Bestemmingsplan en spuitzones vanwege gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Spuitzones bestemmingsplan en locatiespecifiek onderzoekspuitzones bestemmingsplan

Vanwege het ontbreken van wetgeving bestaat er een vuistregel dat er een afstand van 50 m moet worden aangehouden tussen een gevoelige bestemming en een agrarisch perceel met open teelten waarop chemische gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Deze afstand – die door de Afdeling niet onredelijk wordt gevonden – is m.i. echter ‘natte vingerwerk’. De aan te houden afstand hangt namelijk met name af van de toxiciteit van het gebruikte gewasbeschermingsmiddel en de intensiteit van de bespuitingen. Met name in de fruitteelt is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen het meest intensief.

In de praktijk wordt dikwijls van voornoemde afstand afgeweken zonder onderzoek. In de casus die aan de orde was in de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2011, no. 201004293/1/R4 hanteerde de gemeente een afstand van respectievelijk 10 m en 32 m tussen de fruitboomgaarden en de voorziene woningen. De gemeente gaf aan dat deze afstanden voldoende waren om het risico van blootstelling aan bestrijdingsmiddelen tot een aanvaardbaar niveau te beperken, op voorwaarde dat de fruitboomgaarden worden afgeschermd door een (winter)groene windhaag. De Afdeling gaat hier niet in mee en vernietigt het besluit vanwege strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het onderzoek dat de gemeente had uitgevoerd was niet toereikend.

Praktijktip: De afscherming van een groene haag kan in bepaalde gevallen de drift van gewasbeschermingsmiddelen beperken. Dit dient echter wel onderzocht te worden door middel van locatiespecifiek onderzoek. M.a.w. welke middelen worden gebruikt in de boomgaard? Wat is de toxiciteit van de gewasbeschermingsmiddelen, etc.

Voor meer informatie over spuitzones en bestemmingsplan, lees verder

Bestemmingsplan Q-koorts intensieve veehouderij

Bestemmingsplan Q-koorts van intensieve veehouderij

Een bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een intensieve veehouderij. Bij de voorbereiding ervan was tevens een MER opgesteld waarin ook het aspect gezondheid was onderzocht.

Een vereniging voert in beroep bij de Afdeling aan dat de raad de risico’s voor de volksgezondheid die het plan meebrengt onvoldoende heeft onderkend. Met name het gevaar van besmettelijke ziekten als de Q-koorts en de vogelgriep zijn volgens de vereniging onvoldoende onderzocht en meegewogen.

De Afdeling erkent wel dat het aspect volksgezondheid mee moet worden genomen bij de afweging of er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’, maar wuift voor het overige de bezwaren met betrekking tot de volksgezondheid erg gemakkelijk weg. De Afdeling overweegt: “Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in de uitbreiding van (intensieve) veehouderij is de mogelijke besmetting van dierziekten zoals Q-koorts en vogelgriep vanwege nabij gelegen woningen een mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt echter zijn regeling primair in andere regelgeving. Voorts kunnen aan te verlenen omgevingsvergunningen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken.”

In het MER wordt onder meer geconcludeerd dat het wenselijk is dat er meer landelijk onderzoek moet worden verricht naar MSRA, gericht op de (intensieve) veehouderij als geheel. Omdat resultaten van dat onderzoek niet op korte termijn te verwachten zijn, wordt hierover ten behoeve van het plan nog advies uitgebracht door de GGD. Voor wat betreft fijn stof is de conclusie van het MER dat pluimveebedrijven afhankelijk van de omvang maatregelen dienen toe te passen om aan de grenswaarden te kunnen voldoen, hetgeen bij de verlening van de omgevingsvergunningen onder ogen dient te worden gezien. Meer hierover in r.o. 2.10.2 e.v. van de uitspraak van 5 oktober 2011, (no. 201003856/1/R3).  

MH: Er dient veel meer onderzoek te worden uitgevoerd naar gezondheid in de voorfase van een bestemmingsplan. Het ‘doorschuiven’ richting omgevingsvergunning is te gemakkelijk. Met het bestemmingsplan wordt immers een bepaalde ontwikkeling, zoals een uitbreiding van een bedrijf, mogelijk gemaakt.

besmetting dierziekten meewegen bij noodsituatie

Besmetting dierziekten – Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de bouw van woningen in het buitenbied. Appellant stelt dat de raad in het vaststellingsbesluit ten onrechte niet is ingegaan op de gevaren van dierziekten en de risico’s voor omwonenden. De raad betoogt dat het risico van dierziekten in het landelijke gebied dan wel provinciale beleid aan de orde dient te komen.besmetting dierziekten

De Afdeling overweegt in een uitspraak van 31 augustus 2011 (nr. 201012686/1/R3) als volgt (r.o. 2.6.2): “Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in woningbouw is de mogelijke besmetting van dierziekten vanwege nabijgelegen agrarische bedrijven een mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt zijn regeling echter primair in andere wetgeving van de landelijke en provinciale overheid. Verder kunnen aan de omgevingsvergunning van agrarische bedrijven in de omgeving voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. Ten tijde van de vaststelling van het plan golden geen wettelijke normen voor aan te houden afstanden in verband met de volksgezondheid. Voorts is (…) er thans geen sprake van een concrete noodsituatie met betrekking tot dierziekten, noch van enige door de provincie afgekondigde bouwstop voor veestallen. Bovendien kan uit een dergelijke bouwstop geen norm worden afgeleid voor de aan te houden afstand tussen nieuw te bouwen woningen en bestaande veehouderijen.”

Noot: Het is wat eigenaardig dat bijvoorbeeld het aspect geur van agrarische bedrijven wel een rol speelt bij de afweging of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ook dit soort geur is immers primair geregeld bij de Wet geurhinder en veehouderij.

jaar blog: 2011 (besmetting dierziekten)

spuitzones boomgaarden ook 50 m zone onderbouwen

Spuitzones boomgaarden – ook toepassing 50 meter onderbouwen

In de bestemmingsplanpraktijk wordt nog steeds een richtafstand van 50 m aangehouden tussen een voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige bestemming, zoals een woning, en een agrarisch perceel met open teelten waarop gewasbeschermingsmiddelen gespoten worden. Deze afstand wordt door de Afdeling niet onredelijk geacht. Onder bepaalde omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Dit is onder meer afhankelijk van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen.spuitzones boomgaarden

In onderhavige uitspraak van 31 augustus 2011, 201001276/1/R1 (spuitzones boomgaarden) geeft de Afdeling aan dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet heeft gemotiveerd waarom in dit geval onverkort toepassing is gegeven aan de standaard afstand van 50 m. Voor een nadere motivering bestond gelet op de aard van de gewassen die ter plaatse worden geteeld naar het oordeel van de Afdeling wel aanleiding.

Tip voor de praktijk: zowel bij het afwijken van een 50 m spuitzone als het toepassen van deze zone dient u de afstand te onderbouwen. Elk dossier is maatwerk. Dit lijkt een open deur, maar uit de praktijk blijkt (en de vele uitspraken van de Afdeling) dat de meeste besluiten rondom bestemmingsplannen en spuitzones ‘sneuvelen’ bij de Afdeling vanwege een motiveringsgebrek. 

Bel De Omgevingsjurist voor advies! Bel 010 – 268 0689 of 06-55 89 70 08 (Marian Harberink) of mail.