milieueffectrapportage – aanleg ontsluitingsweg, groenstroken en fiets- en voetpad geen stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van categorie D.11.2 Besluit mer

Milieueffectrapportage – De aanleg van een ontsluitingsweg, groenstroken, een brug en een naastgelegen fiets- en voetpad is geen stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van categorie D.11.2 Besluit m.e.r.

Het bestemmingsplan in kwestie voorziet in de mogelijkheid om een nieuwe ontsluitingsweg aan te leggen met inbegrip van een brug, een naastgelegen fiets- en voetpad en groenstroken. Appellant stelt in beroep dat er ten onrechte geen milieueffectrapport is gemaakt voor het plan. Volgens hem valt het project in de categorie D.11.2 van het Besluit m.e.r.

De raad stelt dat het plan niet onder bovenstaande categorie valt en dat geen MER behoefde te worden opgesteld.

De Afdeling overweegt: “Voor zover appellant aanvoert dat de m.e.r.-(beoordelings)plicht voortvloeit uit de omstandigheid dat de .. straat onderdeel uitmaakt van de integrale herontwikkeling van het stationsgebied, overweegt de Afdeling dat de blijkens de kaart die hoort bij de Structuurvisie de … straat buiten de op deze kaart met een gestippelde rode lijn aangegeven plangrens ligt. Anders dan appellant betoogt, maakt blijkens deze kaart de … straat geen onderdeel uit van het gebied dat in de Structuurvisie is  aangemerkt als onderdeel van de herontwikkeling van het stationsgebied. (…)

Voorts betreffen het voorliggende plan en de herontwikkeling van het stationsgebied geen afzonderlijke fasen van dezelfde activiteit. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een zodanig planologische samenhang tussen het voorliggende plan en de ontwikkelingen die zijn voorzien in het stationsgebied van Utrecht, dat deze in het kader van de m.e.r.-plicht of de m.e.r.-beoordelingsplicht als één activiteit hadden moeten worden aangemerkt door de raad“. 

Zie uitspraak ABRS 13 maart 2013, no. 201204691/1/R2

Permanent bewoonde recreatiewoning geluidsgevoelig object

Permanent bewoonde recreatiewoning is geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinderpermanent bewoonde recreatiewoning

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een nieuwe ontsluitingsweg mogelijk voor een villapark. Appellant – die permanent in een nabij gelegen recreatiewoning woont – stelt dat de raad ten onrechte zijn woning niet heeft aangemerkt als een geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Appellant bewoont de woning op basis van een persoonsgebonden gedoogbeschikking. Is een permanent bewoonde recreatiewoning geluidgevoelig?

De Afdeling overweegt dat de recreatiewoning van appellant hiermee een woning en daarmee een geluidsgevoelig object is als bedoeld in de Wet geluidhinder. Daarbij verwijst de Afdeling naar haar uitspraak van 25 november 2009, in zaak no. 200807964/1/M1, waarin is overwogen dat een permanent bewoonde recreatiewoning als woning in de zin van artikel 1.1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) moet worden aangemerkt. Het begrip geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in het Barim wordt in artikel 1.1, eerste lid, van het Barim gelijkgesteld aan een geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, te weten een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m². Uit de nota van toelichting bij het Barim volgt dat met het Barim voor het begrip woning is beoogd aan te sluiten bij het begrip woning in de Wgh, dat eveneens inhoudt dat een woning een gebouw is dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe bestemd is. Gelet op het voorgaande is het standpunt van de raad dat de recreatiewoning van appellant niet kan worden aangemerkt als woning als bedoeld in de Wgh onjuist.”

Zie ABRS 21 november 2012, no. 201202367/1/R1.

omgevingsjurist