Huisvesting arbeidsmigranten niet zo maar afwijzen

Huisvesting arbeidsmigranten niet zo maar afwijzenhuisvesting arbeidsmigranten

De behoefte aan huisvesting voor arbeidsmigranten is nog steeds erg groot. Aanvragen roepen vaak veel weerstand op bij mensen. Voor woonwijken, maar ook bedrijventerreinen. Toch zullen de tomaten in de kassen geplukt moeten worden en de appels en peren in boomgaarden. Zonder de inzet van arbeidsmigranten gaat het niet. Dat is de alledaagse praktijk voor veel tuinders en kwekers. Voor gemeenten is dit geen gemakkelijke opgave. Wat zijn geschikte locaties? Lokale politici willen aan de ene kant ondernemers tevreden stellen en aan de andere kant tegemoet komen aan de bezwaren van inwoners. Weigeren van verzoeken kan, maar wel met ruimtelijk relevante argumenten en onderbouwing.

Dat een gemeente niet altijd wegkomt met een weigering laat de uitspraak van 20 oktober 2021 van de Raad van State (huisvesting arbeidsmigranten) zien.

De raad van Westland heeft een herziening doorgevoerd voor een bestemmingsplan dat met name grootschalige bedrijvigheid toelaat. Volgens de raad is de herziening noodzakelijk omdat is gebleken dat de regels voor horecabedrijven in het bestemmingsplan dermate ruim geïnterpreteerd kunnen worden, dat er onbedoelde planologische ruimte wordt geboden voor gebouwen voor nachtverblijf voor arbeidsmigranten. Appellant wil op de door hem gekochte grond huisvesting voor arbeidsmigranten realiseren. Hij voert aan dat ten tijde van de koop het bestemmingsplan dit mogelijk maakte. Hij heeft bij de gemeente een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van 150 units voor 300 arbeidsmigranten. Volgens appellant past de gemeente – vrij vertaald – vertragende tactieken toe om uiteindelijk het verzoek te weigeren. Appellant voert verder aan dat aan het vervallen van de mogelijkheid van logiesvoorzieningen voor arbeidsmigranten geen voldoende zwaarwegend ruimtelijk relevant motief ten grondslag ligt.

De Afdeling tikt de gemeente op de vingers: “(…) De Afdeling stelt vast dat de raad kort voor de vaststelling van het plan (…) wel een ontwerp-verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven voor het verlenen van een buitenplanse omgevingsafwijkingsvergunning voor een logiesgebouw voor arbeidsmigranten aan NL Jobs onder het voorheen geldende plan. (…) Naar het oordeel van de Afdeling getuigt het bij het plan geheel uitsluiten van de logiesmogelijkheid voor arbeidsmigranten, terwijl de raad kort ervoor een ontwerp-verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven voor een omgevingsafwijkingsvergunning voor een logiesgebouw voor arbeidsmigranten aan NL Jobs niet van consistentie. Lees meer in r.o. 12.3 (onderaan) van uitspraak ABRS 20 oktober 2021, no. 201904316/1/R3.

Heeft u als gemeente hulp nodig bij een aanvraag voor huisvesting van arbeidsmigranten? Bel 010 – 307 2273 of vul onderstaand formulier in.

Neem contact op

  • Dit veld is voor validatie doeleinden en moet ongewijzigd blijven.

aantal asielzoekers is ruimtelijk relevant

Aantal asielzoekers in bestemmingsplan in ruimtelijk relevantaantal asielzoekers

De raad van de gemeente Apeldoorn heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor het mogelijk maken van een AZC. Appellanten zijn van mening dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zij geven onder meer aan dat er ten onrechte geen maximum in het bestemmingsplan is opgenomen voor het aantal te huisvesten asielzoekers. Zij vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat door de komst van de asielzoekers op de gekozen locatie.

De Afdeling overweegt onder meer: “Of voldoende draagvlak voor het plan bij de omwonenden bestaat is niet van doorslaggevende betekenis. Dat betekent niet dat het aspect draagvlak geen enkele rol speelt in de besluitvorming. Het streven naar draagvlak vormt een aspect dat zich vertaalt in de belangafweging die het bevoegd gezag bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het voorziene AZC dient te maken. (…) De Afdeling stelt voorop dat de gebruiksmogelijkheden beperkt worden door de in het plan opgenomen bouwvlakken. De Afdeling is niet gebleken van wettelijke voorschriften met betrekking tot de omvang van de woonruimte van een asielzoeker. Dat betekent dat het plan zich niet verzet tegen opvang van meer dan 600 asielzoekers. Uit hetgeen de raad (…) ter zitting hebben verklaard, blijkt dat vooralsnog een opvang van meer dan 600 asielzoekers niet is beoogd. (…) De Afdeling gaat er vanuit dat de raad door een maximum van 600 asielzoekers niet te vermelden in het plan, met het plan meer mogelijk heeft gemaakt dan beoogd. Dit is in strijd met het in artikel 3:2 Awb neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel. (…)”

Lees meer in uitspraak 20 november 2019, no. 201809013/1/R1.

Wat is nu ruimtelijk relevant en wat niet? Voor vragen bel 010 – 268 0689.

 

short stay bestemmingsplan duur bewoning is ruimtelijk niet relevant

Short stay bestemmingsplan: het enkele aspect van duur van bewoning is ruimtelijk niet relevant

Een wat oude uitspraak van begin 2013 die zeker wat betreft de nieuwe invulling van oude gebouwen als short stay woonruimte relevant kan zijn (short stay bestemmingsplan).

De gemeente Amsterdam heeft een nieuw bestemmingsplan voor een gedeelte van de binnenstad vastgesteld. In de planregels bij de bestemming ‘Gemengd’ is opgenomen dat short-stay niet is toegestaan. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt verwezen naar een beleidsnotitie over Short Stay in de binnenstad. De gemeente maakt hier onderscheid tussen nieuwbouwwoningen en de bestaande woningvoorraad.

De Afdeling overweegt: “Nu in de planregels een algemeen verbod is opgenomen op short stay, heeft de deelraad naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende gemotiveerd waarom op dit punt van de voornoemde uitgangspunten in de beleidsnotitie en de Uitwerkingsnotitie is afgeweken. (…) Voor zover de deelraad heeft gewezen op de omstandigheid dat door het toestaan van short stay het aanwezige woon- en leefklimaat ernstig zal worden aangetast, overweegt de Afdeling dat de deelraad niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bestaande legale short stay in het plangebied tot een dusdanige overlast leidt dat het realiseren van short stay onmogelijk moet worden gemaakt.”

noot MH: jammer genoeg wordt het aspect ruimtelijke relevantie en short stay niet in beroep uitvoering behandeld. Toch kan m.i. de conclusie worden getrokken dat de duur van bewoning van woningen alleen niet ruimtelijk relevant is.

Zie uitspraak ABRS 9 januari 2013, no. 201205781/1/R1

omgevingsjurist

Waterberging en bestemmingsplan – capaciteit en technische uitvoering van waterberging ruimtelijk niet relevant

Waterberging en bestemmingsplan – Capaciteit en technische uitvoering van waterberging zijn uitvoeringsaspecten die niet in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld

Het blijft een spanningsveld; wat kun je nu wel of niet opnemen in een bestemmingsplan. Het valt me vooral op dat men steeds meer wil regelen via een bestemmingsplan, ondanks de wens tot deregulering. De juridische grens is vooral: heeft het te regelen onderwerp ‘ruimtelijke relevantie’?

In de waterparagraaf van het bestemmingsplan staat dat er door een combinatie van factoren, waaronder de geplande woningbouw, een verhoogde kans bestaat op wateroverlast op de percelen van appellant. Het rapport beveelt aan om onder meer te voorzien in een waterberging met voldoende infiltratiecapaciteit. Uit het gebruikte rapport blijkt dat het essentieel is om maatregelen te treffen om extra wateroverlast op de gronden van appellant als gevolg van het plan te voorkomen.

Appellant is van mening dat deze maatregelen in het bestemmingsplan hadden moeten worden vastgelegd.

De Afdeling overweegt: dat het benodigde herstel van een gedempte kavelsloot en de aanleg van een drainagebuis maatregelen zijn die niet in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld. De capaciteit en de technische uitvoering van de waterberging, waaronder het infiltratievermogen, zijn uitvoeringsaspecten die evenmin in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld.”

Zie uitspraak ABRS 27 maart 2013, no. 201205606/1/R3

water bestemmingsplan – bouwregels met voorwaardelijke verplichting dat alleen gebouwd kan worden zonder hydrologische gevolgen zijn ruimtelijk relevant

Water bestemmingsplan – bouwregels in bestemmingsplan dat alleen gebouwd mag worden zonder dat er hydrologische gevolgen optreden, zijn ruimtelijk relevant.

Om woningen te kunnen bouwen is het belangrijk dat de watertoets wordt uitgevoerd en nadere onderzoeken naar de waterhuishouding indien nodig. Appellant betoogt dat de gevolgen van de woningbouw voor de waterhuishouding op zijn perceel onvoldoende zijn onderzocht. Verder bevat het plan volgens appellant geen garanties dat de waterafvoer afdoende zal worden geregeld en geen wateroverlast zal ontstaan.

De gemeente stelt zich op het standpunt dat de waterhuishouding voldoende is onderzocht. De gemeente stelt de de initiatiefnemer verplicht is om zodanig te bouwen dat geen negatieve hydrologische gevolgen voor omliggende gronden zullen optreden.

De Afdeling overweegt: Het aanleggen van een waterberging dan wel andere maatregelen om negatieve hydrologische gevolgen voor omliggende gronden als gevolg van het bouwen te voorkomen, zijn in het plan niet verplicht gesteld. Nu uit het besluit blijkt dat de raad het met het oog op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan noodzakelijk acht dat de woningen worden gebouwd zonder dat dergelijke gevolgen optreden, heeft de raad de voorwaarde dat alleen mag worden gebouwd indien dit geen negatieve hydrologische gevolgen heeft voor de omliggende gronden, ten onrechte niet in de planregels opgenomen. Het betoog slaagt.”

Zie uitspraak ABRS 27 december 2012, no. 201109598/1/R3.

 

ruimtelijke relevantie en planregels over gebruik van hoteltuin

Ruimtelijke relevantie planregels bestemmingsplanruimtelijke relevantie

Op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening moet door de raad een bestemmingsplan worden vastgesteld waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plangebied begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Regels in een bestemmingsplan moeten dus ruimtelijke relevantie in zich hebben. 

Het betreffende wijzigingsplan voorziet in een uitbreiding van het aantal hotelkamers en een wijziging van de hoofdingang. Buurtbewoners maken zich zorgen over toenemende inkijk vanaf het hotel in hun woning en vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat. De gemeente geeft in beroep aan dat het voorziene gebruik als hotel het woon- en leefklimaat van appellanten niet meer aantast of leidt tot meer hinder dan het gebruik dat was toegestaan onder het tot dusverre geldende bestemmingsplan. Het perceel is volgens de raad gelegen in verstedelijkt gebied, zodat omwonenden rekening moeten houden met enige hinder. Volgens de raad is het opnemen van het gebruik van de tuin om hinder en overlast te voorkomen in een bestemmingsplan niet mogelijk, nu dit niet ruimtelijk relevant is.

De Afdeling geeft aan dat de bewoners niet aannemelijk hebben gemaakt dat het gewijzigde plan leidt tot een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat: “Gelet hierop heeft de raad van het opnemen van regels omtrent het gebruik van het tuingedeelte van het perceel (…), nog daargelaten of deze ruimtelijk relevant zijn, kunnen afzien.” Lees meer in uitspraak ABRS 4 juli 2012, no. 201111695/1/R1.

Hoewel ik niet exact op de hoogte ben van de details over het plan, ben ik van mening dat planregels over het gebruik van een hoteltuin wel degelijk ruimtelijk relevant kunnen zijn. Als de hoofdingang van het hotel naast een tuin komt te liggen, zal dit het woon- en leefklimaat wel degelijk onevenredig kunnen aantasten. Bijv. omdat bewoners overlast kunnen ervaren van verkeer, geluid van bezoekers of vrachtwagens van leveranciers, parkeeroverlast, etc. In dit geval maakte het hiervoor geldende bestemmingsplan als het gebruik als hotel mogelijk.

 

Paardenhouderij en bestemmingsplan en ruimtelijke relevantie

Paardenhouderij en bestemmingsplan en ruimtelijke relevantiepaardenhouderij en bestemmingsplan

Leeftijdsgrens voor paarden en pony’s is ruimtelijk relevant om een grens te stellen tussen een paardenfokkerij en een paardenhouderij

In de praktijk levert het gemaakte onderscheid tussen een paardenfokkerij en een paardenhouderij dikwijls problemen op. Dit komt omdat het fokken van paarden meestal als een agrarische activiteit wordt beschouwd in de zin van het bestemmingsplan. Het houden van paarden wordt echter niet als een dergelijke activiteit beschouwd. Dit levert dikwijls ongeloof en onbegrip op bij mensen die paarden willen houden in het buitengebied en om die reden een agrarisch perceel hebben gekocht.

Afhankelijk van de definitie die is opgenomen in het bestemmingsplan voor beide begrippen, heeft het onderscheid een nogal grijs gebied. Ook is de grens bijna nooit heel zwart-wit. Veel paardenfokkerijen houden ook paarden. En paardenhouderijen kunnen ook voor een deel paarden fokken.

Persoonlijk vind ik het onderscheid in planologisch opzicht meestal niet erg relevant. Ik denk dat in elk geval de vraag moet worden gesteld wat het planologische impact is van de paardenfokkerij of paardenhouderij in het gebied. Een paardenfokkerij trekt bijv. meestal ook extra verkeer aan van vrachtwagens die de paarden komen halen of brengen. Bij een paardenhouderij zullen er weer meer auto’s verwacht kunnen worden van de eigenaren van de gestalde paarden.

De Afdeling blijft vooral de door de VNG opgestelde Handreiking Paardenhouderij en Ruimtelijke ordening volgen. Zij vindt het standpunt “dat de ruimtelijke uitstraling van paardenfokkerijen verschilt van die van traditionele agrarische bedrijven, zoals paardenhouderijen, niet onredelijk”.

In dit geval had de gemeente vanwege het onderscheid in de planregels opgenomen dat voor een paardenfokkerij voor paarden een leeftijdgrens geldt van 3 jaar.

Gelet op het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid het opnemen van een leeftijdsgrens voor paarden en pony’s ruimtelijk relevant kunnen achten om een grens te stellen tussen een paardenfokkerij en een paardenhouderij”. 

Zie uitspraak ABRS 22 augustus 2012, LJN: BX5251

omgevingsjurist

 

evenementen APV verwijzing in bestemmingsplan is onvoldoende

Evenementen APV: verwijzing naar APV in bestemmingsplan is onvoldoendeevenementen APV

Hierbij weer een uitspraak over evenementen en het bestemmingsplan en een goede ruimtelijke ordening. De bestemming ‘Groen’ in onderhavig bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er evenementen worden georganiseerd. In artikel 1 van de planregels is de definitie opgenomen van ‘evenement’.

Appellanten voeren aan dat het bestemmingsplan het organiseren van evenementen toestaat die leiden tot geluidsoverlast, verminderd uitzicht, uitzicht op geparkeerde auto’s in plaats van groen, aantasting privacy en verkeershinder.

Evenementen APV: De gemeente stelt dat het bestemmingsplan niet tot gevolg heeft dat er allerlei evenementen zomaar kunnen plaatsvinden op het terrein nu hiervoor een vergunning op grond van de APV (evenementenvergunning) nodig is. Volgens de gemeente kunnen aan de evenementenvergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden.

De Afdeling overweegt ‘dat het vaststaat dat het plan geen beperkingen stelt aan het aantal en de duur van de evenementen die kunnen worden gehouden op het terrein waaraan in het plan de bestemming ‘Groen’ is toegekend. Dit geldt, gelet op de ruimte definitie van het begrip ‘evenement’ (…), ook voor het soort evenementen. Gezien de tegenover het terrein liggende woningen van appellanten en de planologische relevantie van de beperking van het aantal, de duur en het soort evenementen, had het op de weg van de raad gelegen om hieromtrent regels te stellen. De raad kon niet volstaan met de stelling dat aan de verlening van een evenementenvergunning beperkingen en voorschriften kunnen worden verbonden waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van appellanten. Het in de APV opnemen van een vergunningplicht voor het houden van evenementen is met name ingegeven vanuit het oogpunt van handhaving van de openbare orde. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenement (…) vormt geen toetsingskader bij de beslissing op een aanvraag om een evenementenvergunning. Dat evenementen mede worden gereguleerd door de APV kan derhalve geen reden zijn om een nadere regeling ten aanzien van evenementen in de planregels achterwege te laten.” Zie ABRS 23 mei 2012, no. 201105405/1/R3.

Een overzicht van meerdere uitspraken over evenementen en een goede ruimtelijke ordening.

geluid horeca is ruimtelijk relevant voor omgeving

Geluid horeca is ruimtelijk relevantgeluid horeca

Casus In deze casus was het gebruik van een sportcafé in strijd met het bestemmingsplan.   Het sportcafé was doorgaans op vrijdag, zaterdag en zondag geopend en werd ook gebruikt voor niet-sportgerelateerde horeca-activiteiten. Volgens appellant waren sinds de peildatum het soort feesten en het geluid dat daarbij werd geproduceerd door het gebruik van geluidsinstallaties, gewijzigd. Het college was van mening dat alle in het sportcafé gehouden activiteiten als gelijksoortige niet-sportgerelateerde activiteiten moesten worden aangemerkt. Het college had hierbij niet de gestelde wijziging in het karakter van de feesten en het bij die feesten geproduceerde geluid betrokken. Het college voerde hierbij aan dat het aspect geluid een milieuaspect is en in een separate handhavingsprocedure op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer aan de orde was geweest.

Overweging Afdeling [geluid horeca] – “Dat het college heeft aangevoerd dat het aspect geluid een milieuaspect is en in een separate handhavingsprocedure op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer aan de orde is geweest, betekent niet dat dit aspect niet kan worden betrokken bij  de beantwoording van voormelde vraag. Een verandering in de wijze waarop de activiteiten worden uitgeoefend dan wel een verschuiving in het type horeca-activiteit waarop de exploitatie is gericht, kan ertoe leiden dat de strijdigheid met het bestemmingsplan wordt vergroot. Een aan die verandering of verschuiving inherente toename van geluid is in dat verband niet zonder betekenis. Zie ABRS 17 augustus 2011, 201011090/1/H1. 

Conclusie voor de praktijk  Geluid is voor de omgeving van een horecaonderneming, naast een belang aspect in milieu regelgeving, ook een ruimtelijk relevant criterium. Dit betekent dat bij ruimtelijke besluiten, zoals de vaststelling van een  bestemmingsplan, geluid een rol kan spelen.

omgevingsjurist

detailhandel bestemmingsplan try en buy

Detailhandel bestemmingsplan try en buy en oppervlaktedetailhandel bestemmingsplan

Appellant betoogt dat de voor try en buy bedoelde oppervlakte ten onrechte niet is meegerekend als detailhandel bij de berekening van de maximaal toegestane oppervlakte aan detailhandel in het plangebied.

De Afdeling overweegt in een uitspraak van 16 november 2011, 201101435/1/R2:

“dat eventuele try en buy volgens de plantoelichting in de winkelruimte kan worden gecreëerd om bepaalde artikelen te testen. Gelet op de definitiebepaling in het bestemingsplan is try en buy verbonden aan detailhandel. De oppervlakte voor try en buy maakt deel uit van het gedeelte van de winkelruimte dat bedoeld is voor het winkelend publiek. Niet valt in te zien dat er een ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen de oppervlakte voor try en buy en de oppervlakte voor detailhandel.” 

Gepubliceerd op 18 november 2011