Hybride detailhandel lastig voor gemeenten

Hybride detailhandel lastig voor gemeentenhybride detailhandel

Door de toenemende digitalisering komen er steeds meer zogeheten hybride tussenvormen van detailhandel. Een mix van online winkelen, winkelen op locatie, een espressobar en het product beleven op locatie. Hoe ga je daar als gemeente mee om? De meeste bestemmingsplannen bevatten nog traditionele begrippen van detailhandel. Soms is er een passage toegevoegd over online winkelen, maar dan houdt het wel op. De traditionele definities voldoen niet meer. Dat weten ze bij de gemeente ook, maar hoe ga je er dan mee om? Het concept dat door een ondernemer is bedacht (hybride detailhandel) biedt door de meerdere mogelijkheden ook meer kans op overleven in een moeilijke tijd. Dat is de andere kant vanuit de ondernemer bezien. De praktijk van alledag is dynamisch en snel. Om mee te kunnen met de vraag van klanten moet een ondernemer vaak snel handelen.

In een casus die zich in Zoetermeer afspeelt gebeurt is soortgelijks. De gemeente heeft het bedrijf een last onder dwangsom opgelegd vanwege het uitoefenen van detailhandel op een bedrijventerrein. In het pand zijn verder een kantoor, een testbaan, een afhaalbalie en pashokjes aanwezig. De hoofdfunctie is een postorderbedrijf. Volgens de gemeente is de detailhandel ter plaatse niet toegestaan en in strijd met het geldende bestemmingsplan. De bestemming ter plaatse is ‘bedrijf t/m cat. 4.2’ met aanduiding ‘detailhandel perifeer’. Het college stelt zich op het standpunt dat sprake is van detailhandel, omdat op de begane grond van het pand op een groot winkeloppervlak grote hoeveelheden consumentengoederen zijn uitgestald ter verkoop. Dit gebruik moet worden beëindigd door de producten in het grote magazijn aan het zicht van de klanten te onttrekken. Ook de moet aan hen de toegang aan het magazijn worden ontzegd.

De Raad van State overweegt dat er sprake is van webwinkel. Producten worden online besteld en bij de klanten bezorgd. Klanten kunnen de producten ook afhalen in het pand aan de afhaalbalie. Ook is er een experience center. Lees meer in r.o. 6.3 van uitspraak ABRS 14 juli 2021, no.  201908988/1/R3.(hybride detailhandel)

Beroep gelijkheidsbeginsel bij handhaving slaagt

Beroep gelijkheidsbeginsel bij handhaving slaagtberoep gelijkheidsbeginsel

B&W van de gemeente Nederbetuwe (hierna: college) hebben appellant gelast de verkoopactiviteiten op het perceel te staken en gestaakt te houden onder oplegging van een dwangsom. Het perceel werd gebruikt voor de verkoop van fruit, zoals dat gebruikelijk is in de kersen- of appelteelt. Volgens het college is het gebruiken van het perceel voor de verkoop van fruit in strijd met het geldende bestemmingsplan. Volgens de Afdeling was het college in juridisch opzicht bevoegd om handhavend op te treden.

Bijzondere omstandigheden

De gemeente heeft het beleid Gedoogcriteria fruitstalletjes vastgesteld. Daarin is vermeld dat het college als beleid hanteert dat verkoop van eigen producten door agrarische bedrijven mogelijk is op het agrarisch bouwperceel. In de praktijk wordt echter ook sinds jaar en dag incidenteel fruit verkocht vanuit de boomgaard of het productiegebied zelf. Mits dit op een goede en ordentelijke manier plaatsvindt en indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, zal het college deze verkoop volgens het beleid toestaan dan wel daartegen niet handhavend optreden. Als voorwaarde geldt onder meer dat alleen fruit mag worden verkocht dat op hetzelfde perceel wordt geproduceerd. De verkoop van fruit dat van elders wordt aangevoerd of andere aanverwante artikelen zoals sap en jam is niet toegestaan. Ook mag de verkoop van fruit alleen plaatsvinden tijdens het oogstseizoen van de betreffende teelt. Verder geldt dat de locatie van de verkoopactiviteiten niet verkeersonveilig mag zijn en dat parkeren moet plaatsvinden in de boomgaard en op eigen perceel.

Het college stelt zich op het standpunt dat appellant niet voldoet aan de gedoogcriteria fruitstalletjes. (…)

De Afdeling is van oordeel “dat de enkele omstandigheid dat het perceel van appellant de bestemming ‘Verkeer’ heeft en in een ander bestemmingsplan is gelegen dan de onder 4.3 genoemde gevallen, niet maakt dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen. Het beleid van het college is immers niet beperkt tot een bepaald bestemmingsplan, maar geldt voor de gehele gemeente. Aangezien op tenminste drie andere locaties in de gemeente verkoopactiviteiten plaatsvinden in strijd met het bestemmingsplan en in afwijking van het beleid van het college, is de Afdeling van oordeel dat het college zijn beslissing om in het geval van appellant tot handhaving over te gaan ten aanzien van de verkoopactiviteiten op het perceel niet goed heeft gemotiveerd. (…). Lees verder uitspraak ABRS 6 maart 2019, no. 20182171/1/A1.  Beroep gelijkheidsbeginsel slaagt.

herbestemmen leegstaand vastgoed 5 tips

herbestemmen leegstaand vastgoed – 5 tips voor meer succes!

Voor ondernemers, projectontwikkelaars en agrariërs

Onderstaande tips over herbestemmen van leegstaand vastgoed komen rechtstreeks uit de praktijk en hebben hun waarde bewezen. Doe er uw voordeel mee!herbestemmen leegstaand vastgoed

  1. Verplaats u in de positie van de ambtenaar
    Ambtenaren worden vaak als lastig en star ervaren. Ze denken niet met u mee en liggen dwars. Toch is dat vaak niet zo. Een ambtenaar zit tussen politiek en regelgeving in. Dat is een lastige positie. Een ambtenaar kan niet zo maar van regels afwijken. Denk voordat u naar het gemeentehuis gaat of belt: een ambtenaar is ook maar een mens. Begrip geven is vaak ook begrip krijgen. Deze houding kost u niets en levert vaak meer op dan boosheid.
  2. Dien altijd eerst een principeverzoek of verzoek om vooroverleg in
    Via een principeverzoek of verzoek om vooroverleg kunt u op hoofdlijnen een idee krijgen hoe de gemeente over uw plan denkt. Uw plan wordt ambtelijk getoetst aan het bestemmingsplan, beleid en regelgeving. Daarna volgt een principebesluit. Is het een positief besluit, dan kunt u vervolgens een formele aanvraag indienen. De winst zit in het vooroverleg. Hoe meer tijd u hier in steekt, des te soepeler loopt de rest van het traject.
  3. Dien een goed onderbouwde en professioneel uitziende aanvraag in
    Principeverzoeken die onderbouwd worden met 5 zinnen en een zelfgemaakte schets of schets/tekening zonder schaal, leveren vertraging op en worden meestal buiten behandeling gelaten. Het is zeer belangrijk om een goed onderbouwde aanvraag in te dienen waaruit blijkt dat uw plan kans van slagen heeft. Het verzoek dient getoetst te zijn aan geldende wetgeving en  beleid. Voeg foto’s toe en maak een schets van uw plan. Dit verzorgen wij graag voor u, inclusief alle contact met de gemeente. Dit scheelt u veel onrust.
  4. Verwacht geen initiatief of tips van de gemeente over uw plan
    Een gemeenteambtenaar toetst uw plan slechts zoals het plan wordt ingediend. Dat is de rol van een gemeenteambtenaar. Een ambtenaar is geen adviseur! Draag om die reden in het principeverzoek zelf ideeën en alternatieven voor en toets deze op haalbaarheid. Stel geen plannen voor die kansloos of twijfelachtig zijn. U verliest hiermee uw geloofwaardigheid.
  5. Overleg altijd met omwonenden 
    Veel plannen en projecten stranden of lopen vertraging op vanwege bezwaren (zienswijzen) van omwonenden of buren. Om die reden willen steeds meer gemeenten dat u aandacht besteedt aan participatie. Omwonenden vinden het meestal zeer vervelend als ze via de plaatselijke krant(rubriek ‘gemeentelijke kennisgevingen’) moeten vernemen dat u wilt gaan bouwen of herbestemmen. Communicatie is zeer belangrijk en wordt vaak onderschat. Wees hen voor en speel open kaart. Het wordt zeer op prijs gesteld. Door vroegtijdig in overleg te treden kunt u bezwaren voorkomen of wegnemen over herbestemmen van leegstaand vastgoed. (herbestemmen leegstaand vastgoed)

Meer weten over sneller herbestemmen en de aanpak bij de gemeente?herbestemmen leegstaand vastgoed

Bel 010 – 268 0689 of lees meer…

 

 

Vrijkomende agrarische bebouwing oplossen door keuze en zonering

Vrijkomende agrarische bebouwing oplossen door keuze en zonering

De komende jaren neemt de leegstand van gebouwen in het buitengebied explosief toe. Deze kop haalde enkele weken geleden verschillende media. Volgens de publicatie ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied‘ van Alterra zal die leegstand vele malen groter zijn dan de leegstand van kantoren. Een interessant hoofdstuk uit dit rapport ‘Een stille revolutie: meer burgers dan boeren in het landelijk gebied’, geeft aan dat het platteland van Nederland zich steeds meer beweegt richting multifunctioneel landschap.

Maak van het platteland geen Disneyworld of openluchtmuseum

Een multifunctioneel landschap is min of meer een compromis in grondgebruik voor het platteland en een hang naar nostalgie. Er ontstaat een landschap dat er weliswaar mooi uitziet, maar waar de landbouwgronden niet meer goed gebruikt kunnen worden voor landbouwdoeleinden vanwege nieuwe niet-agrarische functies. De Achterhoek is een voorbeeld van deze ‘vertrutting’ van het landschap met (te) kleine agrarische bedrijven met allerlei nevenactiviteiten, klaterende beekjes, burgerwoningen, poeltjes en bordjes met stiltegebied, etc. De agrariërs kunnen niet meer leven van het agrarisch bedrijf, maar de toeristische nevenactiviteiten mogen ook weer niet te groot worden. Deze halfslachtigheid in het toestaan van nieuwe functies leidt tot grote frustraties bij zowel burgers als boeren.

Ik maak vaak mee dat agrariërs een nieuwe ontwikkeling ‘naast de deur’, zoals bijv. huisvesting voor toeristische groepen in een voormalig agrarisch gebouw, zien als een bedreiging voor de uitoefening voor hun bedrijf. Maar ook burgers klagen over stankoverlast of nieuwe functies bij agrarische bedrijven, zoals de plaatsing van windmolens als nevenactiviteit. Deze functies worden vaak toegestaan via een ‘binnenplanse’ afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan. Ik ben door deze klachten en ervaringen een groot voorstander geworden van het zo veel mogelijk scheiden van functies i.p.v. vermenging. Dit staat haaks op de huidige opvatting van vermenging van functies in een multifunctioneel landschap. Ik denk dat we van het platteland geen Disneyworld moeten maken, maar een gebied waar agrariërs voldoende ruimte hebben voor hun agrarische activiteiten en waar burgers kunnen genieten van stilte en rust. Dit vraagt om duidelijke keuzes van gemeenten.

Zonering is noodzakelijk

Zonering zorgt ervoor dat nieuwe niet-agrarische functies in het buitengebied op een verantwoorde afstand van agrarische bedrijven gesitueerd worden. Met zonering kan via het ruimtelijk spoor voorkomen worden dat burgers in bijv. nieuwe woningen last krijgen van onevenredige overlast van agrarische activiteiten, zoals het bemesten en bespuiten van teelten en dat agrariërs hun bedrijfsactiviteiten kunnen blijven uitoefenen. Ook gezondheidsbelangen kunnen ten grondslag liggen aan zonering. Bijv. bij intensieve veehouderijen.

Recente jurisprudentie over zonering in het buitengebied

Over het vastleggen van zonering in het buitengebied zijn recentelijk de volgende uitspraken verschenen:

  • rekening houden met bestaande belangen agrariër

De gemeente Houten heeft in een bestemmingsplan geregeld dat er binnen een zone van 50 meter afstand tot woningen, tuinen en erven (gevoelige functies) geen gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt. Een fruitteler stelt in beroep dat hij in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd door deze planregel. Volgens de Afdeling (uitspraak van 10 september, no. 201308924/1/R2) had de gemeente het bestaande gebruik van de agrarische percelen niet onder het overgangsrecht mogen brengen.

  • zonering intensieve veehouderij i.v.m. woningen daadkrachtig onderbouwen

Om de gezondheidsrisico’s te beperken heeft de gemeente Bernheze afstanden gehanteerd die moeten worden aangehouden tussen intensieve veehouderijen en kwetsbare functies. De gemeente heeft hierbij zones gehanteerd van 250 m en 1000 m tot kernen met als onderbouwing een GGD-advies (Gezondheidseffectscreening). Uit deze uitspraak blijkt dat de gemeente niet alleen kan leunen op het GGD-advies, maar dat zij zelf moet onderbouwen waarom een uitbreiding of vestiging van een intensieve veehouderij moet worden verboden binnen de in het plan aangegeven afstanden. Zie r.o. 5 e.v. van uitspraak ABRS 10 september 2014, no. 201208940/1/R3.

______________________________________________

Onderbouwing zonering is specialistisch maatwerk

______________________________________________

Tal van bestemmingsplannen gaan ‘onderuit’ bij de Raad van State vanwege onvoldoende onderbouwing bij de keuze voor zonering. Dat is jammer en onnodig. Schakel daarom een specialist in. Mr. Marian Harberink en mr. Evelien Speelman helpen u graag met het opstellen van de onderbouwing. Onze specialisaties zijn onderbouwingen voor zonering van:

  • spuitzones van boomgaarden en andere open teelten
  • agrarische geur
  • gezondheid
  • afwijken afstanden VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’.

Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan moet binnen planperiode uitvoerbaar zijn

Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan moet binnen planperiode uitvoerbaar zijn

Voor gemeenten – maar ook voor marktpartijen – zijn wijzigingsbevoegdheden in bestemmingsplannen in de praktijk erg prettig. Op een vrij eenvoudige wijze kan een bestemming worden gewijzigd door het college van b&w naar een andere bestemming, mits voldaan wordt aan de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden. Een bijkomend voordeel is dat colleges van b&w vaker vergaderen dan de raad, waardoor er sneller en slagvaardiger besluiten kunnen worden genomen.

In de praktijk is er ook vraag naar. Onlangs nog riep minister Blok nogal belerend op dat gemeenten meer bestemmingsplannen moeten maken met flexibiliteit, zodat de gebiedsontwikkeling kan worden versneld. Lees meer over zijn oproep om meer flexibiliteit in bestemmingsplannen.

Ik denk dat vrijwel niemand tegen flexibiliteit in bestemmingsplannen is. De praktijk is echter weerbarstig. Er moet vooraf aan allerlei onderzoeksverplichtingen worden voldaan, terwijl vooraf niet altijd duidelijk is welke ontwikkeling er plaats zal vinden binnen de planperiode van 10 jaar. Die combinatie is in de praktijk erg lastig. In een uitspraak van de Afdeling van 31 december 2013, no. 201305607/1/R3 wordt dit weer eens onderstreept. Ook wordt duidelijk dat het voor gemeenten steeds lastiger wordt om een dergelijk flexibel instrument op te nemen in bestemmingsplannen. Een glazen bol is echt nodig. :-).

De gemeente had – heel praktisch – een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in een nieuw bestemmingsplan voor het centrumgebied. Er was een mogelijkheid ingebouwd om de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen naar ‘Wonen’. Appellanten voeren aan dat de uitvoerbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid niet is aangetoond. De gemeente geeft als reactie aan dat de wijzigingsbevoegdheid in het plan is opgenomen om de mogelijkheid te hebben snel een wijziging van de bestemming door te voeren op het moment dat de gelegenheid zich voordoet. Wanneer er aanleiding is voor herontwikkeling, bestaat de wens om de percelen waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt, te bestemmen als wonen, groen en verkeer. Het is volgens de gemeente nog niet duidelijk wanneer en of deze omstandigheid zich voor zal doen. Nu op dit moment geen wijzigingsplan aan de orde is, hoeft de uitvoerbaarheid volgens de gemeente nog niet te worden aangetoond.

De Afdeling zegt er het volgende over:

Nu toepassing van de wijzigingsbevoegdheid afhankelijk is van de medewerking van de eigenaren van de percelen waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt en niet is gebleken dat er binnen de planperiode door één van de eigenaren van de percelen waar de wijzigingsbevoegdheid voor geldt, medewerking zal worden verleend, dan wel dat de raad voornemens is om over te gaan tot onteigening, is niet aannemelijk gemaakt dat de bestemmingen die met de wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, binnen de planperiode uitvoerbaar zijn. Gelet hierop dient te worden uitgegaan dat de bestemmingen die met de wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, niet binnen de planperiode zullen worden verwezenlijkt.”

Voorts is (…) niet beoordeeld of de woningbouw, die met de wijzigingsbevoegdheid wordt mogelijk gemaakt, vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. (…) Verder is niet inzichtelijk gemaakt of er behoefte bestaat aan de woningbouw die met de wijzigingsbevoegdheid wordt mogelijk gemaakt. Tevens is bij de vaststelling van het plan geen onderzoek verricht naar de financiële uitvoerbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid, zodat niet aannemelijk is gemaakt dat het plan in zoverre financieel uitvoerbaar is.”

Ik adviseer gemeenten geen wijzigingsbevoegdheden meer op te nemen in bestemmingsplannen. Het is in de praktijk onmogelijk om vooraf – ook al is het globaal – inzicht te geven in ontwikkelingen in de toekomst. Met name ook de behoefte aan woningen in het beoogde gebied is zeer lastig te voorspellen. Ontwikkelingen kunnen het beste via postzegelplannen of via een omgevingsvergunning worden gerealiseerd.

Ter inzage legging bestemmingsplan: 2 verschillende verbeeldingen ter inzage

Ter inzage legging bestemmingsplan – 2 verschillende verbeeldingen ter inzage

Verschoonbaarheid en zienswijzen

Dat er bij het al dan niet indienen van zienswijzen tegen ontwerp bestemmingsplannen meer kennis mag worden verwacht van een professional dan van een leek, lijkt me niet meer dan logisch. Deze uitspraak van de Afdeling 24 december 2013 bevestigt dit uitgangspunt nog eens. Wat was er aan de hand?

Ter inzage legging bestemmingsplan – Een professionele vastgoedpartij had geen zienswijze ingediend tegen een ontwerp bestemmingsplan dat ter inzage lag. Vervolgens heeft deze partij wel beroep ingesteld bij de Raad van State. De gemeente betoogt dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De vastgoedpartij stelt zich op het standpunt in beroep dat zij tijdens de terinzagelegging de papieren en digitale verbeelding van het ontwerpplan wel heeft geraadpleegd, maar dat deze geen aanleiding gaven voor het indienen van een zienswijze. Later bleek dat de door deze partij geraadpleegde kaart de oude kaart was van het destijds geldende bestemmingsplan. Dit is ook vast komen te staan tijdens de zitting bij de Raad van State.

De Afdeling heeft echter geen medelijden met de vastgoedpartij en zegt het volgende:

“Vaststaat dat de twee verbeeldingen die zij tijdens de periode van terinzagelegging kennelijk heeft geraadpleegd, uiterst verschillend zijn. Naar het oordeel van de Afdeling had juist die omstandigheid voor (…) aanleiding moeten geven om een zienswijze in te dienen of op zijn minst bij de gemeente navraag te doen. Zonder zich ervan zeker te stellen welke ontwerpverbeelding de juiste was, had zij er in dit geval niet op mogen vertrouwen dat voor het betrokken perceel niets zou wijzigen. Voor zover (…) nog heeft aangevoerd dat de raad zowel de papieren als de digitale verbeelding gedurende de terinzagelegging moet hebben vervangen in verbeeldingen waarop wel een wijziging in de maximale goot- en bouwhoogte voor voornoemd perceel was voorzien, is de Afdeling onder deze omstandigheden van oordeel dat daar verder geen aanwijzingen voor zijn en dat (…) dit geen afbreuk doet aan de aan (…) verweten gedraging geen zienswijze in te dienen of geen navraag bij de raad over de verschillende verbeeldingen te hebben gedaan.”

Zie uitspraak ABRS 24 december 2013, no. 201300395/1/R2.

 

Gemeente beperkt bedrijfsvoering boomkwekers onnodig door maximale wisselteelt van 2 jaar in bestemmingsplan op te nemen

Bedrijfsvoering boomkwekers wordt onnodig beperkt in bestemmingsplan door eis van maximale wisselteelt van 2 jaar

Maximale wisselteelt in bestemmingsplan – In een bestemmingsplan voor het buitengebied heeft de gemeente via een omgevingsvergunning een beperking opgenomen voor het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bomencultuur. Dit ter bescherming van het leefgebied voor de das. ZLTO heeft namens de boomkweker naar voren gebracht dat een onlosmakelijk onderdeel van de bedrijfsvoering van boomkwekerijen wisselteelt is. Dit brengt met zich dat grasland gedurende ongeveer 4 of 5 jaar wordt gebruikt voor boomteelt en vervolgens weer wordt gebruikt als grasland.

Volgens de Afdeling heeft de gemeente geen motivering gegeven waarom is gekozen voor een periode van 2 jaar. Verder heeft de gemeente volgens de Afdeling onvoldoende gewicht toegekend aan de belangen van onder meer de boomkwekers in het gebied. Verder volgt uit het deskundigenbericht dat boomteelt niet nadelig hoeft te zijn voor het leefgebied van de das, mits hieraan voorwaarden zoals grasstroken tussen de bomenrijen, worden verbonden. Het betoog slaagt.

Zie ABRS 11 december 2013, no. 201201006/1/R3.

Assortiment detailhandel in bestemmingsplan is ruimtelijk niet relevant

In bestemmingsplan regelen van welk assortiment detailhandel is toegestaan is ruimtelijk niet relevant

In een bestemmingsplan heeft de gemeente via een assortimentslijst geregeld welk assortiment bouwmarkten in huis mogen hebben.

De Afdeling zegt er het volgende over: “het vaststellen van het toegestane assortiment in de assortimentslijst PDV is een te vergaande beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel (…). Een bestemmingsplan kan weliswaar regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel, maar daaronder valt niet tevens het gedetailleerd vaststellen van het toegestane assortiment. De Afdeling komt tot deze uitleg omdat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening als zodanig niet van belang is welke specifieke goederen verkocht worden wanneer deze binnen de toegestane branche vallen.”

Zie uitspraak ABRS 20 november 2013, no. 201302826/1/R1

Wees kritisch op adviezen van agrarische adviescommissies

Wees kritisch op adviezen van agrarische adviescommissies

Regelmatig hoor ik van klanten dat ze nogal verbolgen zijn over het advies van een Agrarische adviescommissie. Deze adviezen worden vaak door gemeenten ingewonnen om meer informatie te krijgen over de huidige en toekomstige bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf. Bijv. bij een aanvraag om een vergroting van het bouwblok of uitbreiding van het bedrijf.

Op zich is er niets mis mee om advies op te vragen aan deze commissies. De gemeente komt zo meer te weten over het bedrijf en dit kan de kwaliteit van de besluitvorming ten goede komen.

Helaas is het in de praktijk vaak zo dat de gemeente alleen afgaat op het advies en niet een eigen kritisch oordeel vormt. De gemeente mag namelijk afwijken van het advies. Ze zijn niet verplicht om het op te volgen. Hieronder volgt een kort overzicht welke vragen je moet stellen bij een dergelijk advies.

Vragen die u moet stellen bij het advies

Een advies van de Agrarische adviescommissie ziet er meestal overtuigend uit. Zoals eerder is vermeld volgt de gemeente in bijna alle gevallen het advies. Het is erg belangrijk om het advies kritisch te lezen en de volgende vragen te stellen:

  • welke specifieke vragen heeft de gemeente gesteld aan de Agrarische adviescommissie?
  • wat zijn de wettelijke toetsingskaders waaraan het verzoek moet worden getoetst?
  • welke eisen stelt het bestemmingsplan?
  • verplicht het  bestemmingsplan advies in te winnen?

Vervolgens toetst u of de Agrarische adviescommissie zich wel gehouden heeft aan de adviesopdracht dan wel aan de wettelijke vereisten, en niet over meer zaken is gaan adviseren. Dit laatste gebeurt in de praktijk regelmatig, waardoor er verzoeken worden geweigerd op onjuiste gronden.

U kunt tevens een ‘tegenadvies’ indienen. Om de geloofwaardigheid van dit advies te vergroten is het erg belangrijk om een deskundige in te schakelen.

Kritische blik of hulp nodig bij advies Agrarische adviescommissie?

Gemeente mag alleen bestemmingen opnemen in bestemmingsplan die binnen 10 jaar worden verwezenlijkt

Gemeente mag alleen bestemmingen opnemen in bestemmingsplan die binnen 10 jaar worden verwezenlijkt

Bestemmingsplan 10 jaar – Een bestemmingsplan dient eens in de 10 jaar te worden herzien en wordt dus zo actueel gehouden. In het bestemmingsplan mogen geen bestemmingen worden opgenomen die binnen deze termijn niet worden verwezenlijkt. Dit is geen nieuws. Toch is deze uitspraak opvallend, omdat hierin een bestemmingsplan ‘onderuit gaat’ vanwege het feit dat de gemeente route voor langzaam verkeer heeft opgenomen en als zodanig heeft bestemd. De gemeente heeft tijdens de zitting aangegeven dat de gronden nog moeten worden verworven en dat het niet waarschijnlijk is dat dit binnen de planperiode zal gebeuren.

De Afdeling overweegt: “Het is in beginsel niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening om in een bestemmingsplan bestemmingen op te nemen die niet binnen de planperiode van 10 jaar worden verwezenlijkt. Nu de langzaamverkeerroute niet binnen de planperiode van 10 jaar verwezenlijkt zal worden, is het plan in zoverre in strijd met artikel 3.1, derde lid, van de Wro.”

Zie uitspraak ABRS 9 oktober 2013, no. 201206895/1/R3.

Naar verluidt gaat dit veranderen in de aanstaande Omgevingswet, waarin het Omgevingsplan als nieuw instrument verschijnt.