Weigering wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan goed onderbouwen

Weigering wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan goed onderbouwen

Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan – Een gemeente heeft een aanvraag binnengekregen voor de wijziging van de geldende bestemming ten behoeve van de plaatsing van windturbines. De wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan maakt het mogelijk de bestemming te wijzigen voor de plaatsing van windturbines. De gemeente heeft in het weigeringsbesluit aangegeven dat de vaststelling van het wijzigingsplan niet in het belang is van een goede ruimtelijke ordening. Verder is de gemeente de mening toegedaan dat de windturbines afbreuk doen aan de landschappelijke waarden van het open landschap.

De Afdeling overweegt:De Afdeling heeft (…) overwogen dat de wijzigingsbevoegdheid in dit geval betrekking heeft op een gebied dat niet van grote omvang is en dat de oude bestemming slechts kan worden gewijzigd in één nieuwe bestemming. De planologische afweging heeft derhalve al plaatsgevonden bij de beoordeling van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. (…)”. 

Behalve de wijzigingsvoorwaarden in het bestemmingsplan is ook het voorgaande belangrijk: de planologische afweging heeft al in een eerder stadium plaatsgevonden. Dit betekent in de praktijk voor gemeenten dat zij het weigeringsbesluit extra goed dienen te motiveren (verzwaarde motiveringsplicht) en niet simpel kunnen afdoen met de onderbouwing dat de wijziging niet wenselijk is.

Overgangsrecht of positief bestemmen in nieuw bestemmingsplan?

Overgangsrecht of positief bestemmen in nieuw bestemmingsplan?

Het valt op dat er veel gemeenten zijn die nieuwe bestemmingsplannen ter inzage leggen tijdens de zomervakantie. Hoewel dat juridisch is toegestaan, vind ik dat richting burgers en bedrijven niet zo netjes. Het hangt wel van het soort plan af. Een bestemmingsplan dat nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt kan prima tijdens de zomervakantie ter inzage worden gelegd. Voor een bestemmingsplan dat nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, mogelijk maakt vind ik dat wat anders.

Zelf ben ik gedurende de zomer bezig geweest met een zienswijze voor een klant tegen een ontwerp-bestemmingsplan dat 80 woningen mogelijk maakt. Bij dit plan kreeg ik de indruk dat de zomervakantie (met de afwezigheid van velen) wel erg goed uitkwam voor de gemeente.

Bij een nieuw bestemmingsplan dat ter inzage ligt is het belangrijk goed op te letten! Nieuwe inzichten van de gemeente over een bepaalde locatie kunnen er bijvoorbeeld toe leiden dat de gemeente een bedrijf niet meer als bedrijf bestemt in een nieuw bestemmingsplan, maar onder het overgangsrecht brengt. Dat de gemeente hier zorgvuldig te werk moet gaan staat buiten twijfel. Zo’n keuze kan namelijk leiden tot planschade. Het maakt een groot verschil of een bouwwerk of een bepaald gebruik onder het overgangsrecht wordt gebracht of positief wordt bestemd in het nieuwe bestemmingsplan. De bescherming van het overgangsrecht is namelijk minder groot dan de mogelijkheden die een positieve bestemming biedt.

Het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van een bepaald gebruik komt veelvuldig voor. Uit uitspraken van de Raad van State blijkt dat de gemeente hier nogal eens steken laat vallen.

Uitzonderingen op positief bestemmen

Het overgangsrecht is een complexe materie waar veel jurisprudentie over is verschenen en allerlei nuances mogelijk zijn. Dit artikel is te kort om er uitvoerig op in te gaan. Het algemene uitgangspunt is echter dat de gemeente legaal gebruik of een bestaand legaal bouwwerk in een nieuw bestemmingsplan positief moet bestemmen. Uitzonderingen op deze regel zijn:

  • er is sprake van nieuwe inzichten van de gemeente voor het plangebied, en
  • het belang bij de beoogde nieuwe bestemming weegt zwaarder dan de gevestigde rechten en belangen van betrokkenen.

Onder deze voorwaarden kan de gemeente het gebruik of het bouwwerk in beginsel onder  het overgangsrecht brengen. De belangenafweging die hier een rol speelt moet uitgebreid gemotiveerd worden door de gemeente.

Het moet verder duidelijk zijn dat het bestaande gebruik binnen de planperiode van 10 jaar wordt beëindigd of dat het bouwwerk wordt gesloopt. Dit is een hele belangrijke eis. In de praktijk gaat het hier regelmatig mis en wordt bestaand gebruik of een bouwwerk wederom onder het overgangsrecht gebracht. Is die verwachting er niet, dan is het bestemmingsplan niet uitvoerbaar en heeft de belanghebbende, zoals de eigenaar, recht op een positieve bestemming voor zijn bouwwerk of het gebruik.

Belangrijke uitspraken voor de praktijk

Uit uitspraken blijkt dat de rechtspraak grote moeite heeft met het (opnieuw) onder het overgangsrecht brengen van een bestaande situatie, indien er geen concrete vooruitzichten zijn met betrekking tot beëindiging van de functie of het bouwwerk binnen de planperiode van 10 jaar.

 

 

Hondenkennel niet in strijd met bestemming Wonen

Hondenkennel niet in strijd met bestemming ‘Wonen’

Een wat opmerkelijke uitspraak van de Afdeling die ruimte biedt voor hondenliefhebbers. De gemeente had een last onder dwangsom opgelegd voor het houden en fokken van 8 honden. Volgens de gemeente was dit gebruik in strijd met het bestemmingsplan. In de woning waren 5 hondenbenches aanwezig, in de schuur 6 hondenhokken en in een deel van de tuin was een hondenren met een hondenhok opgericht.

De Afdeling overweegt als volgt: “De vraag of het door appellante van het perceel gemaakte gebruik ten behoeve van het houden van 8 honden in strijd is met de bestemming ‘Wonen-1’, dient te worden beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Bepalend is of deze uitstraling van dien aard is dat deze planologisch gezien niet meer valt te rijmen met de woonfunctie van het betrokken perceel. 

Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de ruimtelijke uitstraling van de door appellante gehouden honden niet leidt tot strijd met de op het perceel rustende woonbestemming. Appellante heeft ter zitting onweersproken gesteld dat met de honden niet wordt gefokt. Het college is daarin het besluit (…) ten onrechte van uitgegaan. Dat in de woning en schuur benches en hondenhokken aanwezig zijn en dat in een deel van de tuin een hondenren met een hondenhok is opgericht waarin de honden overdag verblijven, geeft onvoldoende grond voor het oordeel dat het hobbymatig houden van 8 honden zich niet verhoudt met de woonbestemming. Nu appellante niet in strijd met de bestemmingsplanvoorschriften heeft gehandeld, heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het college bevoegd was handhavend op te treden. Het betoog slaagt.”

Zie uitspraak ABRS 29 mei 2013, no. 201207898/1/A1

bodemenergiesystemen en bestemmingsplan

bodemenergiesystemen en bestemmingsplan

Het wordt steeds drukker in de ondergrond van Nederland. Er liggen diverse leidingen, systemen voor ondergrondse warmte- en koudeopslag, ondergrondse bouwwerken, archeologische schatten, etc. in de bodem.

Hoewel het regelen van de ondergrond in het bestemmingsplan al sinds lange tijd mogelijk is, wordt er in de praktijk door gemeenten nog relatief weinig gebruik van gemaakt. We zijn namelijk nogal visueel ingesteld. De ondergrondse belevingswereld bestaat eigenlijk niet voor ons.

Op 1 juli 2013 treedt het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen in werking. Hiermee wordt een belangrijke impuls gegeven aan het regelen op gemeentelijk niveau van de ondergrond. Het college van b&w krijgt een grotere rol toebedeeld bij ondergrondse energiesystemen.

Hoewel dit specifieke besluit voornamelijk regels bevat voor warmte- en koudeopslag systemen, is het belangrijk om te realiseren dat er voor gemeenten een belangrijke taak ligt om de drukte in de bodem te reguleren via het bestemmingsplan. Dit beperkt zich uiteraard tot de ruimtelijk relevante aspecten.

Het Besluit bodemenergiesystemen in vogelvlucht

Volgens de Nota van Toelichting wordt met het besluit beoogd de toepassing van bodemenergiesystemen te stimuleren voor het verwarmen en koelen van woningen en bedrijven. Bij de toepassing ervan moet sprake zijn van een duurzaam gebruik van bodem en water. Naar verwachting zal het gebruik van duurzame bodemenergie de komende jaren sterk toenemen.

Wat zijn bodemenergiesystemen?

Bodemenergiesystemen maken voor de verwarming en koeling van gebouwen gebruik van de warmte en koude die in de bodem aanwezig is als gevolg van de constante temperatuur van de bodem. Er wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten bodemenergiesystemen. Bij open systemen is sprake van verplaatsing van grondwater. Bij gesloten systemen is dit niet het geval en wordt het water door buizen geleid, zonder dat het direct in contact komt met het grondwater. Na afkoeling of opwarming onder invloed van de constante bodemtemperatuur kan het water voor de verwarming en/of koeling van gebouwen worden gebruikt.

Op dit moment zijn er nog weinig specifieke regels voor het plaatsen van bodemenergiesystemen in de ondergrond en geldt het beginsel ‘Wie het eerst komt, wie het eerst pompt’, terwijl de druk op de ondergrond steeds meer toeneemt. Het Wijzigingsbesluit heeft onder meer de volgende doelstellingen:

  • verbeteren kwaliteit en betrouwbaarheid van bodemenergiesystemen;
  • voorkomen van interferentie tussen bodemenergiesystemen buiten interferentiegebieden;
  • invoeren van gebiedsgericht beleid in drukke gebieden of gebieden met een grote energiebehoefte;
  • voorkomen dat voor bodemenergiesystemen in vergelijkbare omstandigheden verschillende eisen gelden.

Als gevolg van de inwerkingtreding worden onder meer het Besluit omgevingsrecht, de Waterwet en het Activiteitenbesluit aangepast.

Wat zijn de ruimtelijk relevante aspecten?

In de praktijk wordt er nog relatief weinig geregeld in bestemmingsplannen over de ondergrond, ondanks het feit dat artikel 1.1, lid 2 Wro expliciet bepaalt dat het begrip ‘grond’ ook de ondergrond betreft. In de gevallen dat er wat geregeld is over het ondergronds bodemgebruik hangt dit meestal samen met een bovengronds bouwwerk, zoals een parkeergarage. De ordening van op zichzelf staande vormen van ondergronds ruimtegebruik, zoals leidingen en kabels, vindt nog maar weinig plaats.

Door de toenemende drukte in de bodem kunnen de diverse leidingen, bouwwerken, etc. elkaar in de weg zitten. Dit geldt ook voor bodemenergiesystemen. Een al aanwezig bodemenergiesysteem kan een nieuw energiesysteem belemmeren als er niet vooraf is nagedacht over het gewenste bodemgebruik in een bepaald gebied.

Volgens de NvT bij het wetsvoorstel is één van de doelstellingen dat het meer gebruik maken van bodemenergie niet ten koste mag gaan van het belang en de bescherming van de bodem. Het beginsel ‘Wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ dient volgens de NvT dan ook doorbroken te worden. De verstoring kan voorkomen worden door een betere ordening van de bodemenergiesystemen en andere bodemfuncties. Welke rol kan het bestemmingsplan hierin vervullen?

Ruimtelijke relevantie ondergrondse energiesystemen

De vraag is welke onderdelen van het ondergrondse ruimtegebruik voor energiesystemen ruimtelijk relevant zijn en via het bestemmingsplan (nader) geregeld kunnen worden. Het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen beperkt zich het algemene beschermingsniveau van de bodem en een doelmatig gebruik van bodemenergie. Dit laatste aspect is niet ruimtelijk relevant. Het beschermingsniveau van de bodem is wel ruimtelijk relevant en kan via het bestemmingsplan meer specifiek worden geregeld. Bij de aanleg van ondergrondse energiesystemen kunnen als gevolg van zettingen bijv. gebouwen verzakken, kabels of leidingen worden beschadigd, etc.

Dit kan voorkomen worden door vooraf – op gebiedsniveau – na te denken over het gewenste bodemgebruik binnen een gemeente. Ook kunnen voorkeurslocaties worden aangewezen voor bodemenergiesystemen, buisleidingen, etc. in een bestemmingsplan. Het kan ook nodig zijn om bepaald ondergronds bodemgebruik te verbieden in een gebied.

Om nadelige gevolgen te voorkomen en te overzien is het belangrijk dat de gemeente de regie houdt over het gebruik van de ondergrondse ruimte. De gewenste richting voor  bodemenergiesystemen in een gebied kan planologisch-juridisch worden verankerd in een bestemmingsplan, bijv.:

  • gebieden aanwijzen waar ondergrondse energiesystemen (niet) zijn toegestaan;
  • bepalen welke ondergrondse energiesystemen in een gebied worden toegelaten (voorzover deze van invloed kunnen zijn op het gebruik van de bodem en dus ruimtelijk relevant zijn).

 

 

milieu in bestemmingsplan

Milieu in bestemmingsplan – nog steeds zijn er opstellers van bestemmingsplannen die denken dat milieu en ruimtelijke ordening twee gescheiden trajecten zijn:

  1. bestemmingsplan
  2. milieuvergunning (omgevingsvergunning voor milieu).

Dat is al lange tijd niet zo. Het onderdeel milieu maakt onderdeel uit van een totale belangenafweging die moet plaatsvinden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

In een uitspraak van 28 november 2012, no. 201108855/1/R2 komt dit onderwerp aan de orde en legt de Afdeling haarfijn uit waarom het onderdeel milieu moet worden meegewogen bij ruimtelijke besluitvorming:

Ten aanzien van het in het plan voorziene gebruik van de gronden in het zuidoosten van het plangebied voor een hondenkennel, – opvang en – africhtstation en/of het fokken van honden, overweegt de Afdeling dat een bestemmingsplan dient te strekken tot een goede ruimtelijke ordening. Voor de beantwoording van de vraag of een bestemmingsplan voldoet aan deze eis kan niet worden volstaan met een verwijzing naar een toets die in het kader van een eventueel te verlenen omgevingsvergunning voor milieu moet worden uitgevoerd, zoals de raad heeft gedaan. Nog daargelaten de andere aard van een toets aan de milieuregelgeving en een toets in het kader van een goede ruimtelijke ordening, had de raad in de door appellant genoemde uitspraak van de Afdeling aanleiding moeten zien om te bezien of in het gebied waaraan in het ontwerpplan de bestemming (…) was toegekend, onevenredige geluidhinder kan ontstaan ten gevolge van het met de bestemming (…) mogelijk gemaakte gebruik. De opmerking van de raad dat sprake is van toelatingsplanologie ontslaat de raad geenszins van de verplichting om voor alle in het plan voorziene mogelijkheden bij de vaststelling van het plan te bezien of deze strekken tot een goede ruimtelijke ordening. Nu de raad geen blijk heeft gegeven van een belangenafweging, is het plan in zoverre reeds om die reden vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.’

Betrek dus milieu, of het nu het onderdeel geluid is of zonering altijd bij de besluitvorming over een bestemmingsplan!

 

omgevingsjurist

actualisatie bestemmingsplan en oude bestemmingen

Actualisatie bestemmingsplan en het overnemen van voorheen geldende bestemmingenactualisatie bestemmingsplan

Het actualiseren van bestemmingsplannen leidt er vaak toe dat bestaande bestemmingen in het plangebied geheel worden overgenomen. Dat lijkt op zich heel verstandig, mede gezien bestaande rechten van eigenaren. Ook is het qua werk en in tijd goedkoper om het zo te doen. Onderstaande uitspraak van 29 augustus 2012, no. 201102653/1/R1 toont nog eens aan dat het nodig is om toch eens kritisch naar bepaalde bestemmingen te kijken (actualisatie bestemmingsplan).

De gemeente had in dit bestemmingsplan de geldende agrarische bestemming overgenomen uit het oude plan. Het perceel is geheel overwoekerd en is omgeving door houtopstanden. Verder zijn er restanten te vinden van bedrijfsmatig gebruik, zoals een romneyloods. Volgens de eigenaar van het perceel zal de agrarische bestemming dan ook nooit gerealiseerd worden, omdat hij geen agrarische activiteiten uitoefent, het perceel niet geschikt is voor agrarisch gebruik vanwege de beperkte omvang en de aanwezige bodemverontreiniging. Verder ontbreken er bouwmogelijkheden.

Volgens de Afdeling wijst het deskundigenbericht uit dat de kosten voor het multifunctioneel saneren hoger zijn voor een agrarisch terrein dan bij een ontwikkeling als bedrijventerrein, terwijl het perceel minder opbrengstpotentie heeft. Ter zitting is verder gebleken dat de kosten voor de sanering voor rekening zullen komen voor appellant. Gelet op het voorgaande en gelet op de omstandigheid dat de kosten voor multifunctionele sanering niet onaanzienlijk zijn, is niet uitgesloten dat appellant de kosten die hij moet maken van de sanering, niet met de realisering van de agrarische bestemming die aan het perceel is toegekend kan terugverdienen. Gelet op het voorgaande alsmede gezien de voorgeschiedenis zoals weergegeven in 2.7.4 en 2.7.5 ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de raad onder de gegeven omstandigheden onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bij de vaststelling van het plan onverkort is vastgehouden aan een soortgelijke bestemming als onder het voorgaande plan voor het perceel”.

omgevingsjurist

toverformule bestemmingsplan en Wabo

Toverformule bestemmingsplan en Wabotoverformule bestemmingsplan

In veel oude bestemmingsplannen is de zogeheten ‘toverformule‘ opgenomen. Deze bepaling berust op artikel 15 van de WRO. Het gaat bij de toverformule bestemmingsplan om een – in de praktijk beperkt bruikbare – afwijkingsbevoegdheid (of vrijstelling), waarmee het algemene gebruiksverbod om gronden of  bouwwerken te gebruiken in strijd met de in het plan gegeven bestemming voor een concreet geval terzijde kan worden gesteld. Vrijstelling voor een ander gebruik (niet voor bouwwerken) is volgens de jurisprudentie van de Afdeling alleen mogelijk, als een zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is en tegen de beoogde nieuwe gebruiksvorm geen dringende bezwaren bestaan. Vooral de zinsnede ‘als een zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is’ gaf (en geeft) in de praktijk veel problemen. Gelukkig zien we de toverformule in nieuwe bestemmingsplannen niet meer terug.

Wanneer is daar sprake van? Bijv. in het geval het gebruik van een gebouw in het buitengebied met een agrarische bestemming, terwijl ter plaatse naar agrarische gebouwen van die soort als gevolg van sociale, economische of ruimtelijke ontwikkelingen geen vraag meer bestaat. Dat dit niet altijd geldt bewijst onderstaande uitspraak van 4 juli 2012.

Aan de gebruiker en eigenaar van een tuinbouwkas met agrarische bestemming had de gemeente een last onder dwangsom opgelegd vanwege de stalling van caravans, boten en het opslaan van materialen van anderen. Het gebruik is in strijd met het bestemmingsplan. Appellant doet een beroep op de toverformule, nu het exploiteren van zijn glastuinbouwbedrijf op het perceel financieel niet meer haalbaar is. De Afdeling geeft aan dat zijn betoog faalt:

Appellant betoogt tevergeefs dat het voor hem financieel niet meer haalbaar is om een glastuinbouwbedrijf op het perceel te exploiteren, reeds nu deze omstandigheid niet betekent dat het perceel objectief gezien niet meer voor agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van glastuinbouwbedrijf zou kunnen worden gebruikt.” 

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (in onder meer de uitspraak van 6 mei 2009, LJN: BI2969) is het verlenen van een vrijstelling op de voet van de zogeheten toverformule eerst mogelijk en ook verplicht, indien een zinvol gebruik overeenkomstig het geldende bestemmingsplan objectief gezien niet meer mogelijk is. Er bestaat geen aanleiding om daar onder de werking van  de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht anders over te denken.” Zie uitspraak ABRS 4 juli 2012, LJN: BX0296.

Tip voor de praktijk: Bent u zelf eigenaar van een schuur of ander gebouw in het buitengebied dat niet meer voor agrarische doeleinden wordt gebruikt? Ga tijdig met de gemeente om de tafel en vraag na wat de planologische mogelijkheden zijn. De gemeente is meestal bereid om mee te denken. Een verzoek om een herziening van het bestemmingsplan van de betreffende locatie is meestal kansrijker dan een beroep op de toverformule.

omgevingsjurist

 

 

webwinkel en bestemmingsplan tips

Webwinkel en bestemmingsplan tipswebwinkel en bestemmingsplan

Detailhandel via internet bezorgt gemeenten hoofdbrekens

De verkoop via internet is in 2011 sterk gegroeid. De verwachting is dat de Nederlandse interneteconomie ook de komende jaren fors zal groeien. Detailhandel via internet bezorgt zowel gemeenten als ondernemers nogal eens hoofdbrekens. Regelmatig komt in het nieuws dat de gemeente een ondernemer belemmert om een webwinkel te beginnen. Dat beeld is naar mijn mening ongenuanceerd en onjuist. Wel is het zo dat deze vorm van detailhandel meestal niet past in de reguliere definities die in bestemmingsplannen worden gebruikt. Ook lastig is dat er verschillende vormen van internetwinkels zijn:

  • webshop waar alleen een elektronische transactie tot stand komt
  • webshop met opslag en verzending
  • webshop met tevens afhaalmogelijkheid
  • webshop met afhaalmogelijkheid en mogelijkheid om producten ter plaatse te bekijken.
Webwinkel en bestemmingsplan: is het mogelijk een webshop te beginnen in een woning?
Het is belangrijk om voor de start van een webshop eerst het bestemmingsplan te bekijken. In het bestemmingsplan is het gebruik van gronden en de hoogte van bouwwerken geregeld. De bestemming en de planregels geven aan wat wel en niet is toegestaan. Bij de gemeente kun je het bestemmingsplan opvragen en inzien. Bestemmingsplannen die na 1 juli 2008 zijn vastgesteld door de gemeente zijn digitaal te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl. Oudere plannen kun je inzien bij het loket van Bouwen en wonen bij de gemeente.
Ruimtelijke uitstraling van webshop is belangrijk
Indien voor de woning de bestemming ‘Wonen’ of ‘Woondoeleinden’ geldt is het in de meeste gevallen mogelijk een webwinkel te beginnen in een woning. Het hangt echter af welke ruimtelijke uitstraling de internetwinkel heeft. De webshop mag geen ‘groot ruimtelijk impact’ hebben. Dit houdt in dat de webshop ondergeschikt moet blijven aan het hoofdgebruik als woning. De verkoop van producten mag bijv. niet leiden tot meer bezoekers. Dit kan immers leiden tot parkeerproblemen in de nabije omgeving. Hou er rekening mee dat gemeenten hier vaak klachten over ontvangen van buurtbewoners. Voorkom dus dat klanten de aangekochte spullen moeten ophalen.
Ook het aanhouden van grote voorraden (opslag van goederen) kan leiden tot overlast voor de buurt of er voor zorgen dat de woonfunctie niet meer het hoofdgebruik van de woning is. Er ontstaat in dat geval strijd met het bestemmingsplan. De gemeente kan dan handhavend gaan optreden. Ook een reclamebord voor de webshop aan de woning is meestal niet toegestaan. Heeft een webshop wel een groot ruimtelijk impact dan zal de gemeente de webshop meestal als detailhandel aanmerken en is het gebruik op grond van de bestemming ‘Wonen’ of ‘Woondoeleinden’ niet toegestaan.
Belangrijkste aandachtspunten
  • check vooraf het bestemmingsplan bij de gemeente
  • laat klanten de aangekochte goederen niet ophalen bij de woning, maar laat de goederen per post verzenden
  • voorkom grote voorraden die tot overlast voor de buurt kunnen leiden of tot strijdig gebruik van de woning
  • reclameborden voor de webshop aan de woning zijn niet toegestaan
  • voorkom overlast voor de buurt
Meer weten?