Assortiment detailhandel in bestemmingsplan is ruimtelijk niet relevant

In bestemmingsplan regelen van welk assortiment detailhandel is toegestaan is ruimtelijk niet relevant

In een bestemmingsplan heeft de gemeente via een assortimentslijst geregeld welk assortiment bouwmarkten in huis mogen hebben.

De Afdeling zegt er het volgende over: “het vaststellen van het toegestane assortiment in de assortimentslijst PDV is een te vergaande beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel (…). Een bestemmingsplan kan weliswaar regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel, maar daaronder valt niet tevens het gedetailleerd vaststellen van het toegestane assortiment. De Afdeling komt tot deze uitleg omdat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening als zodanig niet van belang is welke specifieke goederen verkocht worden wanneer deze binnen de toegestane branche vallen.”

Zie uitspraak ABRS 20 november 2013, no. 201302826/1/R1

detailhandel bestemmingsplan try en buy

Detailhandel bestemmingsplan try en buy en oppervlaktedetailhandel bestemmingsplan

Appellant betoogt dat de voor try en buy bedoelde oppervlakte ten onrechte niet is meegerekend als detailhandel bij de berekening van de maximaal toegestane oppervlakte aan detailhandel in het plangebied.

De Afdeling overweegt in een uitspraak van 16 november 2011, 201101435/1/R2:

“dat eventuele try en buy volgens de plantoelichting in de winkelruimte kan worden gecreëerd om bepaalde artikelen te testen. Gelet op de definitiebepaling in het bestemingsplan is try en buy verbonden aan detailhandel. De oppervlakte voor try en buy maakt deel uit van het gedeelte van de winkelruimte dat bedoeld is voor het winkelend publiek. Niet valt in te zien dat er een ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen de oppervlakte voor try en buy en de oppervlakte voor detailhandel.” 

Gepubliceerd op 18 november 2011

duurzame ontwrichting detailhandel bestemmingsplan

Duurzame ontwrichting detailhandel voorkomen via planregel bestemmingsplanduurzame ontwrichting detailhandel

Standaardoverweging Afdeling duurzame ontwrichting detailhandel: Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 10 juni 2009 in zaak nr.200808122/1/R3 en van 2 december 2009 in zaak nr. 200901438/1/R3) komt voor de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of sprake is van overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen, maar is het doorslaggevende criterium of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse boodschappen en hun geregelde inkopen kunnen doen.

Planregel: Het onderhavige bestemmingsplan maakt een leisurecenter mogelijk met onder voorwaarden detailhandel. De plantoelichting geeft de volgende voorwaarden aan:

  • de invulling van de detailhandel heeft een directe relatie met het concept van de dagattractie;
  • de invulling van de detailhandel is voor het belangrijkste deel complementair met het detailhandelsaanbod in de bestaande winkelcentra, en mag geen ontwrichting toebrengen aan de structuur van het bestaande detailhandelsaanbod in de kern.In het bestemmingsplan is dit als volgt vertaald in de planregels:
  • voor detailhandel:
    • deze staat in direct verband met één van de toegestane daadwerkelijk gerealiseerde functies zoals genoemd in lid 3.1 onder a en b en is complementair aan, dan wel mag geen ontwrichtende gevolgen hebben voor het aanwezige detailhandelsaanbod in de kern.

Overweging Afdeling: De Afdeling redeneert in een uitspraak van 16 november 2011 (no. 201101435/1/R2) als volgt:”Met deze planregel wordt het realiseren van detailhandel evenwel afhankelijk gesteld van het voldoen aan een voorwaarde waarvan ten tijde van de vaststelling van het plan niet zeker is of en wanneer daaraan zal worden voldaan. Er zal immers eerst onderzoek verricht moeten worden naar het aanwezige detailhandelsaanbod en de gevolgen daarvoor indien uit het onderzoek naar voren komt dat de leisuregerelateerde detailhandel niet complementair is aan het aanwezige detailhandelsaanbod. Op grond van voornoemde planregel is dan ook onzeker of het gebruik van het leisurecenter voor leisuregerelateerde detailhandel mogelijk is. Dit verdraagt zich niet met de rechtszekerheid.”

jaar publicatie: 2011