Hoveniersbedrijf niet beperken in bedrijfsvoering

Hoveniersbedrijf niet beperken in bedrijfsvoering door woningenhoveniersbedrijf

Met een nieuw bestemmingsplan wordt de bouw van 18 ruimte-voor-ruimte woningen mogelijk gemaakt. Een nabij gelegen hoveniersbedrijf is er niet blij mee. De eigenaar vreest voor beperkingen in de bedrijfsvoering van zijn boomkwekerij. Het versnipperen van hout en tuinafval kan volgens hem hinder opleveren voor de nieuwe bewoners.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende onderzocht of ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Volgens de Afdeling heeft de raad onvoldoende onderzocht wat het aspect geluid voor gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat. Hierbij gaat het vooral om het versnipperen van hout en tuinafval. Volgens de raad is een strook van 15 meter voldoende tussen de kadastrale grens van het bedrijf en de woningen. Binnen die strook mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Lees de details in r.o. 8 e.v. van uitspraak ABRS 7 februari 2024, no. 202200542/1/R2.

Noot: Nog afgezien van de juridische details is het belangrijk dat een gemeente bij nieuwe woningen goed onderzoekt of er wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de nieuwe bewoners. In de praktijk wordt veel te krap bekeken of de bedrijfsvoering van een ondernemer nog wel acceptabel is door de komst van woningen. Bedrijven hebben ruimte nodig voor een normale bedrijfsvoering. Dat is niet altijd een kwestie van keurig naar de richtafstanden kijken van de VNG-brochure. Het is ook gezond verstand. Verkeer van en naar een bedrijfslocatie in de vroege ochtend, laden en lossen, piekgeluiden, etc. Het hoort er bij. Om die reden is het belangrijk – voor beide partijen – om woningen niet te dicht bij een bedrijfslocatie te situeren. Dat is vragen om problemen.

 

 

 

Vergunningvrij bouwen en beperking bedrijfsvoering

Vergunningvrij bouwen en beperking bedrijfsvoering

Sinds een jaar of vijf hebben gemeenten minder oog voor de belangen van ondernemers op bedrijventerreinen. Het credo van de afgelopen jaren is: bouwen, bouwen en nog eens bouwen. Met bouwen wordt vooral het bouwen van woningen bedoeld. Er worden veel trucs uitgehaald om maar net te voldoen aan de wettelijke normen zonder oog te hebben voor de belangen van bedrijven. Bedrijvigheid en wonen gaan meestal niet goed samen.

Gebieden mengen en flexibiliteit zijn trends van de afgelopen jaren. Het klinkt mooi en het zorgt ook voor dynamiek in die gebieden. Misschien wel te veel dynamiek. Wat vergeten wordt is dat bedrijven ook ruimte nodig hebben voor bedrijvigheid. Het laden en lossen van goederen bijvoorbeeld zorgt vrijwel altijd voor enige overlast. Het gebeurt meestal in de vroege ochtenduren. Vooral bewoners van appartementen hebben hier last van. Het geluid gaat omhoog en de bebouwing en verharding zijn een soort van klankkast. Formeel wordt er wellicht voldaan aan de normen, maar die toetsing is echt te beperkt.

Iets soortgelijks kwam ook aan de orde in een uitspraak van de Raad van State van 10 januari 2024 (no. 202200630/1/R3). In het bestemmingsplan wordt de bestemming Wonen verruimd nabij een bestaand industrieterrein. Een ondernemer is er niet blij mee en stelt beroep in. Hij betoogt dat de nieuwbouw van woningen ten onrechte niet is gemotiveerd. Volgens hem leidt het vastgestelde plan tot een inperking van de bedrijfsmogelijkheden vanwege de vergroting van de woonbestemming.  Voor details wordt verwezen naar r.o. 4 van de uitspraak.

De Afdeling overweegt het volgende: “De raad heeft niet geoordeeld of dichter bij het perceel van appellante en andere vergunningvrij een milieugevoelige functie opgericht kan worden”. 

De Afdeling heeft eerder overwogen dat in een concreet geval, wanneer locatie-specifieke omstandigheden hiertoe aanleiding geven en dit strekt tot een goede ruimtelijke ordening, een planregeling kan worden opgenomen die vergunningvrij bouwen aan banden legt”. 

In deze uitspraak geeft de Afdeling ook een voorbeeld van een planregeling hoe dit geregeld kan worden. Zie r.o. 5.2.

vergunningvrij bouwen

Houden van paarden bij woning is hobbymatig

Houden van paarden bij woning is hobbymatighouden van paarden

Is het houden van paarden bij een woning nu bedrijfsmatig of hobbymatig? Vaak komen deze vragen aan de orde bij handhavingsverzoeken. Buren ervaren geur- of vliegenoverlast en bellen met de gemeente. In dit geval ging het ook om een verzoek om handhaving. Naar aanleiding daarvan heeft de gemeente ter legalisatie een omgevingsvergunning verleend voor een mestput.

Appellante ervaart overlast van de activiteiten met de paarden en heeft om handhaving verzocht bij de gemeente. Volgens haar had de gemeente de vergunning niet mogen verlenen. Op de locatie geldt gedeeltelijk een woonbestemming.

De Afdeling overweegt als volgt: “Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 28 oktober 2020 (…) heeft overwogen, hangt het van de specifieke omstandigheden van het geval af of het houden van paarden in overeenstemming is met de woonbestemming. Daarbij is bepalend of de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft, van dien aard is dat deze planologisch gezien niet meer valt te rijmen met de woonfunctie van het betrokken perceel. Of de activiteit een inrichting in de zin van (…) de Wm is, is daarvoor niet bepalend. Het enkele feit dat de mestput een inrichting is, is dus geen reden om te oordelen dat er strijd met de woonbestemming is. 

Weliswaar zijn er op het perceel diverse voorzieningen aanwezig voor het houden van paarden, maar dit betekent op zichzelf nog niet dat er sprake is van een op winst gerichte bedrijfsmatige exploitatie en bedrijfsmatige commerciële activiteiten. Het betekent ook niet dat er strijd is met de woonbestemming. Ook de advertentie van een weekendhulp duidt hier niet op, net als de omstandigheid dat een groot deel van het perceel wordt gebruikt voor het houden van paarden en de daarbij komende werkzaamheden. Op de zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat zij op dit moment 2 paarden en een pony op het perceel heeft, maximaal 4 dieren tegelijk op het perceel heeft gehouden en nooit meer dan 2 paarden op het perceel heeft bereden. Ook heeft zij toegelicht dat er geen rijlessen op het perceel worden aangeboden, maar dat kennissen incidenteel gebruik maken van de rijbak.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat vergunninghouder haar bedrijven vanaf het perceel exploiteert.” Lees meer in r.o. 4.1 van uitspraak ABRS 14 september 2022, no. 202004879/1/R2.

Geluid modelvliegtuig leidt tot stressreacties koeien

Geluid modelvliegtuig leidt tot stressreacties koeien?geluid modelvliegtuig

Een niet alledaags effect van geluid komt aan de orde in een uitspraak van de Afdeling van 6 april 2022. Ja, waarom niet? Dieren kunnen net zoals mensen ook stress ervaren of schrikken van plotseling geluid. De vraag is of de gemeente dit aspect moet meewegen in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van een agrarisch perceel voor een modelvliegtuigclub. In een eerdere vergunning was opgenomen dat de vlieghoogte tenminste 20 meter moet bedragen. Deze voorwaarde is nu niet opgenomen. Een rundveehouder is hier minder blij mee en geeft aan dat zijn zoogkoeien stress kunnen ondervinden van het geluid van de modelvliegtuigen.

Volgens het college en de vliegclub wijzen verschillende onderzoeken en verklaringen uit dat koeien geen stress ondervinden van overvliegende modelvliegtuigen. Het college vult hierbij aan dat het eerder gestelde voorschrift alleen was opgenomen vanwege de bezwaren van appellant en niet vanuit het aspect een goede ruimtelijke ordening. Volgens hen kunnen de eerder gemaakte rapporten opnieuw worden gebruikt. De situatie is volgens hen niet gewijzigd. Uit diverse verklaringen van onder meer een dierenarts komt naar voeren dat koeien geen stress ondervinden van modelvliegtuigen op voornoemde hoogte. Ze reageerden ook nauwelijks op het opstijgen en vliegen van de modelvliegtuigen. Verder zijn er volgens de Afdeling geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten naar voren gebracht op grond waarvan moet worden aangenomen dat vliegen met modelvliegtuigen leidt tot dusdanige schrikreacties en stress bij koeien (…) dat het stellen van een hoogtevoorschrift niet achterwege had mogen blijven. Lees meer in r.o. 4.3 van voornoemde uitspraak.

In dit specifieke geval was het volgens de Afdeling niet nodig een dergelijk voorschrift op te nemen. Toch lijkt me wel dat een gemeente bij een planologisch besluit bij afwijking van het geldende bestemmingsplan dient af te wegen of dergelijk geluid een onevenredige schrikreactie oproept bij dieren. De gronden hebben immers een agrarische bestemming en landbouwdieren moeten hier rustig kunnen grazen of verblijven. Ik zou gemeenten willen adviseren bij een dergelijke casus het aspect wel mee te wegen in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Wonen in plattelandswoning gezond?

Wonen in plattelandswoning gezond? Een brede afweging is noodzakelijkwonen in plattelandswoning

Over het onderwerp plattelandswoning zijn al veel uitspraken verschenen. In het verleden zijn diverse voormalige bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven verkocht. Voor een prikje werden deze woningen gekocht door ‘stadsbewoners’ en bewoond. So far so good zou je zeggen. De praktijk is echter weerbarstig. Het wonen op het platteland en het leven op een boerenbedrijf is minder romantisch dan een tv-programma als Boer zoekt vrouw voorschotelt. Boeren maken lange dagen en zijn altijd heen en weer met vee of werken op het land met grote machines. Het is een way of life. Het past vaak niet bij het leven van een stadsbewoner met een keurige ‘9-tot-5-job’ die rust wil en geen stank op zijn vrije dagen. Daar begint vaak de wrijving. Ik ben dan ook van mening dat ook het boerenleven enige bescherming behoeft. Ik bedoel hiermee dat er gebieden moeten zijn binnen een gemeente waar agrariërs redelijkerwijs hun gang kunnen gaan en waar geboerd kan worden. Maak in die gebieden geen burgerwoningen mogelijk, het is vragen om problemen.

In onderstaande uitspraak werd een planologische wijziging doorgevoerd van een voormalige tweede bedrijfswoning naar plattelandswoning. Op hetzelfde adres is een melkveehouderij aanwezig. De agrariër stelt in beroep dat hij vreest dat hij in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd door de plattelandswoning. Volgens de raad wordt de woning al gebruikt voor burgerbewoning.

Hoewel een plattelandswoning geen bescherming geniet tegen milieuemissies van het agrarische bedrijf, moet er wel een afweging worden gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Er moet dus wel worden afgewogen of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook moet bekeken worden of het bedrijf geen problemen zal ondervinden van de planologische wijziging naar plattelandswoning.

De Afdeling overweegt als volgt: “Over het standpunt van appellant dat de raad rekening had moeten houden met het Endotoxine toetsingskader, overweegt de Afdeling als volgt. Bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid is het aan het bestuursorgaan om te bepalen op welke wijze de emissies van endotoxinen bij de besluitvorming moet worden betrokken, of er maatregelen nodig zijn, en zo ja welke, dat zijn. (…) Ook bestaat er thans geen plicht om een toetsingskader toe te passen, zoals het Endotoxine toetsingskader (…). Dit laat onverlet dat de raad het beroep van appellant op mogelijke gevolgen van endotoxinen bij de beoordeling moet betrekken. Lees meer ABRS 19 januari 2022, no. 202005306/1/R2. (wonen in plattelandswoning).

Geen zienswijze ontwerpbesluit, toch ontvankelijk beroep bestemmingsplan

Geen zienswijze ontwerpbesluit, toch ontvankelijk in beroep bestemmingsplangeen zienswijze

De gemeente heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de bouw van 7 woningen op voormalige agrarische grond. Deze woningen zijn mogelijk vanwege een Rood-voor-Rood-regeling. Er is tevens een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 5 woningen. Appellanten kunnen zich niet vinden in de besluiten en hebben daarom beroep ingesteld. De raad geeft aan dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat appellanten geen zienswijzen hebben ingediend tegen de ontwerpbesluiten.

Het ontwerpplan en het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning hebben gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze termijn konden zienswijzen worden ingediend. Op grond van artikel 6:13 Awb kunnen belanghebbenden aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen zienswijzen naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit, geen beroep instellen bij de bestuursrechter.

De Afdeling overweegt als volgt: “(…) Appellanten hebben geen zienswijzen naar voren gebracht over de ontwerpbesluiten. Niet is gebleken dat hen dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Gelet op artikel 6:13 van de Awb moet het beroep van appellanten (…) niet-ontvankelijk worden verklaard. De Afdeling heeft echter haar jurisprudentie over de ontvankelijkheid van beroepen tegen omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb gewijzigd. Aanleiding daarvoor was het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (…). Aan belanghebbenden wordt in omgevingsrechtelijke zaken niet langer tegengeworpen dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit. Voor niet-belanghebbenden geldt ook dat zij beroep kunnen instellen tegen omgevingsrechtelijke besluiten, mits zij een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht of ingeval hen niet kan worden verweten dat zij dat hebben nagelaten (…). Dit betekent dus dat bij omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb, artikel 6.13 van de Awb alleen nog kan worden tegengeworpen aan niet-belanghebbenden die (verwijtbaar) geen zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit. Voor het antwoord op de vraag of de beroepen (…) ontvankelijk zijn, is dus beslissend of deze (…) belanghebbenden zijn. Lees meer in r.o. 3.3 van uitspraak ABRS 17 november 2021, no. 202001533/1/R3. (geen zienswijze).

Plattelandswoning en woon- en leefklimaat

Plattelandswoning en woon- en leefklimaatplattelandswoning

Via een wijzigingsplan wordt een bestaande bedrijfswoning planologisch gewijzigd naar een plattelandswoning. De eigenaar van een nabij gelegen agrarisch bedrijf vreest door deze wijziging in zijn bedrijfsvoering te worden benadeeld. Het stallen van vee vindt op zeer korte afstand van de woning plaats. Volgens appellant kunnen zijn bedrijfsactiviteiten leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat van de beoogde plattelandswoning. In 2018 heeft hij een melding gedaan op grond van de Wet milieubeheer voor zijn activiteiten. Volgens appellant heeft de gemeente onterecht zijn huidige bedrijfsactiviteiten niet meegewogen in de besluitvorming.

De Afdeling overweegt het volgende in r.o. 4.2: “Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet plattelandswoningen dat met de figuur van de plattelandswoning is beoogd om niet het feitelijk gebruik van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning, maar de planologische status ervan bepalend te laten zijn voor de bescherming van de bewoners ervan tegen milieuhinder. Indien een (voormalige) agrarische bedrijfswoning wordt bestemd als plattelandswoning maakt deze in planologisch opzicht nog steeds deel uit van de betreffende agrarische inrichting en wordt deze niet beschermd tegen de milieu-emissie ervan. De exploitatie van de inrichting wordt op deze manier niet belemmerd door het gebruik van de (voormalige) agrarische bedrijfswoning als reguliere woning. Dat betekent echter niet zonder meer dat ter plaatse van de woning sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De Afdeling is van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderzocht of bij de planologische aanwijzing van de woning als plattelandswoning sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu (…)”. Lees meer in uitspraak ABRS 17 november 2021, no. 202005652/1/R4.

Plattelandswoning en Omgevingswet

Het is de bedoeling om de huidige regelgeving over de plattelandswoning voort te zetten onder de Omgevingswet. In elk geval via het tijdelijk deel van het omgevingsplan voor de gemeente (via de Bruidsschat). Lees meer…

Afstand glastuinbouwbedrijf en woningen VNG-brochure

Afstand glastuinbouwbedrijf en woningen VNG-brochureafstand glastuinbouwbedrijf

Het positieve van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering is dat het richtafstanden aangeeft tussen de gevel van woningen en bedrijfspercelen. In één oogopslag wordt duidelijk wat de aanbevolen afstanden zijn. Handig voor de praktijk. Het nadeel is dat de gebruikers niet meer logisch nadenken en zich te veel focussen op de aangegeven afstand. Die afstand wordt als ‘harde waarheid’ gezien. De VNG-brochure is indicatief en slechts een hulpmiddel. Onderzoek als gemeente altijd waar de bedrijfsvoering uit bestaat. Vraag dat na bij de ondernemer. Is er veel vrachtverkeer? Zo ja, op welke tijden van de dag? Hoe vaak? Is er in de avond en nacht overmatig licht bij het bedrijf? Besef dat bedrijfsvoering vrijwel altijd enige overlast veroorzaakt voor bewoners van woningen. Plan dus woningen niet te dicht bij bedrijfspercelen. Het is vragen om problemen.

In dit geval heeft een gemeente woningen mogelijk gemaakt dicht bij een bedrijfsperceel van een glastuinbouwbedrijf. De belangrijke rechtsoverwegingen uit de uitspraak van de Afdeling over dit onderwerp zijn:

“De Afdeling stelt voorop dat de richtafstanden van de VNG-brochure gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die een milieubelastende functie toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. (…) Ten aanzien van de gestelde geluidhinder overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling stelt vast dat aan de ruimtelijke onderbouwing voor de drie woningen een akoestisch onderzoek ten grondslag ligt, maar dat daarbij uitsluitend het geluid van wegverkeer is onderzocht. Niet is weersproken dat bij de bedrijfsvoering (…) gebruik wordt gemaakt van de inzet van vrachtwagens, tractoren en mechanisch aangedreven landbouwvoertuigen. In het akoestisch onderzoek is echter geen rekening gehouden met het geluid dat hiermee gepaard gaat noch met het stemgeluid van personeel. Niet is gebleken op welke afstand deze activiteiten kunnen plaatsvinden.” Lees meer in r.o. 14.11 van uitspraak ABRS 1 december 2021, no. 202001413/1/R2,(afstand glastuinbouwbedrijf)

Huisvesting arbeidsmigranten niet zo maar afwijzen

Huisvesting arbeidsmigranten niet zo maar afwijzenhuisvesting arbeidsmigranten

De behoefte aan huisvesting voor arbeidsmigranten is nog steeds erg groot. Aanvragen roepen vaak veel weerstand op bij mensen. Voor woonwijken, maar ook bedrijventerreinen. Toch zullen de tomaten in de kassen geplukt moeten worden en de appels en peren in boomgaarden. Zonder de inzet van arbeidsmigranten gaat het niet. Dat is de alledaagse praktijk voor veel tuinders en kwekers. Voor gemeenten is dit geen gemakkelijke opgave. Wat zijn geschikte locaties? Lokale politici willen aan de ene kant ondernemers tevreden stellen en aan de andere kant tegemoet komen aan de bezwaren van inwoners. Weigeren van verzoeken kan, maar wel met ruimtelijk relevante argumenten en onderbouwing.

Dat een gemeente niet altijd wegkomt met een weigering laat de uitspraak van 20 oktober 2021 van de Raad van State (huisvesting arbeidsmigranten) zien.

De raad van Westland heeft een herziening doorgevoerd voor een bestemmingsplan dat met name grootschalige bedrijvigheid toelaat. Volgens de raad is de herziening noodzakelijk omdat is gebleken dat de regels voor horecabedrijven in het bestemmingsplan dermate ruim geïnterpreteerd kunnen worden, dat er onbedoelde planologische ruimte wordt geboden voor gebouwen voor nachtverblijf voor arbeidsmigranten. Appellant wil op de door hem gekochte grond huisvesting voor arbeidsmigranten realiseren. Hij voert aan dat ten tijde van de koop het bestemmingsplan dit mogelijk maakte. Hij heeft bij de gemeente een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van 150 units voor 300 arbeidsmigranten. Volgens appellant past de gemeente – vrij vertaald – vertragende tactieken toe om uiteindelijk het verzoek te weigeren. Appellant voert verder aan dat aan het vervallen van de mogelijkheid van logiesvoorzieningen voor arbeidsmigranten geen voldoende zwaarwegend ruimtelijk relevant motief ten grondslag ligt.

De Afdeling tikt de gemeente op de vingers: “(…) De Afdeling stelt vast dat de raad kort voor de vaststelling van het plan (…) wel een ontwerp-verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven voor het verlenen van een buitenplanse omgevingsafwijkingsvergunning voor een logiesgebouw voor arbeidsmigranten aan NL Jobs onder het voorheen geldende plan. (…) Naar het oordeel van de Afdeling getuigt het bij het plan geheel uitsluiten van de logiesmogelijkheid voor arbeidsmigranten, terwijl de raad kort ervoor een ontwerp-verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven voor een omgevingsafwijkingsvergunning voor een logiesgebouw voor arbeidsmigranten aan NL Jobs niet van consistentie. Lees meer in r.o. 12.3 (onderaan) van uitspraak ABRS 20 oktober 2021, no. 201904316/1/R3.

Heeft u als gemeente hulp nodig bij een aanvraag voor huisvesting van arbeidsmigranten? Bel 010 – 307 2273 of vul onderstaand formulier in.

Neem contact op

  • Dit veld is voor validatie doeleinden en moet ongewijzigd blijven.

Daggemiddelde horecabezoekers in planregels onvoldoende rechtszeker

Daggemiddelde horecabezoekers in planregels onvoldoende rechtszeker

Het bestemmingsplan in kwestie maakt horeca mogelijk nabij een natuurgebied. De locatie betreft de toegangspoort tot het gebied en heeft verschillende functies zoals een klim- en educatiebos. Omwonenden betogen dat de beoogde kleinschaligheid onvoldoende is vastgelegd in de planregels. In het bestemmingsplan gaat het om de volgende planregel:

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

(…) ‘Klim- speel- en educatiebos met avonturenpad met een maximaal daggemiddelde van 50 bezoekers, bestaande uit maximaal twee klimparcoursen en één klimparcours in combinatie met een tokkelbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding van ‘specifieke vorm van recreatie – klim- speel- en educatiebos met avonturenbos’. 

De Afdeling geeft het volgende aan: “Met deze planregels is beoogd de kleinschaligheid te borgen, maar daarin is de raad volgens hen niet geslaagd, omdat niet duidelijk is geregeld hoeveel bezoekers maximaal per dag het klim-, speel- en educatiebos gedurende de openingstijden kunnen bezoeken en hoeveel bezoekers daar op piekmomenten tegelijk mogen verblijven. (…) Naar het oordeel van de Afdeling zijn de artikelen (…) van de planregels ten aanzien van die maximalisatie echter onduidelijk en rechtsonzeker. In de beide planregels ontbreekt een maatstaf om te bepalen wat onder een daggemiddelde moet worden verstaan. Evenmin staat op grond van de planregels vast of het vermelde daggemiddelde voor de gronden met de bestemming ‘Horeca’ en ‘Natuur’ bij elkaar moeten worden opgeteld. Daarmee is niet duidelijk geregeld hoeveel bezoekers er maximaal binnen de bestemmingsvlakken ‘Horeca’ en ‘Natuur’ mogen verblijven. (…) Het betoog slaagt.” Zie uitspraak ABRS 29 september 2021, no. 202002507/1/R2. Daggemiddelde horecabezoekers


Noot MH: In praktische zin valt heel goed te begrijpen dat de gemeente gekozen heeft voor een daggemiddelde.De ene dag kan het erg druk zijn op de locatie en op andere dagen weer niet. De gemeente had echter op moeten nemen bij de definities wat onder daggemiddelde moet worden verstaan en of dit geldt voor beide bestemmingen samen of per bestemmingsvlak. Waarschijnlijk was het bestemmingsplan dan ten aanzien van dit punt in stand gebleven.