Ter inzage legging bestemmingsplan: 2 verschillende verbeeldingen ter inzage

Ter inzage legging bestemmingsplan – 2 verschillende verbeeldingen ter inzage

Verschoonbaarheid en zienswijzen

Dat er bij het al dan niet indienen van zienswijzen tegen ontwerp bestemmingsplannen meer kennis mag worden verwacht van een professional dan van een leek, lijkt me niet meer dan logisch. Deze uitspraak van de Afdeling 24 december 2013 bevestigt dit uitgangspunt nog eens. Wat was er aan de hand?

Ter inzage legging bestemmingsplan – Een professionele vastgoedpartij had geen zienswijze ingediend tegen een ontwerp bestemmingsplan dat ter inzage lag. Vervolgens heeft deze partij wel beroep ingesteld bij de Raad van State. De gemeente betoogt dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De vastgoedpartij stelt zich op het standpunt in beroep dat zij tijdens de terinzagelegging de papieren en digitale verbeelding van het ontwerpplan wel heeft geraadpleegd, maar dat deze geen aanleiding gaven voor het indienen van een zienswijze. Later bleek dat de door deze partij geraadpleegde kaart de oude kaart was van het destijds geldende bestemmingsplan. Dit is ook vast komen te staan tijdens de zitting bij de Raad van State.

De Afdeling heeft echter geen medelijden met de vastgoedpartij en zegt het volgende:

“Vaststaat dat de twee verbeeldingen die zij tijdens de periode van terinzagelegging kennelijk heeft geraadpleegd, uiterst verschillend zijn. Naar het oordeel van de Afdeling had juist die omstandigheid voor (…) aanleiding moeten geven om een zienswijze in te dienen of op zijn minst bij de gemeente navraag te doen. Zonder zich ervan zeker te stellen welke ontwerpverbeelding de juiste was, had zij er in dit geval niet op mogen vertrouwen dat voor het betrokken perceel niets zou wijzigen. Voor zover (…) nog heeft aangevoerd dat de raad zowel de papieren als de digitale verbeelding gedurende de terinzagelegging moet hebben vervangen in verbeeldingen waarop wel een wijziging in de maximale goot- en bouwhoogte voor voornoemd perceel was voorzien, is de Afdeling onder deze omstandigheden van oordeel dat daar verder geen aanwijzingen voor zijn en dat (…) dit geen afbreuk doet aan de aan (…) verweten gedraging geen zienswijze in te dienen of geen navraag bij de raad over de verschillende verbeeldingen te hebben gedaan.”

Zie uitspraak ABRS 24 december 2013, no. 201300395/1/R2.

 

belanghebbende bestemmingsplan en vooraf in kennis stellen nieuw bestemmingsplan

Belanghebbende bestemmingsplan en persoonlijk op de hoogte stellen nieuw bestemmingsplan

In de praktijk merk ik dat velen nogal verontwaardigd zijn dat de gemeente hun niet persoonlijk op de hoogte stelt van een nieuw bestemmingsplan. Dit is in de praktijk voor de gemeente echter niet te doen. Mede gezien het aantal bewoners dat vaak bij een bestemmingsplan betrokken is. Dat deze ‘verplichting’ er zelfs niet is bij een regelmatig contact tussen een belanghebbende en de gemeente maakt een uitspraak van de Afdeling duidelijk van 4 september 2013, (no. 201210656/1/R1.

Volgens appellant is hij met de gemeente sinds 2008 al in gesprek over de verkoop van een perceel aan appellant. Bij deze besprekingen heeft appellant de gemeente gevraagd hem op de hoogte te houden van eventuele planologische procedures voor het perceel. Volgens hem heeft de gemeente onzorgvuldig gehandeld jegens hem. Het kan hem niet verweten worden dat hij niet tijdig een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan.

De Afdeling overweegt: “dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit overeenkomstig de wettelijke voorschriften heeft plaatsgevonden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) noch enig ander wettelijk voorschrift bevat de verplichting om eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan. De regelmatige contacten tussen (…) en de gemeente over de eventuele aankoop van het perceel (…) zijn geen omstandigheden die met zich brengen dat de gemeente desondanks gehouden zou zijn om (…) persoonlijk in kennis te stellen van de voorbereiding van het bestemmingsplan. Omdat (…) over het ontwerp van het bestemmingsplan geen zienswijzen naar voren heeft gebracht behoefde de raad op de voet van artikel 3:44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb evenmin een exemplaar van het besluit aan haar toe te zenden. Het is aan (…) appellant om de ruimtelijke ontwikkelingen en de daarop betrekking hebbende publicaties ter zake te volgen. (…) Het beroep is niet-ontvankelijk.”

omgevingsjurist