Lichtmasten borg ter voorkoming van negatieve effecten van lichtmasten op diersoorten de maatregelen in planregels van het bestemmingsplan

Lichtmasten – Borg ter voorkoming van negatieve effecten van verlichting op beschermde dieren bij recreatiepark in planregels van het bestemmingsplan  de benodigde maatregelen

De gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor een recreatiepark. Het plan maakt een uitbreiding mogelijk van 125 recreatiewoningen en bijbehorende voorzieningen. Appellanten vrezen in beroep dat de verlichting op het terrein negatieve effecten zal veroorzaken voor beschermde diersoorten die in de omgeving van het recreatiepark voorkomen. Zij voeren aan dat het aantal lichtmasten op het nieuwe recreatiepark in de planregels had moeten worden begrensd. De raad voert aan dat op grond van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld met betrekking tot lichthinder. Verder is in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen aan de situering van terreinverlichting. De gemeente heeft het aspect verstoring door verlichting laten onderzoeken. In het rapport staan maatregelen genoemd over het voorkomen van lichthinder voor diersoorten op het terrein. De Afdeling geeft aan: “De planregels garanderen echter niet dat deze maatregelen daadwerkelijk worden getroffen. De (…) vermelde bepalingen bevatten immers slechts een bevoegdheid, en geen verplichting, voor het college van b&w om nadere eisen te stellen ter voorkoming van hinderlijke lichtuitstraling en negatieve beïnvloeding van dieren. (…) Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.”

Zie uitspraak ABRS 10 juli 2013, no. 201200312/1/R4