Geur agrarische bedrijven en goede ruimtelijke ordening: onderzoek ook uitbreidingsmogelijkheden in bouwvlak bestemmingsplan

Geur agrarische bedrijven en een goede ruimtelijke ordening

Betrek ook uitbreidingsmogelijkheden in bouwvlak bestemmingsplan in onderzoek (maximale planologische mogelijkheden)

In de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014, no. 201205174/1/R4 in r.o. 47.4 wordt weer eens aangetoond hoe venijnig de relatie agrarische geur en een goede ruimtelijke ordening is. Het lijkt een beklonken zaak. De gemeente heeft keurig een geuronderzoek uitgevoerd naar de geurbelasting op een bestaande woning. Deze woning is via een eerdere planologische procedure mogelijk gemaakt. In de betreffende ruimtelijke onderbouwing staat aangegeven dat bij uitbreiding van het agrarische bedrijf ter plaatse van de woning van appellant sprake zal zijn van een lagere voorgrond- en achtergrondbelasting, zodat het plan niet leidt tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat.

In het kader van het bestemmingsplan is tevens een geuronderzoek uitgevoerd. Hierin is ook onderzoek gedaan naar de geurbelasting op de omliggende geurgevoelige objecten. Uit de uitkomsten blijkt onder meer dat ter plaatse van de woning van appellant de geurbelasting onder de in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) blijft. In beginsel is er dan nog geen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning. De toegestane milieubelasting dient volgens de Afdeling in overeenstemming te zijn met de uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbare inrichting van het gebied.

Verder dienen ook de maximale planologische mogelijkheden in het bestemmingsplan – in dit geval de benutting van de uitbreidingsmogelijkheden in het bouwvlak – te worden betrokken bij de afweging. Betrek dus bij de afweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening altijd de maximale uitbreidingsmogelijkheden van het bestemmingsplan!

Geur en bestemmingsplan – voer snuffelonderzoek uit bij onderzoek of bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en toets aan rijksgeurbeleid

Geur en bestemmingsplan – Geur kan verschillende gezondheidseffecten veroorzaken. Stress, hoest en vele andere lichamelijke ongemakken. Geurhinder zegt overigens niets over de toxiciteit van de emissies. Persoonlijke beleving van geur heeft grote invloed.

Hoe toets je geur in ruimtelijke ordening? Infomil heeft een handige online-tool ontwikkeld om geur te toetsen bij ruimtelijke planvorming.

Geur en woningbouw komt ook aan de orde in een uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012, no. 201203175/1/R4. Het gaat hierom een bestemmingsplan dat de bouw van 28 grondgebonden woningen en 32 appartementen mogelijk maakt. Op 40 meter afstand van het plangebied ligt een kartonfabriek. Het bedrijf voert in beroep aan dat er ter plaatse van de woningen geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De raad erkent dat de woningen zijn voorzien in een geurcontour waarbinnen volgens het landelijk geurbeleid (Nota stankbeleid 1994) terughoudendheid dient te worden betracht met het bouwen van woningen. De raad erkent verder dat sprake kan zijn van enige geurhinder, maar stelt dat deze geringe hinder acceptabel moet worden geacht.

Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt dat het plangebied ligt tussen de geurcontouren van 11 en 4 ge/m³ als 98 percentiel. Volgens het rijksbeleid dient ter plaatse aldus terughoudendheid te worden betracht bij het bouwen van woningen. Ook vanuit een goede ruimtelijke ordening dient de raad te bezien of de geurhinder afkomstig van de kartonfabriek ter hoogte van de in het plan voorziene woningen als aanvaardbaar kan worden beoordeeld.

De gemeente heeft een beperkt geuronderzoek laten uitvoeren op een willekeurige dag. Uit het geuronderzoek blijkt dat de geuremissie van de kartonfabriek tijdens de meting in 2008 is toegenomen t.o.v. de situatie in 2005.

De Afdeling overweegt: Gelet op het voorgaande wordt met het snuffelonderzoek niet aangetoond dat ter plaatse van de in het plan voorziene woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. De raad heeft aangevoerd dat ten tijde van de meting in 2008 niet aan de vergunningvoorschriften werd voldaan. Deze enkele stelling acht de Afdeling echter onvoldoende om aan te tonen dat wel een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter hoogte van de in het plan voorziene woningen kan worden gewaarborgd indien aan de vergunningvoorschriften wordt voldaan. (…) Gelet op het voorgaande berust het standpunt van de raad dat ter hoogte van de in het plan voorziene woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd niet op een deugdelijk onderzoek. Voorts heeft de raad er geen blijk van gegeven rekening te hebben gehouden met het rijksgeurbeleid, welke beleid aangeeft terughoudendheid te betrachten bij het mogelijk maken van woningbouw bij een geurbelasting als hier aan de orde teneinde nieuwe geurhindersituaties te voorkomen, terwijl gelet op het voorgaande niet is verzekerd dat geen nieuwe hindersituatie zal ontstaan.”

De Omgevingsjurist – specialist in de doorwerking van milieu in het bestemmingsplan