Overgangrecht bestemmingsplan en uitsterfregeling bij illegaal bestaand gebruik

Overgangsrecht bestemmingsplan en uitsterfregelingovergangsrecht bestemmingsplan

Gemeente moet bij bestaand illegaal gebruik altijd onderzoeken of gebruik onder uitsterfregeling overgangsrecht bestemmingsplan kan worden gebracht

Bij de actualisatie van bestemmingsplannen gebeurt het dikwijls dat de raad bestaand gebruik opnieuw onder het overgangsrecht brengt. De raad moet zich echter wel realiseren dat in een dergelijk geval de vorm van gebruik binnen de planperiode van 10 jaar zal of moet worden beëindigd. Indien dit op voorhand niet duidelijk is kan de raad bestaand gebruik niet ‘zo maar’ opnieuw onder het overgangsrecht brengen.

Moet de raad in een dergelijk geval het gebruik positief bestemmen? Nee, dat hoeft ook niet. Het gebruik valt namelijk al onder het overgangsrecht van het vigerende bestemmingsplan. Er bestaat nog een tussenweg: een uitsterfregeling opnemen in het nieuwe bestemmingsplan. Een bestemmingsplan kan een bepaald gebruik dat feitelijk aanwezig is, maar minder gewenst is, wel toestaan in de doeleindenomschrijving en tegelijkertijd de regel bevatten dat indien het gebruik voor bijv. woondoeleinden beëindigd wordt, dat gebruik niet mag worden hervat.

In een uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014, no. 201205174/1/R4 komt de uitsterfregeling ter sprake in r.o. 27.2.1:

De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het gebruik als weiland op zichzelf niet op ruimtelijke bezwaren stuit. Indien de raad niettemin van mening is dat het als zodanig bestemmen van het feitelijke gebruik niet mogelijk is, had het op de weg van de raad gelegen te bezien of voor het gebruik een uitsterfregeling in het plan had kunnen worden opgenomen. Nu de raad niet in redelijkheid het gebruik van de gronden als weiland opnieuw onder  het overgangsrecht heeft kunnen brengen en de raad evenmin heeft bezien of voor deze gronden in het plan een andere regeling had kunnen worden opgenomen, is het besluit in zoverre onzorgvuldig voorbereid tot stand gekomen. (…).”

uitsterfregeling bestemmingsplan bestaand gebruik van gebouw of voor gebruik

Uitsterfregeling bestemmingsplan bestaand gebruik gebouw –

Overweeg bij opnieuw onder overgangsrecht brengen van bestaand gebruik van een gebouw of voor het gebruik een uitsterfregeling kan worden opgenomen in het bestemmingsplan

De laatste tijd weer veel uitspraken van de Afdeling over het overgangsrecht brengen van bestaand gebruik van een gebouw en de beperkingen daarvan.

De standaardoverweging van de Afdeling luidt: “Onder omstandigheden kan het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van het bestaande gebruik van een gebouw aanvaardbaar zijn. Hiervoor is vereist dat aannemelijk is dat deze vorm van gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. Dit is evenwel in dit geval niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop heeft de raad niet in redelijkheid het gebruik als woning als zodanig had moeten worden beschermd, nu gebruik in strijd met een geldende bestemming dan wel gebruik dat onder het overgangsrecht valt in beginsel geen gerechtvaardigde rechten en verwachtingen kan doen ontstaan dat het gebruik als zodanig kan worden bestemd. 

Indien de raad van mening is dat het als zodanig bestemmen van het feitelijke gebruik niet mogelijk is, had het op de weg van de raad gelegen te bezien of voor het gebruik van de bestaande bebouwing op het perceel een uitsterfregeling in het plan had kunnen worden opgenomen. Een dergelijke uitsterfregeling kan bijvoorbeeld inhouden dat het houten gebouw weliswaar als bijgebouw met de daarbij behorende bouwregels wordt bestemd, maar dat in afwijking van het verbod van bewoning, bewoning van dit gebouw wordt toegestaan, met dien verstande dat bij beëindiging van de bewoning van dit gebouw, dit gebruik niet langer is toegestaan. Nu de raad niet in redelijkheid de bewoning van het houten gebouw opnieuw onder het overgangsrecht heeft kunnen brengen en de raad evenmin inzichtelijk heeft gemaakt of voor dit perceel in het plan een andere regeling had kunnen worden opgenomen, is het besluit in zoverre onzorgvuldig tot stand gekomen.”

Zie r.o. 1.6 van uitspraak ABRS 7 november 2012, no. 201202246/1/R3.