Oude bestemming niet klakkeloos overnemen in nieuw bestemmingsplan

Oude bestemming niet klakkeloos overnemen in nieuw bestemmingsplan 

In de praktijk komt het veelvuldig voor dat de gemeente de oude bestemming van het voorheen geldende bestemmingsplan overneemt in het nieuw te maken bestemmingsplan. Het is met name bij een bestemmingsplan voor een groot grondgebied ook bijna niet te doen om alle percelen te toetsen op feitelijk gebruik en te vergelijken met de gelegde bestemming. Dat het toch ‘oppassen geblazen’ is bewijst de uitspraak van de Afdeling van 11 september 2013, no. 201202455/3/R3.

De gemeente heeft een perceel bestemd als ‘Bedrijf’ met de aanduiding ‘opslag’. Volgens de gemeente is het feitelijke gebruik als zodanig bestemd en was onder het voorheen geldende plan ook een opslagterrein toegestaan op het perceel. De raad stelt zich op het standpunt dat geen onderzoek hoefde te worden verricht naar de gevolgen voor het woon- en leefklimaat omdat het een bestaande situatie betreft.

Appellanten betogen dat een opslagterrein niet in het buitengebied past en dat ten onrechte de gevolgen voor het woon- en leefklimaat als gevolg van het opslagterrein niet zijn onderzocht. Zij wijzen er bovendien op dat in de planregels geen beperkingen zijn gesteld aan de stoffen en materialen die op het perceel mogen worden opgeslagen. Verder is volgens hen het perceel al jaren niet meer in gebruik als opslagterrein.

De Afdeling overweegt: “dat de afstand van het perceel tot de woning van appellant 18 meter is, het perceel sinds enige jaren niet meer in gebruik was als opslagterrein en ten tijde van de vaststelling van het plan alleen tijdelijk werd gebruikt voor de opslag van zand. Gelet op deze omstandigheden had de raad inzichtelijk moeten maken waarom een positieve bestemming voor het opslagterrein uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Dat onder het voorheen geldende plan een gemeentelijk opslagterrein op het perceel was toegestaan, maakt dat niet anders, nu dit niet wegneemt dat in het kader van het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan weer alle betrokken belangen behoren te worden afgewogen, waarbij wordt bezien in hoeverre het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft dit nagelaten. Dit klemt te meer, nu in de planregels geen beperkingen zijn gesteld aan de stoffen en materialen die op het perceel mogen worden opgeslagen. Op het perceel is derhalve ook de opslag van stoffen en materialen met nadeliger gevolgen voor het woon- en leefklimaat dan de opslag van grond en zand mogelijk.”

omgevingsjurist

 

Paardenbak meenemen in belangenafweging besluitvorming nieuw bestemmingsplan

Paardenbak – Gemeente moet ook illegale paardenbak meenemen in belangenafweging besluitvorming bestemmingsplan

De gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het buitengebied. Op grond van de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ is het mogelijk de gronden te gebruiken voor extensieve weidegang voor paarden. Op de zitting hebben appellanten betoogd dat toen zij het betreffende perceel in 1978 kochten daar zowel een paardenstal en een -bak aanwezig waren. De bak hebben zij later verplaatst (zonder vergunning).paardenbak

De Afdeling overweegt: “Niet in geschil is dat voor de paardenbak op het perceel evenmin een bouw- of omgevingsvergunning is verleend. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat tegen de aanwezigheid van de paardenbak niet meer handhavend kan worden opgetreden. Hiervoor is onvoldoende dat, zoals appellanten hebben gesteld en wat hiervan ook zij, de gemeente reeds lange tijd op de hoogte is van de aanwezigheid van dit bouwwerk. 

Het voorgaande neemt niet weg dat de raad bij de vaststelling van het plan, gelet op de zienswijze van appellanten, diende te beoordelen of de aanwezigheid van de paardenbak vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niettemin aanvaardbaar is. Naar het oordeel van de Afdeling is het bestreden besluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd. Hiertoe is het volgende van belang. Gelet op de foto’s in het deskundigenbericht en het verhandelde ter zitting, heeft de raad onvoldoende onderbouwd waarom de paardenbak niet verenigbaar is met de landschappelijke waarde openheid. Wat de waarde graslandvegetaties betreft, is van belang dat de raad onvoldoende heeft weersproken dat ter plaatse van de paardenbak al meer dan 20 jaar geen grasland aanwezig is. Bovendien is de oppervlakte van de paardenbak beperkt ten opzichte van de totale oppervlakte van het perceel van 0,8 ha, dat grotendeels uit grasland bestaat. Voorts is van belang dat de raad het hobbymatig houden van paarden door appellanten op het perceel op zichzelf aanvaardbaar acht. Ook staat op het perceel een paardenstal die met bouwvergunning is gebouwd en door de raad als zodanig is bestemd. Onder deze omstandigheden heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom een regeling in het plan voor een paardenbak vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar is. In zoverre slaagt het betoog.”

Zie uitspraak ABRS 17 juli 2013, no. 201203926/1/R4.

omgevingsjurist

 

Milieuvergunning meewegen in belangenafweging gemeente bij verzoek om uitbreiding agrarisch bouwvlak

Milieuvergunning – Gemeente moet verleende milieuvergunning meewegen in belangenafweging bij beslissing verzoek om uitbreiding van agrarisch bouwvlak

Bij de actualisatie van het bestemmingsplan voor het buitengebied heeft de gemeente het verzoek om uitbreiding van een agrarisch bouwvlak niet meegenomen. Appellant betoogt dat dit ten onrechte is. Hij wijst erop dat in het verleden een milieuvergunning is verleend voor het realiseren van een nieuwe stal legkippen. Hij stelt dat het toegekende bouwvlak in het nieuwe bestemmingsplan zijn bedrijf op slot zet, omdat daarbinnen niet voldoende ruimte is om een nieuwe stal te realiseren.

In 2007 heeft de gemeente een milieuvergunning verleend voor de uitbreiding van het aantal te houden stuks scharrellegkippen. In de bij de aanvraag behorende situatietekening is de nieuwe stal aan de westzijde van de bestaande bebouwing weergegeven.

De Afdeling overweegt: “Aan de omstandigheid dat ten behoeve van de gewenste uitbreiding van het aantal te houden scharrelkippen een milieuvergunning is verleend, kan niet de gerechtvaardigde verwachting worden ontleend dat het plan zou voorzien in een bouwmogelijkheid voor een nieuwe stal op de door appellant gewenste locatieDe milieuvergunning is wel een belang dat in de belangenafweging meegenomen dient te worden. De raad stelt zich in het kader van de gemaakte afweging op het standpunt dat de uitbreiding aan de overzijde van de weg vanuit landschappelijk oogpunt ongewenst is en ook niet noodzakelijk is, omdat aan de zijde van de weg waar de huidige bebouwing is gesitueerd nog voldoende ruimte voor een stal aanwezig is. In het deskundigenbericht staat dat vanwege de biologische bedrijfsvoering met bijbehorende welzijnsnormen een relatief groot vloeroppervlak en een vrije buitenuitloop per leghen is vereist. Uit het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat de uitbreidingsruimte waar de raad op doelt in gebruik is voor de uitloop van de aanwezige kippen. Deze relevante omstandigheid heeft de raad niet in de belangenafweging betrokken. Hierdoor heeft de raad de bedrijfsbelangen van appellant niet op een zorgvuldige wijze afgewogen tegen de belangen die zijn gediend met de verwezenlijking van het desbetreffende plandeel.” 

Zie uitspraak ABRS 17 juli 2013, no. 201109366/1/R2

actualisatie bestemmingsplan actief informatie inwinnen over ingediende verzoeken

Actualisatie bestemmingsplan – Gemeente moet actief informatie inwinnen over ingediende verzoeken

Het lijkt inmiddels vaste jurisprudentie te worden. Ook bij actualisatie van bestemmingsplannen van veelal conserverende bestemmingsplannen dient de gemeente een actieve rol in te nemen met betrekking tot ingediende verzoeken om wijzigingen van het bestemmingsplan. Vaak schuift de gemeente een dergelijk verzoek door en geeft richting initiatiefnemer aan dat er een apart bestemmingsplan moet worden opgesteld voor het betreffende initiatief. De gemeente komt hier niet langer mee weg. Deze situatie komt ook in een uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2013, no. 201109366/1/R2 aan de orde.

De gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het buitengebied; een zogeheten ‘actualisatieplan’. De raad had het verzoek niet meegenomen in het plan omdat het werd aangemerkt als een nieuwe ontwikkeling.

De Afdeling overweegt: “Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de beoordeling van het verzoek nog gaande is. Door de raad is ter zitting toegelicht dat recent bedrijfsgegevens zijn overgelegd welke ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet bekend waren. De Afdeling overweegt dat de raad bij het opstellen van het plan de relevante feiten dient vast te stellen en de nodige kennis dient te vergaren over de af te wegen belangen. Dit betekent dat de raad zich op de hoogte dient te stellen van de aard en omvang van bestaande gebruik en tevens of dit gebruik legaal of illegaal is, zodat een keuze gemaakt kan worden of een, en zo ja welke, regeling met betrekking tot het gebruik in het plan wordt opgenomen. Gelet op de zienswijze van appellant waarin is vermeld dat het agrarisch gebruik op het perceel al sinds 1994 een omvang heeft van 13 SBE en gelet op het actualiseringsproject, had het op de weg van de raad gelegen om de voor de beoordeling van het plan (…) benodigde informatie te verkrijgen. Dit is niet gebeurd. Het opnieuw doorschuiven van de beoordeling van de gewenste aanduiding acht de Afdeling niet aanvaardbaar. Gelet hierop is het plan in zoverre niet voldoende zorgvuldig voorbereid.”

 

concrete aanvraag omgevingsvergunning ook meenemen in besluitvorming conserverend bestemmingsplan

concrete aanvraag om omgevingsvergunning ook meenemen in besluitvorming van conserverend bestemmingsplan

Een situatie die vaak voorkomt in de praktijk is dat de gemeente tegen een aanvrager om een vergunning of principeverzoek aangeeft dat zijn of haar verzoek niet wordt meegenomen in het bestemmingsplan, omdat het een actualisatieplan betreft of een conserverend plan waar geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen. De initiatiefnemer moet maar via een apart bestemmingsplan het initiatief mogelijk maken.

Al meerdere keren heeft de Afdeling deze werkwijze afgestraft in uitspraken. De uitspraak van 3 juli 2013, no. 201206694/1/R2 is er weer een uit deze categorie.

Appellant is het er niet mee eens dat de gemeente geen bouwvlak heeft opgenomen voor zijn perceel, terwijl in het vorige bestemmingsplan wel een bouwvlak was opgenomen. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan heeft appellant een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend en na de vaststelling heeft appellant de omgevingsvergunning gekregen. Toch heeft de gemeente geen bouwvlak opgenomen voor dit perceel in het nieuwe bestemmingsplan. Tijdens de zienswijze procedure heeft appellant de gemeente hierop attent gemaakt.

De raad stelt dat hij in overeenstemming heeft gehandeld met de gemeentelijke beleidsregel die aangeeft dat latente plancapaciteit voor woningbouw niet wordt opgenomen in te actualiseren bestemmingsplannen.  Met dit beleid beoogt de raad te voldoen aan de woningbouwopgave die voortvloeit uit de regionale woonvisie. Verder stelt de raad dat het bouwplan niet uitgevoerd zal gaan worden omdat het plan niet financieel uitvoerbaar is.

De Afdeling overweegt: “In de beleidsregel (…) worden aangevraagde bouwvergunningen onderscheiden van latente plancapaciteit voor woningbouw, zodat hetgeen in de beleidsregel is bepaald ten aanzien van latente plancapaciteit voor woningbouw niet zonder meer van toepassing is op in procedure zijnde aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen, zoals die van appellant. De enkele verwijzing naar de beleidsregel (…) vormt dan ook geen deugdelijke motivering voor het afzien van het opnemen van een bouwvlak ten behoeve van het bouwplan van appellant. Dat appellant lang geen gebruikt heeft gemaakt van de mogelijkheid van woningbouw die het vorige bestemmingsplan bood, vormt in het licht van zijn concrete bouwplan daartoe evenmin een deugdelijke motivering. Daarbij komt ook dat het bouwplan niet in strijd is met het vorige bestemmingsplan, zodat daarin geen weigeringsgrond  kon zijn gelegen voor de daarvoor aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen en zich ook geen aanhoudingsgrond voordeed voor de beslissing op de bouwaanvraag. Het betoog slaagt.”

 

 

Oude bestemmingen in nieuw bestemmingsplan niet zo maar overnemen

Oude bestemmingen in nieuw bestemmingsplan niet zo maar overnemen

In de praktijk wordt dit meestal wel gedaan. Zeker bij een groot plangebied is het nagenoeg onmogelijk om alle percelen individueel na te lopen en te controleren. Onderstaande uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013 bewijst weer eens dat deze controle toch niet overbodig is.

In het algemeen geldt: “bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend.”

In dit specifieke geval ging het om een bestemming met maatschappelijke doeleinden. Appellanten gaven in beroep aan dat de maximaal toegestane bouwhoogte te groot is en dat het plandeel zal leiden tot een vermindering van de lichtval in hun woningen en het zicht vanuit hun woningen. De toegelaten maximumbouwhoogte bedraagt 15 m, terwijl de feitelijke aanwezige bebouwing tussen de 6 en 10 m hoog is. De raad heeft volgens hen hierbij aangesloten bij de maximale bouwmogelijkheden van het vorige plan zonder te beoordelen of de maximaal toegestane bouwhoogte aanvaardbaar is in de huidige situatie.

Volgens de Afdeling heeft de raad hiermee miskend dat hij bij de vaststelling van een plan moet beoordelen of de bestaande bouwmogelijkheden nog in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening of dat gewijzigde omstandigheden en inzichten aanleiding geven tot wijziging van de voorheen geldende maximaal toegestane bouwhoogte. Hier komt bij dat tegenover de woningen van appellant en anderen in de feitelijke bestaande situatie bebouwing aanwezig is met een hoogte van 6 m tot 10 m en de raad in zijn verweerschrift en ter zitting te kennen heeft gegeven dat er geen concrete plannen zijn met betrekking tot deze gronden en dat naar het zich laat aanzien het daar staande kerkgebouw zal worden gehandhaafd. Onder deze omstandigheden is het niet aannemelijk dat binnen de planperiode gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheden die het plandeel biedt met betrekking tot de maximaal toegestane bouwhoogte. Gelet op het vorenstaande heeft de raad onvoldoende beoordeeld of de bouwmogelijkheden onder het vorige plan in de huidige situatie nog in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening.”

 

 

bedrijfswoning op bedrijventerrein en actualisatie bestemmingsplan

Bedrijfswoning op bedrijventerrein

Bestaande bedrijfswoningen op een bedrijventerrein en actualisatie bestemmingsplan versus de provinciale verordening ruimte

In de meeste provinciale verordeningen Ruime worden geen nieuwe bedrijfswoningen meer toestaan op bedrijventerreinen. Bij de actualisatie van een dergelijk bestemmingsplan worden meestal de bestaande bedrijfswoningen aangeduid op de verbeelding (plankaart).

In de casus die speelt in een uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2013, no. 201109106/1/T1/R3 heeft de gemeente wel de mogelijkheid opgenomen om nieuwe bedrijfswoningen te realiseren. De raad heeft naar voren gebracht dat in afwijking van het provinciaal beleid op de betreffende percelen van het bedrijventerrein per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan. De gemeente geeft aan zich bewust te zijn van de nadelen van bedrijfswoningen op een bedrijventerrein, maar ziet geen mogelijkheid om de bestaande rechten van de eigenaren van de bedrijfspercelen aan te tasten. Volgens de gemeente waren in het vorige bestemmingsplan bedrijfswoningen toegestaan. Het aantasten van bestaande rechten leidt mogelijk tot (ongewenste) planschadeclaims. Verder vindt de gemeente dat het nieuwe plan een actualiseringsdoelstelling heeft, waarbij de geldende bestemmingsplannen als uitgangspunt dienen.

De Afdeling is het hier niet mee eens: Met de stellingen dat in het vorige bestemmingsplan was voorzien in bouwmogelijkheden voor nieuwe bedrijfswoningen en dat mogelijk planschade kan optreden indien die bouwmogelijkheden in dit plan niet meer worden opgenomen, heeft de raad niet verantwoord dat het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen op de betreffende gronden niet leidt tot oneigenlijk ruimtegebruik van het bedrijventerrein. De Afdeling ziet daarom aanleiding voor het oordeel dat de raad niet heeft voldaan aan de verantwoordingsplicht, die is neergelegd in (…) de Verordening ruimte”.

Les uit deze uitspraak: motiveer in de toelichting goed waarom de bestaande bedrijfswoningen en bouwmogelijkheden voor bedrijfswoningen wederom worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Weliswaar een ‘open deur’, maar uit deze uitspraak blijkt dat de motiveringsplicht zwaar weegt en dat het niet voldoende is om aan te geven dat de bestaande rechten van eigenaren bij niet opname van de bedrijfswoningen in het nieuwe bestemmingsplan worden aangetast.

actualisatie bestemmingsplan vergelijkbare bouwmogelijkheden uit oude plan niet opnemen zonder beoordeling een goede ruimtelijke ordening

Actualisatie bestemmingsplan – Neem bij de actualisatie van een bestemmingsplan de oude bouwmogelijkheden uit het plan niet op zonder onderzoek naar een goede ruimtelijke ordening

Bij de actualisatie van bestemmingsplannen worden meestal de oude bouw- en gebruiksmogelijkheden ook opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Dit zal meestal geen problemen opleveren. Dat het belangrijk is om vooral niet ‘zo maar’ oude wijzigingsbevoegdheden of bouwmogelijkheden direct over te nemen geeft de volgende uitspraak aan van de Afdeling van 13 maart 2013, no. 201201338/1/R4:

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) kan de raad ter onderbouwing van het standpunt dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden, niet volstaan met de stelling dat het vorige plan voorzag in een vergelijkbare bouwmogelijkheid ter plaatse. Bij de beoordeling van de planologische aanvaardbaarheid van een beoogde ontwikkeling dient, naast de mogelijkheden in het vorige plan, tevens rekening worden gehouden met de bestaande situatie en de belangen van omwonenden”.

 

actualisatie bestemmingsplan en oude bestemmingen

Actualisatie bestemmingsplan en het overnemen van voorheen geldende bestemmingenactualisatie bestemmingsplan

Het actualiseren van bestemmingsplannen leidt er vaak toe dat bestaande bestemmingen in het plangebied geheel worden overgenomen. Dat lijkt op zich heel verstandig, mede gezien bestaande rechten van eigenaren. Ook is het qua werk en in tijd goedkoper om het zo te doen. Onderstaande uitspraak van 29 augustus 2012, no. 201102653/1/R1 toont nog eens aan dat het nodig is om toch eens kritisch naar bepaalde bestemmingen te kijken (actualisatie bestemmingsplan).

De gemeente had in dit bestemmingsplan de geldende agrarische bestemming overgenomen uit het oude plan. Het perceel is geheel overwoekerd en is omgeving door houtopstanden. Verder zijn er restanten te vinden van bedrijfsmatig gebruik, zoals een romneyloods. Volgens de eigenaar van het perceel zal de agrarische bestemming dan ook nooit gerealiseerd worden, omdat hij geen agrarische activiteiten uitoefent, het perceel niet geschikt is voor agrarisch gebruik vanwege de beperkte omvang en de aanwezige bodemverontreiniging. Verder ontbreken er bouwmogelijkheden.

Volgens de Afdeling wijst het deskundigenbericht uit dat de kosten voor het multifunctioneel saneren hoger zijn voor een agrarisch terrein dan bij een ontwikkeling als bedrijventerrein, terwijl het perceel minder opbrengstpotentie heeft. Ter zitting is verder gebleken dat de kosten voor de sanering voor rekening zullen komen voor appellant. Gelet op het voorgaande en gelet op de omstandigheid dat de kosten voor multifunctionele sanering niet onaanzienlijk zijn, is niet uitgesloten dat appellant de kosten die hij moet maken van de sanering, niet met de realisering van de agrarische bestemming die aan het perceel is toegekend kan terugverdienen. Gelet op het voorgaande alsmede gezien de voorgeschiedenis zoals weergegeven in 2.7.4 en 2.7.5 ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de raad onder de gegeven omstandigheden onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bij de vaststelling van het plan onverkort is vastgehouden aan een soortgelijke bestemming als onder het voorgaande plan voor het perceel”.

omgevingsjurist

Concreet bouwplan indienen tijdens actualisatie bestemmingsplan

Concreet bouwplan indienen tijdens actualisatie bestemmingsplanconcreet bouwplan

Veel gemeenten zijn druk bezig met het actualiseren van oude bestemmingsplannen. Dit moet vóór 1 juli 2013 gebeuren. Lukt dit niet voor deze datum, dan kan de gemeente geen bouwleges meer heffen voor bouwaanvragen in het betreffende plangebied.

Tijdens de actualisatie neemt de gemeente meestal geen nieuwe bouwinitiatieven of concrete bouwplannen mee in het nieuwe bestemmingsplan. De gemeente neemt vaak de huidige situatie van bouwwerken en gronden over in het plangebied. Omdat de planologische situatie nagenoeg hetzelfde blijft, hoeven er ook geen uitgebreide (milieu)onderzoeken plaats te vinden. Dit scheelt tijd en geld voor de gemeente en zo kan 1 juli 2013 gehaald worden. Vanuit het belang van de gemeente bezien is dat te begrijpen.

Voor nieuwe, concrete (bouw)plannen in een gebied waar de gemeente bezig is met de actualisatie van het bestemmingsplan, worden meestal aparte planologische procedures gevoerd. Bijv. door middel van een ‘postzegelplan’ (klein bestemmingsplan) of via een omgevingsvergunning. Dit is voor veel mensen teleurstellend en onbegrijpelijk. Immers, waarom moet er nu een aparte procedure worden gevoerd, terwijl er al een bestemmingsplanprocedure bezig is voor het gebied waar het project in valt.

De Raad van State kijkt de laatste tijd kritisch naar deze praktijk. De gemeente heeft veel beleidsvrijheid bij het al dan niet vaststellen van bestemmingsplannen en welke bestemmingen ze al dan niet opneemt. Als de gemeente bij de rechter laat zien dat er diverse belangen zijn afgewogen en het ook goed heeft gemotiveerd, dan legt de initiatiefnemer het meestal af tegen de gemeente en heeft het nakijken. Toch is dat niet in alle gevallen zo:

  • de besluitvorming over het (bouw)project hoeft niet te zijn afgerond: eist de gemeente dit, dan moet je hiermee niet akkoord gaan.
  • het (bouw)project hoeft niet (altijd) te worden vergezeld door een ruimtelijke onderbouwing. Dit hangt uiteraard af van het soort project. Voor een project dat naar verwachting grote milieugevolgen zal hebben, zal extra onderzoek moeten plaatsvinden. Voor plannen met weinig planologisch impact zal dit niet het geval zijn.
Concreet bouwplan: conclusie voor de praktijk
Uit de jurisprudentie blijkt dat de gemeente besluitvorming voer niet-concrete plannen tijdens de actualisatie van een bestemmingsplan, kan doorschuiven naar een later tijdstip. Concrete (bouw)initiatieven kan de gemeente tijdens de actualisatie van een bestemmingsplan echter niet zo maar opzij leggen en moet de gemeente meenemen in de besluitvorming. Ik verwijs hierbij naar onderstaande uitspraken.

Op gemeente berust onderzoeksplicht van bouwplan

De Raad van State heeft al meerdere keren aangegeven in uitspraken dat bij nieuwe bestemmingsplannen (actualisatieplannen) de onderzoeksplicht berust bij de gemeente en niet bij de initiatiefnemer van een concreet bouwplan. Dit komt omdat de gemeente zelf het initiatief neemt voor het nieuwe bestemmingsplan in verband met de actualisatieplicht, en de vaststelling ervan een zogenaamd ambtshalve genomen besluit betreft:
Nu de vaststelling van het bestemmingsplan in dit geval een ambtshalve genomen besluit betreft, berust de onderzoeksplicht ingevolge artikel 3:2 van de Awb primair op het gemeentebestuur”.
Ga dus niet zo maar akkoord met een ‘nee’ van de gemeente of de drempels die de gemeente opwerpt in verband met aan te leveren onderzoek.

Op verzoek van gemeente wel concrete gegevens aanleveren

Toch wil dit niet zeggen, dat u als initiatiefnemer van het (bouw)project achterover kunt leunen. In een uitspraak van 22 augustus 2012, no. 201012316/1/R4 maakt de Afdeling nog eens duidelijk dat weliswaar op de gemeente primair de onderzoeksplicht berust bij ambtshalve genomen besluiten, maar dat in dit geval aan de initiatiefnemer (een professionele partij) evenwel mocht worden verlangd dat zij concrete gegevens voor de door haar gewenste invulling zou aandragen naar aanleiding waarvan de benodigde onderzoeken konden worden verricht.
omgevingsjurist