Recreatiewoning is geurgevoelig object

Recreatiewoning is geurgevoelig object

essentie: Wanneer is een recreatiewoning geurgevoelig in de zin van artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij?

De gemeente Hollandse Kroon heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de uitbreiding van een camping. Er komen 5 recreatiewoningen bij en 38 standplaatsen voor vaste kampeermiddelen en door een gedeeltelijke jaarrondopenstelling.

Een nabij gevestigde veehouder geeft in beroep aan dat het plan leidt tot een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden voor zijn perceel.

De gemeente betoogt dat het plan niet leidt tot een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderij. De gemeente stelt onder meer dat vaste kampeermiddelen en recreatiewoningen niet als geurgevoelige objecten kunnen worden aangemerkt, omdat recreanten doorgaans alleen in de weekenden en de schoolvakanties op de camping verblijven zodat geen sprake is van langdurig verblijf.

De Afdeling overweegt het volgende: “(…) Uit die uitspraak die betrekking had op de geurgevoeligheid van een sanitairgebouw en gebouwen voor onderhoud en beheer op een camping, kan echter niet worden afgeleid dat de Afdeling recreatiewoningen niet meer als geurgevoelig object in de zin van de Wgv aanmerkt. Anders dan de raad betoogt, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat in dit geval geen sprake is van de mogelijkheid tot een langdurig verblijf in de recreatiewoningen en vaste kampeermiddelen. De stelling van de raad dat de recreanten alleen in de weekenden en schoolvakanties op de camping zullen verblijven, maakt dit niet anders, reeds nu een dergelijke beperking niet in de planregels is vastgelegd. (…)”.

Zie uitspraak ABRS 18 februari 2015, no. 201400171/1/R1

Lees meer over wanneer een object geurgevoelig is.

omgevingsjurist

 

lesruimte workshops niet geurgevoelig

Lesruimte workshops niet geurgevoeliglesruimte workshops

Naast het gebruik voor akkerbouwactiviteiten is het de bedoeling om toeristisch-recreatieve activiteiten op het perceel mogelijk te maken. Hiervoor is een vrijstelling ex artikel 19, eerste lid WRO verleend. Onder meer wil de initiatiefnemer voor groepen van max. 30 personen workshops aanbieden onder leiding van kunstenaars uit de regio (lesruimte workshops).

Appellant exploiteert een naastgelegen kalkoenhouderij en stelt dat de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen geen geurgevoelige objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wgv, zodat die wet niet toepasselijk is. De Afdeling redeneert als volgt:

Standaard jurisprudentie ‘gevoelig object’: Gezien de in artikel 1 van de Wgv gegeven definitie is voor het antwoord op de vraag of de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing geurgevoelige objecten zijn, van belang of die bebouwing bestemd en geschikt is voor menselijk verblijf en of dat gebruik permanent is of daarmee vergelijkbaar. (..) Met de zinsnede  ‘permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik’ is bedoeld om bescherming te bieden tegen langdurige blootstelling. Maar ook een kortdurende verblijfsduur verdient volgens de wetgeschiedenis bescherming, voor zover dit zich tenminste regelmatig voordoet. Met een regelmatig verblijf wordt bedoeld een aanwezigheid op de locatie gedurende een niet onaanzienlijk gedeelte van een tijdseenheid, van een of meer personen, al dan niet met gelijke tussenpozen.”

De Afdeling is in dit geval van mening dat er geen sprake is van een gevoelig object, omdat er niet langdurig personen in de voormalige agrarische bedrijfsruimte verblijven en de bebouwing evenmin op een permanent verblijf vergelijkbare wijze wordt gebruikt. Zie overweging 2.8.4 van uitspraak ABRS 11 april 2012, no. 201109676/1/A1.

Vragen?

omgevingsjurist