Overgangsrecht of positief bestemmen in nieuw bestemmingsplan?

Overgangsrecht of positief bestemmen in nieuw bestemmingsplan?

Het valt op dat er veel gemeenten zijn die nieuwe bestemmingsplannen ter inzage leggen tijdens de zomervakantie. Hoewel dat juridisch is toegestaan, vind ik dat richting burgers en bedrijven niet zo netjes. Het hangt wel van het soort plan af. Een bestemmingsplan dat nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt kan prima tijdens de zomervakantie ter inzage worden gelegd. Voor een bestemmingsplan dat nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, mogelijk maakt vind ik dat wat anders.

Zelf ben ik gedurende de zomer bezig geweest met een zienswijze voor een klant tegen een ontwerp-bestemmingsplan dat 80 woningen mogelijk maakt. Bij dit plan kreeg ik de indruk dat de zomervakantie (met de afwezigheid van velen) wel erg goed uitkwam voor de gemeente.

Bij een nieuw bestemmingsplan dat ter inzage ligt is het belangrijk goed op te letten! Nieuwe inzichten van de gemeente over een bepaalde locatie kunnen er bijvoorbeeld toe leiden dat de gemeente een bedrijf niet meer als bedrijf bestemt in een nieuw bestemmingsplan, maar onder het overgangsrecht brengt. Dat de gemeente hier zorgvuldig te werk moet gaan staat buiten twijfel. Zo’n keuze kan namelijk leiden tot planschade. Het maakt een groot verschil of een bouwwerk of een bepaald gebruik onder het overgangsrecht wordt gebracht of positief wordt bestemd in het nieuwe bestemmingsplan. De bescherming van het overgangsrecht is namelijk minder groot dan de mogelijkheden die een positieve bestemming biedt.

Het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van een bepaald gebruik komt veelvuldig voor. Uit uitspraken van de Raad van State blijkt dat de gemeente hier nogal eens steken laat vallen.

Uitzonderingen op positief bestemmen

Het overgangsrecht is een complexe materie waar veel jurisprudentie over is verschenen en allerlei nuances mogelijk zijn. Dit artikel is te kort om er uitvoerig op in te gaan. Het algemene uitgangspunt is echter dat de gemeente legaal gebruik of een bestaand legaal bouwwerk in een nieuw bestemmingsplan positief moet bestemmen. Uitzonderingen op deze regel zijn:

  • er is sprake van nieuwe inzichten van de gemeente voor het plangebied, en
  • het belang bij de beoogde nieuwe bestemming weegt zwaarder dan de gevestigde rechten en belangen van betrokkenen.

Onder deze voorwaarden kan de gemeente het gebruik of het bouwwerk in beginsel onder  het overgangsrecht brengen. De belangenafweging die hier een rol speelt moet uitgebreid gemotiveerd worden door de gemeente.

Het moet verder duidelijk zijn dat het bestaande gebruik binnen de planperiode van 10 jaar wordt beëindigd of dat het bouwwerk wordt gesloopt. Dit is een hele belangrijke eis. In de praktijk gaat het hier regelmatig mis en wordt bestaand gebruik of een bouwwerk wederom onder het overgangsrecht gebracht. Is die verwachting er niet, dan is het bestemmingsplan niet uitvoerbaar en heeft de belanghebbende, zoals de eigenaar, recht op een positieve bestemming voor zijn bouwwerk of het gebruik.

Belangrijke uitspraken voor de praktijk

Uit uitspraken blijkt dat de rechtspraak grote moeite heeft met het (opnieuw) onder het overgangsrecht brengen van een bestaande situatie, indien er geen concrete vooruitzichten zijn met betrekking tot beëindiging van de functie of het bouwwerk binnen de planperiode van 10 jaar.

 

 

Overgangsrecht bestemmingsplan onderzoek doen naar verleden recreatiewoning

Overgangsrecht bestemmingsplan: Voor vraag of beroep kan worden gedaan op gebruiksovergangsrecht is niet bepalend of eveneens beroep kan worden gedaan op het bouwovergangsrecht – gemeente moet onderzoek doen naar gebruik in verleden van recreatiewoning

Appellanten hebben bezwaar tegen de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied, omdat volgens hen ten onrechte geen woonbestemming aan hun perceel is toegekend. Het perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch’ gekregen, evenals in het oude bestemmingsplan. Ze voeren aan dat de recreatiewoning sinds lange tijd permanent wordt bewoond, zodat de raad dit feitelijke gebruik als zodanig in het plan had moeten bestemmen. Verder geven ze aan dat het gemeentebestuur op de hoogte was van het feitelijke gebruik.

De gemeente geeft aan dat het toevoegen van nieuwe burgerwoningen aan het buitengebied niet wenselijk is.

De Afdeling overweegt: “Voor de vraag of een beroep kan worden op het gebruiksovergangsrecht is niet bepalend of eveneens een beroep op het bouwovergangsrecht mogelijk is. De raad had derhalve (…) dienen te onderzoeken of het gebruik was beschermd op grond van het overgangsrecht zoals opgenomen in artikel (…) van de planregels van het thans voorliggende plan, wederom onder de werking van het overgangsrecht zou zijn gebracht. Het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van bestaand gebruik kan onder omstandigheden aanvaardbaar zijn. Hiervoor is in gevallen als het onderhavige in ieder geval vereist dat de gerechtvaardigde verwachting bestaat dat dit gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. De raad had te meer aanleiding moeten zien nader onderzoek te verrichten nu uit de gemeentelijke basisadministratie, dat de raad als uitgangspunt heeft gehanteerd voor het bepalen of sprake is van gebruik dat is toegestaan op grond van het overgangsrecht, blijkt dat sinds 8 oktober 1999 personen staan ingeschreven op het adres. Niet gebleken is dat in de periode van 8 oktober 1999 tot 11 oktober 2007 – de datum waarop volgens de raad het gebruik is begonnen – de recreatiewoning niet in gebruik was voor permanente bewoning. Nu de raad niet heeft onderzocht of het bestaande gebruik was toegestaan op grond van het overgangsrecht, heeft de raad in zoverre bij de voorbereiding van het plan niet de nodige kennis vergaard omtrent de relevante feiten. Gelet op het vorenstaande is het plan in zoverre niet voldoende zorgvuldig voorbereid. Het betoog slaag.”

Zie uitspraak ABRS 17 juli 2013, no. 201206446/1/R2

uitsterfregeling bestemmingsplan bestaand gebruik van gebouw of voor gebruik

Uitsterfregeling bestemmingsplan bestaand gebruik gebouw –

Overweeg bij opnieuw onder overgangsrecht brengen van bestaand gebruik van een gebouw of voor het gebruik een uitsterfregeling kan worden opgenomen in het bestemmingsplan

De laatste tijd weer veel uitspraken van de Afdeling over het overgangsrecht brengen van bestaand gebruik van een gebouw en de beperkingen daarvan.

De standaardoverweging van de Afdeling luidt: “Onder omstandigheden kan het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van het bestaande gebruik van een gebouw aanvaardbaar zijn. Hiervoor is vereist dat aannemelijk is dat deze vorm van gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. Dit is evenwel in dit geval niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop heeft de raad niet in redelijkheid het gebruik als woning als zodanig had moeten worden beschermd, nu gebruik in strijd met een geldende bestemming dan wel gebruik dat onder het overgangsrecht valt in beginsel geen gerechtvaardigde rechten en verwachtingen kan doen ontstaan dat het gebruik als zodanig kan worden bestemd. 

Indien de raad van mening is dat het als zodanig bestemmen van het feitelijke gebruik niet mogelijk is, had het op de weg van de raad gelegen te bezien of voor het gebruik van de bestaande bebouwing op het perceel een uitsterfregeling in het plan had kunnen worden opgenomen. Een dergelijke uitsterfregeling kan bijvoorbeeld inhouden dat het houten gebouw weliswaar als bijgebouw met de daarbij behorende bouwregels wordt bestemd, maar dat in afwijking van het verbod van bewoning, bewoning van dit gebouw wordt toegestaan, met dien verstande dat bij beëindiging van de bewoning van dit gebouw, dit gebruik niet langer is toegestaan. Nu de raad niet in redelijkheid de bewoning van het houten gebouw opnieuw onder het overgangsrecht heeft kunnen brengen en de raad evenmin inzichtelijk heeft gemaakt of voor dit perceel in het plan een andere regeling had kunnen worden opgenomen, is het besluit in zoverre onzorgvuldig tot stand gekomen.”

Zie r.o. 1.6 van uitspraak ABRS 7 november 2012, no. 201202246/1/R3.

geluid horeca is ruimtelijk relevant voor omgeving

Geluid horeca is ruimtelijk relevantgeluid horeca

Casus In deze casus was het gebruik van een sportcafé in strijd met het bestemmingsplan.   Het sportcafé was doorgaans op vrijdag, zaterdag en zondag geopend en werd ook gebruikt voor niet-sportgerelateerde horeca-activiteiten. Volgens appellant waren sinds de peildatum het soort feesten en het geluid dat daarbij werd geproduceerd door het gebruik van geluidsinstallaties, gewijzigd. Het college was van mening dat alle in het sportcafé gehouden activiteiten als gelijksoortige niet-sportgerelateerde activiteiten moesten worden aangemerkt. Het college had hierbij niet de gestelde wijziging in het karakter van de feesten en het bij die feesten geproduceerde geluid betrokken. Het college voerde hierbij aan dat het aspect geluid een milieuaspect is en in een separate handhavingsprocedure op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer aan de orde was geweest.

Overweging Afdeling [geluid horeca] – “Dat het college heeft aangevoerd dat het aspect geluid een milieuaspect is en in een separate handhavingsprocedure op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer aan de orde is geweest, betekent niet dat dit aspect niet kan worden betrokken bij  de beantwoording van voormelde vraag. Een verandering in de wijze waarop de activiteiten worden uitgeoefend dan wel een verschuiving in het type horeca-activiteit waarop de exploitatie is gericht, kan ertoe leiden dat de strijdigheid met het bestemmingsplan wordt vergroot. Een aan die verandering of verschuiving inherente toename van geluid is in dat verband niet zonder betekenis. Zie ABRS 17 augustus 2011, 201011090/1/H1. 

Conclusie voor de praktijk  Geluid is voor de omgeving van een horecaonderneming, naast een belang aspect in milieu regelgeving, ook een ruimtelijk relevant criterium. Dit betekent dat bij ruimtelijke besluiten, zoals de vaststelling van een  bestemmingsplan, geluid een rol kan spelen.

omgevingsjurist