Wonen in plattelandswoning gezond?

Wonen in plattelandswoning gezond? Een brede afweging is noodzakelijkwonen in plattelandswoning

Over het onderwerp plattelandswoning zijn al veel uitspraken verschenen. In het verleden zijn diverse voormalige bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven verkocht. Voor een prikje werden deze woningen gekocht door ‘stadsbewoners’ en bewoond. So far so good zou je zeggen. De praktijk is echter weerbarstig. Het wonen op het platteland en het leven op een boerenbedrijf is minder romantisch dan een tv-programma als Boer zoekt vrouw voorschotelt. Boeren maken lange dagen en zijn altijd heen en weer met vee of werken op het land met grote machines. Het is een way of life. Het past vaak niet bij het leven van een stadsbewoner met een keurige ‘9-tot-5-job’ die rust wil en geen stank op zijn vrije dagen. Daar begint vaak de wrijving. Ik ben dan ook van mening dat ook het boerenleven enige bescherming behoeft. Ik bedoel hiermee dat er gebieden moeten zijn binnen een gemeente waar agrariërs redelijkerwijs hun gang kunnen gaan en waar geboerd kan worden. Maak in die gebieden geen burgerwoningen mogelijk, het is vragen om problemen.

In onderstaande uitspraak werd een planologische wijziging doorgevoerd van een voormalige tweede bedrijfswoning naar plattelandswoning. Op hetzelfde adres is een melkveehouderij aanwezig. De agrariër stelt in beroep dat hij vreest dat hij in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd door de plattelandswoning. Volgens de raad wordt de woning al gebruikt voor burgerbewoning.

Hoewel een plattelandswoning geen bescherming geniet tegen milieuemissies van het agrarische bedrijf, moet er wel een afweging worden gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Er moet dus wel worden afgewogen of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook moet bekeken worden of het bedrijf geen problemen zal ondervinden van de planologische wijziging naar plattelandswoning.

De Afdeling overweegt als volgt: “Over het standpunt van appellant dat de raad rekening had moeten houden met het Endotoxine toetsingskader, overweegt de Afdeling als volgt. Bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid is het aan het bestuursorgaan om te bepalen op welke wijze de emissies van endotoxinen bij de besluitvorming moet worden betrokken, of er maatregelen nodig zijn, en zo ja welke, dat zijn. (…) Ook bestaat er thans geen plicht om een toetsingskader toe te passen, zoals het Endotoxine toetsingskader (…). Dit laat onverlet dat de raad het beroep van appellant op mogelijke gevolgen van endotoxinen bij de beoordeling moet betrekken. Lees meer ABRS 19 januari 2022, no. 202005306/1/R2. (wonen in plattelandswoning).

Noodzaak agrarische bedrijfswoning steeds lastiger aan te tonen

Noodzaak agrarische bedrijfswoning steeds lastiger aan te tonennoodzaak agrarische bedrijfswoning

Als agrariër is het prettig om bij het bedrijf te wonen, dat geldt helemaal voor veeteelt. Toch wordt dat vaak niet begrepen door mensen van buiten de agrarische sector. Je kunt als boer toch ook in het dichtstbijzijnde dorp wonen? Met camera’s en videobeelden, zo wordt geredeneerd, kan voldoende toezicht worden gehouden. In het geldende bestemmingsplan is in dit geval de volgende definitie opgenomen van bedrijfswoning: “een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, van wie huisvesting daar gelet op de bestemming of gebouw daar noodzakelijk is.” Er bestaan ook varianten hierop, maar de gemene deler is het aantonen van de noodzaak. Uit deze uitspraak kan ook de conclusie worden getrokken hoe belangrijk het is een deskundige in te schakelen om de noodzaak te onderbouwen. Geloofwaardigheid en kennis van de betreffende sector is hierbij essentieel. Hiermee kan het verschil worden gemaakt. Belangrijk is bij het onderbouwen een adviseur te kiezen die op de hoogte is van de feitelijke bedrijfsvoering in de betreffende sector. Daarnaast heeft u iemand nodig die in juridische opzicht kan onderbouwen. Daar zit een verschil tussen. De combinatie maakt de onderbouwing sterker en overtuigender. Bezuinig daar niet op!

Om dit te beoordelen schakelen gemeenten vaak een agrarische adviescommissie in. Deze adviezen worden nagenoeg altijd opgevolgd door de gemeente. In dit geval heeft de gemeente geen commissie geraadpleegd maar de aanvraag zonder een dergelijk advies afgewezen. Het gaat hier om een bedrijf dat chrysanten teelt. De Afdeling redeneert als volgt: “Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) is voor de vraag naar de noodzaak van een bedrijfswoning van belang of de bedrijfsprocessen ter plaatse zoveel tijd en aandacht op eisen, dat op grond daarvan een redelijk belang om op het perceel te wonen aanwezig moet worden geacht. Het is aan de aanvrager om aannemelijk te maken dat dat belang bestaat. (…) Hoewel op de zitting duidelijk is geworden dat appellant veel tijd en aandacht besteedt aan haar bedrijf, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat het wonen op het perceel noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van het bedrijf. Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het bedrijfsproces (…) dat onder meer bestaat uit het rooien en kweken van bollen en het sorteren en het verpakken van de bollen voor de verkoop en de verkoop van de bollen zelf, niet vereist dat appellant constant aanwezig is of toezicht moet houden op dat proces. Het college heeft hierbij kunnen meewegen dat appellant feitelijk voor de bedrijfsvoering ook niet constant op het perceel aanwezig is. Zo maakt appellant voor de teelt onder meer gebruik van andere teeltlocaties en verkoopt zij de bollen op verschillende locaties, waarvoor zij ook tussen verschillende locaties heen en weer moet rijden. Lees verder in r.o. 4.2. (noodzaak agrarische bedrijfswoning, ABRS 27 oktober 2021, no. 202005952/1/R1.

Omgevingsvergunning bedrijfswoning terecht geweigerd

Omgevingsvergunning bedrijfswoning terecht geweigerdomgevingsvergunning bedrijfswoning

Het komt regelmatig voor dat men wil wonen in een bedrijfspand op een bedrijventerrein. Het lijkt aantrekkelijk: de prijs is lager dan een reguliere woning. Ook ondernemers zelf proberen vaak een voormalige bedrijfswoning te verkopen aan iemand die niet bij het bedrijf betrokken is. Hoewel dat uit financiële reden wel te begrijpen ben ik blij dat er gemeenten zijn die hierop handhaven of de vergunning weigeren. Op de lange termijn blijkt vaak dat de combinatie wonen op een bedrijventerrein niet werkt. De bewoners gaan meestal klagen over geluidsoverlast en de ondernemers ter plaatse (kunnen) worden beperkt in hun bedrijfsvoering. Het is de laatste paar jaar zo dat alle aandacht uit gaat naar woningen, woningen en nog eens woningen. Er moeten aantallen bijkomen omdat de vraag naar woningen zo groot is. Ik vind dit korte termijn politiek. Bedrijven hebben namelijk ruimte nodig. Ruimte voor de bedrijfsactiviteiten.

In deze casus heeft de gemeente een omgevingsvergunning geweigerd voor woningen in een bestaand bedrijfsverzamelgebouw op een bedrijventerrein. De geldende bestemming ‘Bedrijventerrein’ laat geen (bedrijfs)woningen toe. Appellanten zijn het niet eens met de weigering en stellen in hoger beroep dat de combinatie milieucategorieën 1 en 2 en woningen goed kunnen samengaan. Het bedrijventerrein is volgens hen in transformatie naar een gebied met zowel woningen als bedrijven. Volgens het college kan bij de gewenste woningen geen goed woon- en leefklimaat gerealiseerd worden en geldt niet voor alle bedrijven die op grond van het bestemmingsplan zijn toegestaan dat zij niet in hun bedrijfsvoering kunnen worden gehinderd vanwege woningen.

De Afdeling overweegt onder meer het volgende: “(…) Het Activiteitenbesluit milieubeheer bevat regels waaraan bedrijfsactiviteiten moeten voldoen. Het bevat grenswaarden voor geluid die gelden voor geluidgevoelige objecten. Zoals de rechtbank ook heeft overwogen, dienen woningen, ook als zij tot een bedrijf behoren, als een geluidgevoelig object te worden aangemerkt voor andere bedrijven dan het bedrijf waartoe de woningen behoren. De bedrijfsunits (…) grenzen aan bedrijfsunits van anderen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat bij realisering van woningen in de directe omgeving van de bedrijfsunits, de bedrijven in de bedrijfsverzamelgebouwen beperkingen in hun bedrijfsvoering kunnen ondervinden. Het college heeft dit, mede gezien de gevolgen voor het woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen, ongewenst kunnen achten.” 

Lees meer in uitspraak ABRS 11 december 2019, no. 201900853/1/A1. (omgevingsvergunning bedrijfswoning)

De Omgevingsjurist is tegen woningen op bedrijventerreinen en voor ruimte voor bedrijven. Bel 010 – 2680689 voor meer informatie.

Handhaving bedrijfswoning en beroep op toekomstige wetgeving

Handhaving bedrijfswoning en beroep op toekomstige wetgeving door gemeentehandhaving bedrijfswoning

Het college van B&W heeft een verzoek om handhaving tegen het gebruik als burgerwoning van een woning afgewezen. Een maatschap exploiteert op hetzelfde perceel een pluimveehouderij. De woning is de voormalige bedrijfswoning bij de pluimveehouderij. In 1995 is de woning afgesplitst van het agrarische bedrijf door de afzonderlijke verkoop van de woning en het agrarische bedrijf. In 1996 heeft de huidige maatschap het agrarische bedrijf gekocht. De woning wordt bewoond door personen die geen binding met het pluimveehouderijbedrijf hebben.

De maatschap heeft een verzoek om handhaving ingediend met het verzoek om handhavend op te treden tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de woning als burgerwoning. De maatschap vreest dat dit gebruik haar bedrijfsvoering kan belemmeren. (handhaving bedrijfswoning).

Het college stelt dat het de woning in voorkomende procedures op basis van de Wabo en Wm als een agrarische woning zal beschouwen. Dit betekent volgens het college dat de bedrijfsvoering van de maatschap op geen enkele wijze zal worden geschaad of belemmerd door bestuursrechtelijk handelen van het college in relatie tot het gebruik van de woning als burgerwoning. Verder is volgens het college het niet aannemelijk dat de inrichting gaat uitbreiden of zal wijzigen, aangezien door de rijksoverheid aangekochte reductie-eisen voor fijnstof voor de pluimveesector, uitbreiding of wijziging van de inrichting onmogelijk maken.

De Afdeling overweegt als volgt:Het staat vast dat het gebruik van de woning als burgerwoning in strijd is met de bestemming ‘Agrarisch gebied’, zodat het college bevoegd was daartegen handhavend op te treden. (…) De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet in geschil is dat er geen concreet zicht op legalisatie van de overtreding bestaat en dat enkel de vraag aan de orde is of handhavend optreden in dit geval zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat het college daarvan af behoorde te zien. (…) Het standpunt van het college, dat de maatschap niet in haar bedrijfsactiviteiten wordt beperkt door het gebruik van de woning als burgerwoning, is bovendien onjuist.

Bij zijn standpunt dat uitbreiding of wijziging van de inrichting niet aannemelijk of zelfs onmogelijk is, loopt het college ten onrechte vooruit op de aangekondigde reductie-eisen voor fijnstof en gaat het er ten onrechte van uit dat uitbreiding van het bestaande pluimveebedrijf de enige mogelijke door de maatschap gewenste bedrijfsactiviteit is. Het is niet uitgesloten dat de maatschap in de toekomst een omgevingsvergunning aanvraagt voor een bepaalde bedrijfsactiviteit die uitsluitend vanwege de aanwezigheid van een burgerwoning op het perceel niet kan worden verleend. Daarbij is van belang dat het college die aanvraag moet toetsen aan de toepasselijke wettelijke regelingen, op grond waarvan het college mogelijk niet de beoordelingsruimte heeft om de milieugevolgen voor de woning (…) niet in zijn beoordeling te betrekken. Afgezien van de mogelijkheid tot uitbreiding of wijziging van de pluimveehouderij, heeft de maatschap onweersproken gesteld dat zij door de feitelijke aanwezigheid van een burgerwoning op het perceel niet kan voldoen aan de voorschriften van de nu voor haar inrichting geldende omgevingsvergunning. Ook hierom wordt de maatschap in haar bedrijfsvoering belemmerd door het gebruik van de woning als burgerwoning.” Zie verder uitspraak ABRS 20 maart 2019, no. 201802435/1/A1.(handhaving bedrijfswoning)

Bent u agrariër en heeft u last van een (bedrijfs)woning? Bel 010 – 268 0689 of mail voor een oplossing!

Agrarische bedrijfswoning noodzakelijk?

Agrarische bedrijfswoning noodzakelijk?agrarische bedrijfswoning

Over de noodzaak van bedrijfswoningen bij een agrarisch bedrijf is de laatste tijd veel te doen. Er zijn zelfs gemeenten die woningen bij een agrarisch bedrijf niet meer nodig vinden. Hoewel dat wellicht bij een tuinbedrijf niet echt nodig is, is het bij een veeteeltbedrijf echt om praktische redenen wel zo handig! Uiteraard is er van alles op afstand in de gaten te houden via camera’s, maar de praktijk van een veehouderij is weerbarstig!

In een uitspraak van de Afdeling van 7 november 2018 komt de al dan niet aanwezige noodzaak van een agrarische bedrijfswoning weer ter sprake. Een gemeente in Noord-Holland heeft een last onder dwangsom doen uitgaan over het vermeend illegaal gebruiken van een stolpwoning als agrarische bedrijfswoning en de bewoning te staken.

De maatschap exploiteert een melkveehouderij en een schapenhouderij. Het bedrijf is gevestigd op drie percelen. De afstand tussen de percelen is ten hoogste 3 km. De agrarische bestemming laat wonen ten behoeve van het agrarisch bedrijf toe. Onder een agrarische bedrijfswoning wordt verstaan: “een woning liggend op het erf of terrein van een agrarisch bedrijf, uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één of meer personen wiens/wier huishouding daar, gelet op de bestemming, en bedrijfsvoering van het bedrijf, noodzakelijk is.”

De Afdeling overweegt het volgende: “Op het perceel is een agrarisch bedrijf toegestaan. Ingevolge artikel 3 (…) van de planregels is wonen ten behoeve van het agrarisch bedrijf toegestaan op het perceel. De eis dat ten behoeve van het agrarisch bedrijf mag worden gewoond brengt met zich dat er een zekere relatie moet bestaan tussen de woning en het agrarisch bedrijf, wat betekent dat het bedrijf er een redelijk belang bij moet hebben dat de woning op het perceel moet worde bewoond. Deze eis gaat, anders dan waarvan het college uitgaat, niet zover dat wonen op als ‘Agrarisch’ bestemde percelen alleen is toegestaan in het geval dat wonen bij het bedrijf noodzakelijk is. Het college heeft in de in bezwaar gehandhaafde besluiten (…) ten onrechte niet onderzocht of appellant de stolpwoning op het perceel bewoont ten behoeve van het bedrijf als bedoeld in artikel 3 (…) van de planregels. Het betoog slaagt”. 

grotere milieubelasting toestaan op bedrijfswoning bedrijventerrein

Grotere milieubelasting toestaan op bedrijfswoning bedrijventerreingrotere milieubelasting

De relatie bedrijfswoning en bedrijventerrein is een ongelukkige. Meestal gaat het om situaties die lang geleden zijn ontstaan omdat in een ver verleden de ondernemer bij zijn bedrijf woonde. De ellende begint vaak als de ondernemer de betreffende woning verkoopt aan een derde die vervolgens gaat klagen over stank- of geluidsoverlast. Hoewel door de technologische ontwikkelingen al minder vaak is van geluid- of stankoverlast, zijn er vrijwel altijd factoren aanwezig die zorgen voor hinder voor omwonenden. Dat kan ook laden en lossen zijn in de vroege ochtend. Meestal wil men wel de lusten ervaren (goedkopere woning), maar niet de lasten. Men vergeet zich vaak de vraag te stellen: waarom woon ik eigenlijk op een bedrijventerrein?

In een uitspraak van de Afdeling van 19 september 2018 komt de relatie bedrijfswoning en bedrijventerrein aan de orde. Wat was er aan de hand?

De raad heeft een nieuw bestemmingsplan vastgesteld voor een bedrijventerrein. De appellant betreft een eigenaar van een bedrijfswoning op het bedrijventerrein. Op grond in de nabijheid van zijn woning worden in het nieuwe plan bedrijven toegestaan met een milieucategorie van 3.1 en 3.2 in plaats van milieucategorie 1 en 2, zoals in het voorheen geldende plan. Appellant vreest als gevolg hiervan een aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Hij wijst erop dat niet aan de aanbevolen richtsafstand wordt voldaan zoals aangegeven in de VNG-brochure.

De Afdeling overweegt als volgt: “Aan een voorheen geldend bestemmingsplan kunnen in het algemeen geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels vaststellen. In dit geval heeft de raad ervoor gekozen om, met het oog op een aantrekkelijk vestigingsklimaat, ter plaatse van in het geding zijnde gronden, bedrijven van milieucategorie 3.2 en 3.1 toe te staan. (…)

De Afdeling stelt vast dat het aan de orde zijnde gebied gekwalificeerd kan worden als een ‘gemengd gebied’. De raad heeft vanwege de omstandigheid dat in dit geval sprake is van een bedrijfswoning op een bedrijventerrein aanleiding gezien voor de bedrijven van milieucategorie 3.2 een richtafstand van 30 meter te hanteren. De Afdeling is van oordeel dat de raad in redelijkheid  deze richtafstand heeft kunnen hanteren voor bedrijven van milieucategorie 3.2 tot de bedrijfswoning van appellant. Hierbij acht de Afdeling (…) het van belang dat voor een bedrijfswoning op een bedrijventerrein in het algemeen een grotere milieubelasting aanvaardbaar kan worden geacht dan voor een burgerwoning (…). Lees meer in r.o. 4.4 van uitspraak ABRS 19 september 2018, no. 201709944/1/R1.


Meer weten over richtafstanden, het verkorten ervan of een andere oplossing voor bedrijfswoningen op een bedrijventerrein?

de omgevingsjurist

Bedrijfswoningen op bedrijventerreinen zijn onwenselijk

Bedrijfswoningen op bedrijventerreinen zijn onwenselijkbedrijfswoningen

De laatste jaren is het een trend om van (voormalige) bedrijventerreinen gemengde gebieden te maken, zoals wonen combineren met bedrijven. De bedrijven worden zo de stad uitgejaagd. Door het tekort aan woningen wordt op allerlei manieren creatief geprobeerd om waar dan ook wonen mogelijk te maken. Hoewel bij de lichtere vormen van bedrijvigheid wonen prima kan samenvallen, geldt in het algemeen dat bij bedrijven die wat meer geluiduitstoot produceren of verkeer aantrekken de combinatie niet gelukkig is. Persoonlijk vind ik dat gemeenten hier onvoldoende bij stilstaan. Met name in de situatie als ‘wonen’ op alles voorrang heeft. Naar de belangen van de zittende bedrijven wordt onvoldoende gekeken, met alle vervelende gevolgen vandien. Dit geldt eveneens voor bedrijfswoningen. Dit zijn woningen die vroeger bij een bedrijf behoorden en waar de ondernemer zelf woonde. De praktijk is meestal dat de woningen apart worden verkocht aan een derde die niet verbonden is met het bedrijf. Ook dit is een onwenselijke situatie voor de bestaande bedrijvigheid.

In een uitspraak van de Raad van State van 12 september 2018 geeft een gemeente wel het goede voorbeeld en wordt de gevraagde vergunning geweigerd. Wat was er aan de hand?

De initiatiefnemer heeft een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het wijzigen van gebruik van een bedrijfswoning naar wonen (burgerwoning). De gemeente heeft die vergunning geweigerd. De Afdeling overweegt als volgt:

Het college is bij het besluit om de vergunning te weigeren (…) aangesloten bij de uitgangspunten van het geldende bestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen’. Daar wordt voorop gesteld dat de bedrijfsfunctie de belangrijkste functie is in het plangebied en dat hoofduitgangspunt is dat de huidige ruimtelijk-functionele structuur wordt gehandhaafd en waar mogelijk wordt versterkt en opgewaardeerd. (…) Weliswaar is in beginsel juist dat beide soorten woningen niet tegen geluid worden beschermd indien zij zich op een gezoneerd bedrijventerrein bevinden, echter dit maakt niet dat het college de omgevingsvergunning voor het gebruiken van de bedrijfswoning als burgerwoning niet heeft mogen weigeren. Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het verlenen van de vergunning zowel ongewenst is omdat ter plaatse van de woning van appellant geen goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd, als omdat dit de mogelijkheden van de op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven beperkt. Lees meer in r.o. 4.1 van uitspraak ABRS 12 september, no. 201701695/1/A1

 

Agrarische bedrijfswoningen schrappen in bestemmingsplan

Agrarische bedrijfswoningen schrappen in bestemmingsplan, een lastige klus!agrarische bedrijfswoningen

In het bestemmingsplan in kwestie wordt de bestaande wijzigingsbevoegdheid voor het mogelijk maken van een agrarische bedrijfswoning geschrapt. Via deze bepaling bestond de mogelijkheid om een eerste agrarische bedrijfswoning toe te staan bij volwaardige agrarische bedrijven. Een aantal agrariërs in de omgeving heeft beroep ingesteld bij de Raad van State.

Agrarische bedrijfswoningen in sierteeltgebied schrappen vanwege beleid – De gemeente verwijst voor het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid voor een eerste bedrijfswoning naar het project Modernisering teeltareaal Greenport West en het door de raad vastgestelde Uitvoeringsprogramma Greenport Boskoop West 2016-2020. Hierin staat aangegeven dat er in het teeltgebied een overschot is aan agrarische bedrijfswoningen en deze soms een belmmering vormen om tot schaalvergroting te komen. Het toevoegen van agrarische bedrijfswoningen in het productiegebied is volgens de raad niet wenselijk. Dit betekent dat een saldo-nul bepaling wordt gehanteerd voor agrarische bedrijfswoningen in het sierteeltgebied, behoudens bestaande rechten. Het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid is hiervan een uitwerking.

In de Uitvoeringsagenda wordt onder Wonen vermeldt: “Een gevolg van de steeds verdergaande schaalvergroting is dat er al een flink aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig zijn geworden. Immers, een kweker die zijn buurmans kwekerijperceel koopt, heeft doorgaans geen behoefte aan nóg een agrarische bedrijfswoning. De overtollige agrarische bedrijfswoningen worden omgezet naar burgerwoningen of plattelandswoningen en kunnen daardoor belemmerend gaan werken op de bedrijfsvoering van de kwekerijen (klagers, milieuwetgeving). Daarom is een aantal maatregelen gewenst en nodig om te voorkomen dat er meer agrarische woningen bij komen en te voorzien in een verplaatsingsmogelijkheid.”

De Afdeling overweegt als volgt: “Hoewel in de plantoelichting is vermeld dat de noodzaak voor een eerste bedrijfswoning ontbreekt, gelet op de stand der techniek en de verdergaande professionalisering en automatisering, heeft de raad niet nader onderbouwd dat dit voor alle betrokken bedrijven in het plangebied het geval is. Het ontbreken van de noodzaak wordt volgens de plantoelichting bevestigd door diverse agrarische makelaars en adviseurs met wie overleg heeft plaatsgevonden, en blijkt volgens de plantoelichting uit adviezen van de agrarische adviescommissie, maar nadere gegevens over dit overleg ontbreken. Volgens de plantoelichting heeft de Stichting (…) aangegeven dat het aantal verzoeken voor nieuw te bouwen bedrijfswoningen beperkt zal zijn en dat er nog maar weinig bedrijven zijn die voldoen aan de criteria voor een nieuwe bedrijfswoning. Daargelaten dat hierover nadere gegevens ontbreken, geldt dit standpunt hoe dan ook niet voor alle bedrijven. In het Uitvoeringsprogramma wordt op het ontbreken van de noodzaak van een eerste bedrijfswoning niet ingegaan. Ter zitting heeft de raad gesteld dat het niet zo is dat de noodzaak voor een eerste bedrijfswoning in geen enkel geval kan worden aangetoond, en dat dit per situatie moet worden beoordeeld. Nu de raad de noodzaak van een eerste bedrijfswoning ter plaatse van de gronden (…) niet per definitie uitsluit, acht de Afdeling het bestreden besluit, wat het laten vervallen van de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming Agrarisch (…) niet deugdelijk gemotiveerd.” Lees meer in de uitspraak, ABRS 9 augustus 2017, no. 201608955/1/R3.

Dit is dus goed nieuws voor agrarische ondernemers in het sierteeltgebied. Het vereisen van de noodzaak van een agrarische bedrijfswoning – en die blijft aanwezig bij een volwaardig agrarisch bedrijf – is al voldoende om een te veel aan woningen op te vangen.

Bel voor onderbouwingen voor agrarische bedrijfswoningen met Marian Harberink

omgevingsjurist

Definitie grondgebonden veehouderij bestemmingsplan

Definitie grondgebonden veehouderij bestemmingsplan

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van een bestaande melkrundveehouderij. Vergund is een toename van het aantal dieren en het uitbreiden van de bestaande stal met 106 dierplaatsen. definitie grondgebonden veehouderij

Appellant betoogt in hoger beroep dat de veehouderij als een grondgebonden agrarisch bedrijf in de zin van het bestemmingsplan aan te merken. Volgens hem is het daarvoor niet voldoende dat het voer voor de veestapel in overwegende mate afkomstig is van de grond van het bedrijf. Indien dat wel zo zou zijn is volgens appellant evenmin sprake van grondgebondenheid omdat het bedrijf slechts beschikt over 57% van de grond die nodig is om het voer voor de veestapel volledig te produceren.

In het bestemmingsplan is de definitie grondgebonden veehouderij: “een agrarisch bedrijf dat is gericht op het houden van dieren en dat voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort.”

In de planregels van het bestemmingsplan is niet bepaald wat onder afhankelijk moet worden verstaan. De Afdeling is van oordeel dat een redelijke uitleg van van de definitie met zich brengt dat afhankelijkheid niet betekent dat al het voer voor de veestapel afkomstig is van de grond die tot het bedrijf behoort. Het college van B&W heeft als richtlijn aangehouden dat ten minste 75% van het benodigde voer van de bij de veehouderij behorende gronden komt. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college hier niet van zou mogen uitgaan.

Lees meer in r.o. 9.5 van uitspraak ABRS 22 maart 2017, no. 201601878/1/A1.

Agrarische bedrijfswoning en noodzaak

Agrarische bedrijfswoning boomkwekerij en noodzaak

De agrarische bedrijfswoning is steeds vaker punt van discussie tussen gemeente en aanvrager. Hoewel ten aanzien van de eerste bedrijfswoning er geen (extra) eisen kunnen worden gesteld voor de noodzaak ervan, wordt dit in de praktijk wel gedaan door de gemeente. Er wordt dan meer gevraagd dan op basis van de definitie in het agrarische bedrijfswoningbestemmingsplan van een agrarische bedrijfswoning noodzakelijk is. Vaak wordt advies ingewonnen bij een Agrarische Adviescommissie.

In de zaak die aan de orde was in een uitspraak van de Raad van State van 23 december 2015, ging het om een bedrijfswoning bij een boomkwekerij. Ik heb deze uitspraak opgenomen omdat deze ingaat op de onderdelen die van belang zijn om de noodzaak aan te tonen voor een bedrijfswoning bij een boomkwekerij. In deze uitspraak wordt onder meer het volgende overwogen: “Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) is voor de vraag naar de noodzaak van een bedrijfswoning van belang, of de bedrijfsprocessen ter plaatse zoveel tijd en aandacht van de aanvrager opeisen, dat op grond daarvan een redelijk belang om op het perceel te wonen aanwezig moet worden geacht. In de ruimtelijke onderbouwing (…) is vermeld dat in het afleverseizoen van september tot eind mei gedurende de dagperiode op willekeurige momenten transporteurs langskomen, ook op momenten dat appellant nog op zijn woonlocatie is. Verder is vermeld dat de aanwezigheid van appellant op de locatie van het bedrijf noodzakelijk is voor de te verrichten werkzaamheden en toezicht op de werknemers, waarbij met name in de zomerperiode na zonsondergang nog bevloeiing van planten is vereist in verband met risico op verbranding bij bevloeiing overdag. Ook de gevoeligheid voor diefstal van de coniferen, die een hoge prijs vertegenwoordigen, en de uitgebreide bedrijfsinventaris, maken een bedrijfswoning volgens de ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk.”

Lees meer in uitspraak ABRS 23 december 2015, no. 201500921/1/A4