedrijf ter hoogte van de voorziene woning geluid wordt geproduceerd, dan wel of in planologisch opzicht de mogelijkheid daartoe bestaat.”

Zie ABRS 10 juli 2013, no. 201211760/1/R2

omgevingsjurist