Flexibel bestemmingsplan en milieu: voorkom de valkuilen

Flexibel bestemmingsplan en milieu: voorkom de valkuilen

Flexibel bestemmen is een grote wens uit de praktijk en de politiek. Vanwege de crisis bestaat er veel onzekerheid over het al dan niet doorgaan van (bouw)projecten. Een bestemmingsplan met flexibiliteit lijkt om die reden dé oplossing voor zowel gemeenten als initiatiefnemers om soepel en snel te kunnen inspelen op steeds veranderende behoeften vanuit de markt.

De juridische werkelijkheid is echter anders. Met name milieuonderzoek en het rechtszekerheidsbeginsel kunnen leiden tot belemmeringen bij het flexibel bestemmen. Hieronder heb ik een aantal uitspraken opgenomen die leerzaam zijn voor iedereen die flexibel wil gaan bestemmen en twijfelt of er op voorhand milieuonderzoek moet worden uitgevoerd. In onderstaande uitspraken worden de juridische grenzen aangegeven door de Afdeling.

Lees deze uitspraken en voorkom dat je bestemmingsplan of project strandt bij de Raad van State!

#Grenzen aan flexibiliteit in het bestemmingsplan

Er zijn verschillende vormen van flexibiliteit mogelijk in een bestemmingsplan. De meest voorkomende zijn:

  • ruime bestemming (functieverruiming onder voorwaarden)
  • wijzigingsbevoegdheid
  • uitwerkingsplicht
  • afwijkingsbevoegdheid

Er zijn de laatste tijd nogal wat uitspraken van de Afdeling verschenen waarin de juridische grenzen van flexibiliteit in het bestemmingsplan worden aangegeven:

#Ruime bestemming (functieverruiming onder voorwaarden)

In bestemmingsplannen worden in de praktijk ook bestemmingen opgenomen waarin bepaalde functies niet zonder meer zijn toegelaten, maar onder de voorwaarden die worden genoemd in de regels bij de bestemming. Een voorbeeld van een dergelijke bepaling tref je aan in r.o. 20 van uitspraak ABRS 4 juni 2014, no. 201308719/1/R2. De Afdeling zegt het volgende over een dergelijke flexibele vorm van bestemmen:

De Afdeling is van oordeel dat de voorwaarden in (…) de planregels niet geschikt zijn om zonder nadere objectivering te worden opgenomen in de planregels. Voor elk van deze voorwaarden geldt namelijk dat een nadere afweging word vereist. De realisering van de bestemming wordt daarmee afhankelijk gesteld van een nadere afweging die, gelet op de rechtszekerheid en de uitvoerbaarheid van het plan, reeds bij de vaststelling had moeten zijn gemaakt (…).”

#Wijzigingsbevoegdheid – algemeen

De wijzigingsbevoegdheid is ‘erg populair’ als flexibel instrument in bestemmingsplannen. Vaak wordt er gedacht dat er zonder al te veel moeite een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan kan worden opgenomen om tijdens de planperiode van 10 jaar soepel op nieuwe ontwikkelingen te kunnen inspelen. Dit is echter niet het geval. De juridische grens is inmiddels bestendige jurisprudentie van de Afdeling. Lees bijv. r.o. 6.3 in uitspraak ABRS 12 februari 2014, no. 201309151/1/R6:

Met betrekking tot het standpunt van de raad dat onderzoek – bijvoorbeeld wat betreft het aspect milieu – kan plaatsvinden op het moment dat van de bestreden wijzigingsbevoegdheden gebruik wordt gemaakt, overweegt de Afdeling (…) dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het plan de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemmingen binnen de gebieden waarop de wijzigingsbevoegdheden betrekking hebben in beginsel als een gegeven kan worden beschouwd indien wordt voldaan aan de bij het plan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Indien een wijzigingsbevoegdheid een  bestemming mogelijk maakt die het woon- en leefklimaat dan wel bedrijfsbelangen raakt, dient aan het plan dan ook voldoende onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de nieuwe bestemming op dat woon- en leefklimaat en de desbetreffende bedrijfsbelangen ten grondslag liggen.”

#Wijzigingsbevoegdheid – vormveranderingen, vergroting agrarische bouwvlakken en omschakeling agrarische bedrijven

Met name bij wijzigingsbevoegdheden in bestemmingsplannen voor het agrarisch gebied is het opletten geblazen. Lees hierover r.o. 43 van uitspraak ABRS 4 juni 2014, no. 201207015/1/R3:

Voor zover de raad zich op het standpunt stelt dat de gevolgen van de toepassing van de (…) wijzigingsbevoegdheden voor Natura 2000-gebieden zal worden bezien in een wijzigingsprocedure wordt (…) overwogen dat dit de raad niet ontslaat van de verplichting om bij de vaststelling van het plan te beoordelen of het plan in overeenstemming is met artikel 19j, eerste en tweede lid, van de Nbw. Die verplichting hangt mede samen met het uitgangspunt dat opname van een wijzigingsbevoegdheid inhoudt dat het eventuele gebruik daarvan in beginsel als in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht.”

#Afwijkingsbevoegdheid

Op ondergeschikte onderdelen kan onder de voorwaarden zoals genoemd in de afwijkingsbevoegdheid met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bestemmingsplan. Een voorwaarde die regelmatig voorkomt is ‘dat er vanuit het oogpunt van milieu geen belemmeringen zijn.’ De Afdeling geeft de volgende grens aan in uitspraak ABRS 4 juni 2014, no. 201308719/1/R2:

Met het opnemen van een afwijkingsbevoegdheid moet de situatie die kan ontstaan door de toepassing van deze bevoegdheid in beginsel als planologisch aanvaardbaar worden geacht. Dit brengt met zich dat de raad bij de vaststelling van het plan, en niet eerst bij de toepassing van de afwijkingsvoorwaarden, moet hebben afgewogen of de situatie die kant ontstaan door de toepassing van deze bevoegdheid planologisch aanvaardbaar is.”

De lessen die we kunnen trekken uit bovengenoemde uitspraken voor de praktijk – voorkom de valkuilen

  • voer het milieuonderzoek uit voor het gehele bestemmingsplan, neem de mogelijkheden die de flexibele instrumenten bieden hierin mee;
  • ga hierbij uit van de maximale planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan;
  • zorg ervoor dat de betreffende flexibiliteitsbepalingen objectief zijn begrensd: in welke gevallen en op welke wijze mag hiervan gebruik worden gemaakt;
  • neem als gemeente niet zonder meer de flexibiliteitsinstrumenten uit het voorheen geldende bestemmingsplan over zonder opnieuw (milieu)onderzoek uit te voeren, ook al heeft het nieuwe plan een conserverend karakter.

auteur: mr. Marian Harberink

Minister Blok wil ruimere afwijkingsmogelijkheden in bestemmingsplannen om gebiedsontwikkeling te versnellen

Minister Blok wil ruimere afwijkingsmogelijkheden in bestemmingsplannen om gebiedsontwikkeling te versnellen 

Gebiedsontwikkeling versnellen: Wie wil dat nou niet? Snelheid in ruimtelijke besluitvorming en het afschaffen van overbodige regels. Helaas is de dagelijkse praktijk anders. Minister Blok schrijft in een brief van 27 november 2013 aan de voorzitter van de Tweede Kamer dat de crisis in de bouwsector een urgent vraagstuk is dat actie van sociale partners en kabinet vergt. Uit een recente rapportage van de Wereldbank blijkt namelijk dat Nederland bij het verlenen van vergunningen om een bedrijfsgebouw neer te zetten, op een ranglijst van 189 landen als 97e zwak scoort.

Volgens hem zet het kabinet met de Omgevingswet in op vereenvoudiging en bundeling van regels voor ruimtelijke projecten. Het wordt op deze manier gemakkelijker om ruimtelijke projecten te realiseren, ook voor de bouwsector. De verwachte inwerkingtreding is 2018. Gezien de nog 4 jaar die het duurt voordat ‘dit wondermiddel’ de boel gaat redden, geeft hij bij voornoemde brief een aantal tips voor de praktijk. Met name gemeenten moeten het ontgelden. Er wordt ingezet om verandering van zekerheid zoekende bestuurlijke en ambtelijke cultuur die vertragend en belemmerend werkt in de uitvoeringspraktijk van de bouw. Verder is het doel om het stapelen van regelgeving  door onder andere het plaatsen van lokale koppen op landelijke regels, terug te dringen.

In de brief staat verder dat er behoefte is aan een gefaseerde en praktische opzet van planvorming en het daarbij behorende onderzoek. (…) Bij binnenstedelijke ontwikkelingen kunnen andere eisen worden gesteld dan bijv. bij een ontwikkeling in een belangrijk natuurgebied. (Goh, nooit geweten :-)).

Zoals u wellicht al wel merkt aan de toon van dit bericht erger ik me aan dit soort populistische taalgebruik van politici. De woorden ‘aanpakken’ en ‘vereenvoudiging’ scoren goed. De praktijk is echter weerbarstiger dan de simpele voorstelling van zaken die een politicus naar voren brengt. Naar mijn stellige mening heeft de praktijk vooral behoefte aan rust. Rust in wetgeving. Laat een gekozen systeem voor de bouw en ruimtelijke ordening nou eens een aantal jaren draaien of schaf echt regels af. Bij het gemeentelijke loket weten ze het echt niet meer en dat verbaast me niets: vrijstelling, ontheffing, projectbesluit, afwijken via omgevingsvergunning? Weet u het nog?

Verder vloeien een groot aantal onderzoeksplichten voor het realiseren van ruimtelijke projecten voort uit Europese richtlijnen. Nederland heeft daar volmondig ja tegen gezegd en deze kunnen niet zo maar opzij worden geschoven.

Een tip van de minister: “Een andere best-practise is het standaard in bestemmingsplannen opnemen van ruimere afwijkings- en vrijstellingsmogelijkheden en hardheidsclausules. Het Rijk en de VNG zullen hier nadere bekendheid aan geven”. 

Ja gemeenten, volgens de minister wordt het dan allemaal veel gemakkelijker en flexibeler. Ik wijs de minister graag op het volgende. Volgens uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijv. ABRS 15 augustus 2012, no. 201105700/1/R4) mogen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden slechts betrekking hebben op ondergeschikte delen van het bestemmingsplan, zoals hoogtematen of beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen. Met andere woorden: de afwijking mag niet te groot zijn. Deze mogelijkheid valt dus af.

Welke flexibele mogelijkheden zijn er nog meer? De wijzigingsbevoegdheid? Ook hier geldt op basis van vaste jurisprudentie dat bij het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voldoende inzicht moet bestaan in de gevolgen van de toepassing van de bevoegdheden. Voor de praktijk betekent dit dat er vooraf onderzoek moet worden gedaan naar de gevolgen en impact van de wijziging op de omgeving. Dit kan betekenen dat er bijv. akoestisch onderzoek moet worden verricht, onderzoek naar flora en fauna, onderzoek naar verkeerstechnische situatie, cumulatieve geurbelasting, aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor toekomstige bewoners, etc. Het is dus niet mogelijk om zonder onderzoek en beperkte kosten flexibele plannen te maken. Dit geldt eveneens voor de uitwerkingsbevoegdheid in een bestemmingsplan.

Rust in de tent. Net zoals de minister ben ik een groot voorstander van versnelling in gebiedsontwikkeling en besluitvorming. Wie wil dat nou niet? Dit vraagt echter creativiteit van betrokkenen en begrippen en procedures in regelgeving die een flink aantal jaren meegaan. De laatste jaren wordt de praktijk echter overvoerd door nieuwe regelgeving met nieuwe begrippen en bijbehorende procedures. De praktijk kan zo nooit wennen en blijft zo onnodige fouten maken. Maak een keuze en schaf echt eens wat regels af in plaats van cosmetische veranderingen, zoals bij de Wabo waar zogenaamd allerlei regelingen werden afgeschaft, maar in een andere vorm via de achterkant weer in de Wabo terecht zijn gekomen.

Leestip voor de minister: ‘Deregulering met behoud van ellende’, Jan Struiksma, oratie VU 2003.

omgevingsjurist

Flexibel bestemmingsplan en milieu: wat te onderzoeken?

Flexibel bestemmingsplan en milieu: wat te onderzoeken?

Vanwege de voortdurende crisis is er meer behoefte aan flexibiliteit in bestemmingsplannen. Verschillende websites en vakbladen besteden er aandacht aan: ‘Flexibele bestemmingsplannen stimuleren gebiedsontwikkeling’ aldus de boodschap op de website van Platvorm 31

Er zijn verschillende instrumenten om flexibiliteit in een bestemmingsplan te brengen: voorlopige bestemmingen, uitwerkingsplichten, wijzigingsbevoegdheden, afwijkingsmogelijkheden en de mogelijkheid om nadere eisen te stellen.

In dit blog besteed ik aandacht aan de wijzigingsbevoegdheid. Een wijzigingsplan scheelt meestal tijd – het plan hoeft niet langs de raad – en het plan voldoet aan de behoefte van de markt om flexibel te kunnen inspelen op de veranderende behoefte aan bijv. verschillende functies in een plangebied.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening bezien zijn er echter wel onzekerheden. Welke milieuonderzoeken dienen er bij het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan te worden uitgevoerd als de invulling van het plangebied nog onzeker is?

De wijzigingsbevoegdheid in het kort

Artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening biedt de mogelijkheid om flexibiliteit in een bestemmingsplan te brengen. Onder meer wordt in dit artikel de mogelijkheid genoemd om om in een plan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Op grond van de wijzigingsbevoegdheid kan het college van b&w – met inachtneming van de voorwaarden bij de wijzigingsregels – een wijzigingsplan opstellen.

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan dient afd. 3.4 van de Awb te worden gevolgd.

 

Grenzen aan flexibiliteit

In de eerste plaats moet een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan worden begrensd. Een wijzigingsplan mag namelijk niet leiden tot een ingrijpende verandering van de bestemming.

Een tweede aandachtspunt is dat de voorschriften in de wijzigingsbevoegdheid ‘een voldoende objectieve begrenzing‘ moeten geven. Dit heeft te maken met het rechtszekerheidsbeginsel. Vooraf moet voldoende duidelijk zijn waar het gebruik maken van die bevoegdheid tot kan leiden.

Een derde belangrijk aandachtspunt is dat de wijzigingsbevoegdheid in het plan moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. De standaardoverweging in uitspraken van de Afdeling luidt:

Met de vaststelling van een wijzigingsbevoegdheid mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming in beginsel als een gegeven worden beschouwd. Dit brengt met zich dat de raad reeds bij de vaststelling van het plan moet hebben afgewogen of de situatie die kan ontstaan door de toepassing van deze bevoegdheid planologisch aanvaardbaar is.”

Er moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening vooraf voldoende inzicht bestaan in de gevolgen van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, onder andere ten aanzien van:

  • geluidsbelasting op de directe omgeving;
  • cumulatieve geurbelasting op woningen;
  • financiële uitvoerbaarheid;
  • externe veiligheid: verantwoording groepsrisico, etc.

Onderzoeken niet doorschuiven tot aan fase wijzigingsplan

Dit betekent in de praktijk dat de uit te voeren onderzoeken niet kunnen worden doorgeschoven tot aan de fase van het op te stellen wijzigingsplan. Dit houdt ook in dat de gemeente niet klakkeloos de wijzigingsbevoegdheden uit het voorheen geldende bestemmingsplan kan overnemen zonder enig onderzoek, zoals blijkt uit de hieronder genoemde uitspraak van de Afdeling van 4 september 2013.

Zie ABRS 4 september 2013, no. 201211995/1/R4

Zie ABRS 3 juli 2013, no. 201209115/1/R3

omgevingsjurist