geluidbelasting woonschepen en woon- en leefklimaat

Geluidbelasting woonschepen en woon- en leefklimaatgeluidbelasting woonschepen

In een bestemmingsplan worden onder meer ligplaatsen voor varende woonschepen mogelijk gemaakt. Voor het overige is het bestemmingsplan conserverend van aard.

Appellant kan zich hiermee niet verenigen. Zij betoogt dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de geluidbelasting op de woonschepen als gevolg van haar bedrijfsactiviteiten. Zij stelt dat er geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonschepen en zij vreest bovendien door de aanwezigheid van de woonschepen in haar uitbreidingsmogelijkheden te worden beperkt.

Aan de gronden ter plaatse is de bestemming ‘Water – 1’ toegekend met de aanduiding ‘varende woonschepen toegestaan’. Het gebied waarbinnen de ligplaatsen voor woonschepen zijn voorzien ligt binnen de 50 dB(A)-zone van een industrieterrein. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 mei 2007, no. 200609072/1) zijn woonschepen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Dit neemt niet weg dat moet worden nagegaan of ter plaatse van de woonschepen sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Door de regionale milieudienst is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek volgt dat bij een beoordelingshoogte van 5 m ten opzichte van het plaatselijke maaiveld sprake is van een geluidbelasting van 48 dB(A) tot maximaal 55 dB(A).

De Afdeling overweegt over geluidbelasting woonschepen “dat weliswaar een indicatief onderzoek is verricht naar de geluidbelasting op de woonschepen als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van appellant, maar dat het bestreden besluit geen inzicht biedt in de geluidbelasting zoals die geldt aan de binnenzijde van de woonschepen. Dit klemt temeer nu woonschepen doorgaans een slechtere gevelisolatie hebben dan reguliere woningen. Verder is in het plan geen beperking opgenomen wat betreft de aanlegduur van de woonschepen, terwijl ter zitting is gebleken dat de raad ervan uitgaat dat de woonschepen niet permanent liggen afgemeerd in de haven. Ook is niet inzichtelijk gemaakt waarom de tussen de bedrijfslocatie van appellant en de woonschepen gelegen bedrijven niet bij de berekening van de geluidbelasting hoefden te worden betrokken. 

Naar het oordeel van de Afdeling is gelet op het vorenstaande niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de mogelijk gemaakte ligplaatsen voor varende woonschepen.” Zie ABRS 18 juli 2012, no. 201103249/1/R

Meer weten?

omgevingsjurist