Grondwateroverlast via bestemmingsplan oplossen?

Grondwateroverlast via bestemmingsplan oplossen?grondwateroverlast

Het bestemmingsplan maakt maximaal 160 woningen mogelijk met daarnaast enkele maatschappelijke voorzieningen. Appellanten vrezen een toename van de bestaande wateroverlast. De oorzaak van deze wateroverlast is volgens hen dat de bestaande woningen op een te laag peil zijn gebouwd ten opzichte van de grondwaterstand. De kleilaag laat slecht water door. De overlast is verergerd volgens hen omdat de gemeente een zogeheten DIT-riool heeft aangelegd. Dat is een riool waarbij afvalwater en regenwater gescheiden worden afgevoerd. Het regenwater wordt via drainage afgevoerd naar het oppervlaktewater of wordt geïnfiltreerd in de bodem.

Appellanten vrezen dat de toename aan verharding in het plangebied niet voldoende zal worden gecompenseerd. Weliswaar zijn in het bestemmingsplan voorwaardelijke verplichtingen opgenomen, maar deze zijn volgens hen onvoldoende om de grondwateroverlast op te lossen.

De Afdeling overweegtdat de raad heeft toegelicht dat in veel wijken (…) sprake is van grondwateroverlast, vanwege een hoge grondwaterstand en een in de bodem aanwezige kleilaag die water slecht doorlaat. Die overlast ontstaat als het langdurig regent. (…) De raad heeft daarbij onderkent dat het bestaande (…) riool niet goed werkt. Het plan hoeft niet te voorzien in een oplossing voor de bestaande grondwateroverlast. Ook hoeft in het plan niet de inrichting van het rioleringssysteem te worden geregeld. Het staat echter vast dat het plan effecten zal hebben op de grondwatersituatie ter plaatse. (…) Gelet hierop en op de bestaande wateroverlast lag het op de weg van de raad om zich bij de vaststelling van het plan zich ervan te verzekeren dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare toename van de wateroverlast voor naburige percelen. (…). Lees meer in r.o. 4.3 en 4.4 van uitspraak ABRS 4 september 2019, no. 201805956/1/R1.

Vragen over de juridische borging van water in een bestemmingsplan? Bel 010-268 0689 of mail.

 

Waterberging opnemen in bestemmingsplan

Waterberging opnemen in bestemmingsplan

Het bestemmingsplan in kwestie voorziet in de bouw van maximaal 11 woningen. Volgens de waterparagraaf in de toelichting van het bestemmingsplan dienen nieuwe bestemmingsplannen volgens het gemeentelijk beleid te voldoen aan het principe van Hydrologisch Neutraal ontwikkelen. Dit houdt in dat de hydraulogische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie. Als hergebruik en infiltratie niet mogelijk zijn, dan kan worden gekozen voor berging van water.

Appellant stelt in beroep dat de door de raad genoemde waterberging niet in het bestemmingsplan is gewaarborgd. De gemeente verwijst naar een artikel in de planregels dat de voorwaarde bevat dat bouwplannen dienen te voldoen aan een door de gemeente goedgekeurde watertoets en aan een goedgekeurd inrichtingsplan. In de planregels is echter niet gespecificeerd om welk inrichtingsplan en welke watertoets het gaat.

De Raad van State overweegt het volgende over de planregel inzake de waterberging: “Voor zover is beoogd te verwijzen naar de waterparagraaf wijst de Afdeling erop dat deze veelal algemene uitgangspunten en verschillende opties bevat. In dat geval creëert artikel (..) van de planregels een nader afwegingsmoment hetgeen in strijd is met het limitatief-imperatieve stelsel voor omgevingsvergunningen voor bouwen zoals neergelegd in artikel 2.10 van de Wabo. Gezien het vorenstaande is, anders dan de raad betoogd, de aanleg en instandhouding van de waterberging niet in het onderhavige plan verzekerd. Niet is gebleken dat de aanleg en instandhouding van de waterberging anderszins publiekrechtelijk is gewaarborgd, noch dat de gemeente het zelf in zijn macht heeft om de waterberging aan te leggen en in stand te houden. Gelet hierop is het plan in zoverre in strijd met artikel 3.1 van de Wro.”.

Zie r.o. 3 in uitspraak ABRS 10 mei 2017, no. 201602245/1/R2.

omgevingsjurist

wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan waterhuishouding begraafplaats

Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan en waterhuishoudkundige gevolgen uitbreiding begraafplaatswijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan

Een denkfout die vaak gemaakt wordt is dat bij opname van een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan de (milieu) onderzoeken van latere zorg zijn. M.a.w. deze hoeven pas plaats te vinden indien een wijzigingsplan wordt opgesteld. Dit is echter onjuist. Op voorhand mag een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Met behulp van ‘quick scans’ kan dit vaak al onderzocht worden.

In deze casus had de gemeente een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de uitbreiding van een begraafplaats. Volgens appellanten staat op voorhand al vast dat de bestaande waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van het perceel van appellanten problematisch is vanwege de aanwezigheid van waterlopen en het hoogteverschil tussen gronden.

De Afdeling geeft het volgende aan: “Vaststaat dat geen onderzoek is verricht naar de waterhuishoudkundige gevolgen van de mogelijke uitbreiding van de begraafplaats voor hun perceel. Het standpunt van de raad dat voorafgaand aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onderzoeken naar de bodemgesteldheid en grondwaterstand zullen worden verricht gaat er echter aan voorbij dat hij reeds bij de vaststelling van het plan dient te onderzoeken of gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk is, met inachtneming van de belangen van appellanten.” Zie ABRS 22 februari 2012, LJN: BV6544.

omgevingsjurist