Landschappelijke inpassing Verordening ruimte Noord Brabant 2011 – landschappelijke inpassing borgen in planregels bestemmingsplan

bestemmingsplan en Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 – landschappelijke inpassing borgen in planregels van bestemmingsplan

Met een bestemmingsplan wordt de verplaatsing van een intensieve veehouderij mogelijk gemaakt. Appellanten betogen dat in het plan ten onrechte niet is verzekerd dat 0,5 hectare van het bouwvlak moet worden aangewend voor landschappelijke inpassing. Zij achten het plan in strijd met de Verordening 2011 van de provincie.

In artikel 9.5 van deze verordening zijn tijdelijke regels opgesteld voor de verplaatsing van een intensieve veehouderij. Voor deze verplaatsing kan de provincie een ontheffing verlenen. In sub d van het tweede lid van artikel 9.5 staat vermeld dat de aanvraag om ontheffing een beschrijving moet bevatten van de wijze waarop wordt verzekerd dat ten minste 20% van het bouwblok wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.

Het college van GS heeft vervolgens aan het ontheffingsbesluit een voorschrift verbonden dat binnen het bouwvlak minimaal 0,5 hectare moet worden aangewend voor de landschappelijke inpassing. De gemeente heeft via een privaatrechtelijke overeenkomst met de initiatiefnemer verzekerd dat 0,5 hectare zal worden gebruikt voor de landschappelijke inpassing.

De Afdeling overweegt:Gezien het bepaalde in artikel 9.5, tweede lid, aanhef en onder d, van de Verordening 2011 en gelet op het aan de ontheffing verbonden voorschrift over de landschappelijke inpassing, moet het er naar het oordeel van de Afdeling voor worden gehouden dat de aanleg en de instandhouding van de landschappelijke inpassing noodzakelijk zijn voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan. Gelet hierop heeft de raad en instandhouding daarvan ten onrechte niet in het plan geregeld. Niet valt in te zien dat de raad geen regel in het plan heeft kunnen opnemen, inhoudende dat het gebruik van het bouwvlak conform de bestemming alleen dan planologisch is toegestaan indien de landschappelijke inpassing wordt aangelegd en in stand gehouden. Het betoog slaag.”

Noot MH:

De achterliggende bedoeling van de eis van landschappelijke inpassing is ongetwijfeld goed. Ik denk dat niemand tegen een goede landschappelijk inpassing is. Uit de praktijk weet ik inmiddels uit eigen ervaring hoe ‘ontzettend moeilijk de provincie kan doen’ over de landschappelijke inpassing. Op perceelniveau wordt ambtelijk gediscussieerd over welke bomen moeten worden aangeplant, welke bedragen er mee gemoeid moeten zijn, etc. Het kan tot zeer veel frustratie leiden bij zowel gemeente als aanvrager.

Mijn tip voor de praktijk: besef dat de landschappelijke inpassing het nieuwe stokpaardje is van de Provincie Brabant bij ruimtelijke ontwikkelingen. Neem op voorhand een kwalitatief goede landschapsarchitect in de arm die een professioneel landschapsplan met kaart kan opstellen. Je koopt hier geloofwaardigheid mee en het proces kun je hiermee versnellen. Het lijkt in eerste instantie weggegooid geld, maar dat is het achteraf zeer zeker niet. Het levert namelijk tijdswinst op voor je project.

Zie uitspraak ABRS 22 mei 2013, LJN: CA0653

Provinciaal belang en nieuwe woningen in bestemmingsplan

Provinciaal belang en nieuwe woningen op basis van bestemmingsplan provinciaal belang

In de praktijk is het vaak lastig vast te stellen wat een provinciaal belang is in de zin van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Dit speelt met name bij buitengebied plannen. Mijn ervaring is dat provincies erg streng zijn ten aanzien van dit aspect, en al vrij snel een zienswijze indienen tegen een ontwerp-bestemmingsplan, waarin een dergelijke mogelijkheid is opgenomen.

In een uitspraak van de Afdeling van 5 september 2012, no. 201008802/1/R4 komt deze problematiek aan de orde. De gemeente heeft in het bestemmingsplan voor het buitengebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwe woningen. De provincie stelt in beroep dat deze regeling in strijd is met de provinciale omgevingsverordening, omdat de realisatie van nieuwe woningen in het buitengebied op grond van de verordening niet is toegestaan. “Weliswaar is het ingevolge het vijfde lid van artikel 4.27 mogelijk een ontheffing te verlenen van de omgevingsverordening, maar het plan voldoet niet aan de criteria die het provinciaal beleid stelt aan woningbouw in het buitengebied ten behoeve van ruimtelijke kwaliteit en bovendien is een dergelijke ontheffing niet verleend, aldus het college.”

De gemeente stelt zich op het standpunt dat regulering van nieuwbouwmogelijkheden op perceelsniveau niet kan worden aangemerkt als een provinciaal belang. Het betreft hier een gemeentelijk belang dat niet door de omgevingsverordening mag worden gereguleerd.

De Afdeling is het hier niet mee eens en geeft onder meer aan: “Niet valt in te zien dat het provinciebestuur zich niet in redelijkheid het belang van volkshuisvesting en de concentratie, bundeling en contingentering van woningbouw in de regio als provinciaal belang heeft kunnen aantrekken.”

Zie verder r.o. 26.5 en verder van voornoemde uitspraak.

omgevingsjurist