Spuitzone ook bij bestaande boomkwekerij onderzoeken

Spuitzone ook bij bestaande boomkwekerij onderzoekenspuitzone

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een boomteeltbedrijf mogelijk met als nevenactiviteit een hoveniersbedrijf. Deze activiteiten waren per ongeluk niet bestemd in het geldende bestemmingsplan. Het gaat in dit geval dus om een bestaand bedrijf dat gelegaliseerd wordt. Voor de kwekerij wordt tevens de bouw van een loods mogelijk gemaakt.

Appellant woont naast het perceel en stelt overlast te ervaren van het bedrijf. Hij wijst er op dat er ten onrechte geen specifiek onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo dicht bij zijn woonperceel. De gemeente heeft gebruik gemaakt van het algemene onderzoek van de WUR naar spuitzones uit 2012 dat voor de gehele gemeente is gemaakt en stelt verder dat dit een bestaande situatie betreft en dat de activiteiten van het bedrijf abusievelijk niet in het geldende bestemmingsplan waren opgenomen. Om die reden heeft de gemeente geen locatiespecifiek onderzoek uitgevoerd naar de spuitzone van het bedrijf.

De Afdeling overweegt als volgt: “Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld betekent het enkele gegeven dat een bestaande situatie aan de orde is niet dat in het geheel geen betekenis behoeft te worden toegekend aan de milieuhygiënische gevolgen van een boomgaard voor de omgeving. Het laten voortbestaande van een bestaande historisch gegroeide situatie kan onder omstandigheden in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening, indien blijkt dat de nadelige gevolgen hiervan zo groot zijn dat deze in redelijkheid niet langer aanvaardbaar kunnen worden geacht. Dit is met name het geval indien de gezondheid van omwonenden niet kan worden gegarandeerd. 

Gezien de in het algemeen aan te houden spuitzone van 20 meter volgens het door de raad gehanteerde rapport, welke afstand in het geheel niet wordt gehaald, en vanwege het ontbreken van locatiespecifiek onderzoek, is de Afdeling van oordeel dat de raad er geen blijk van heeft gegeven zich ervan te hebben vergewist of in redelijkheid doorslaggevend belang kan worden toegekend aan het voortzetten van de gestelde bestaande situatie. Dat, naar de raad stelt, aan de rand van het perceel ter hoogte van de woning, de te bouwen loods is voorzien die eventuele drift kan weren is daarvoor onvoldoende. Bij de te hanteren spuitzone dient immers van de maximale planologische mogelijkheden te worden uitgegaan en de aanduiding staat een boomkwekerij toe tot aan de rand van het perceel toe. (…).”

Lees meer in uitspraak ABRS 16 augustus 2017, no. 20160477/1/R2.

Onderbouwing nodig over woningen bij spuitzones of advies over de borging in het bestemmingsplan? Bel de specialist in spuitzones:

omgevingsjurist

 

 

Waarde Archeologie in bestemmingsplan kan tot onevenredige aantasting van bedrijfsvoering boomteler leiden

Waarde Archeologie in bestemmingsplan kan leiden tot onevenredige aantasting van bedrijfsvoering boomteler 

In een bestemmingsplan heeft de gemeente de dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie’ opgenomen. Aan deze regeling is tevens een omgevingsvergunningstelsel gekoppeld, waarin is opgenomen dat deze vergunning slechts wordt verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Dit dient met een archeologisch onderzoek te worden aangetoond. In een apart lid van de bepaling is een opsomming gegeven van de werkzaamheden die uitgezonderd worden van de onderzoeksplicht.

Een boomkweker kan zich in beroep niet vinden in deze bepaling. Volgens hem leidt het aanvragen van een omgevingsvergunning voor hem tot een onaanvaardbare lastenverzwaring en belemmering tot de uitoefening van zijn boomkwekerij. Volgens hem is het vrijwel zeker dat er na vele decennia van intensief bodemgebruik geen archeologisch waardevolle objecten aanwezig zijn. Zijn werkzaamheden zijn in het bestemmingsplan niet uitgezonderd van de onderzoeksplicht.

De raad heeft niet specifiek een onderzoek laten uitvoeren of er nog archeologisch waardevolle vondsten in het gebied aanwezig zijn. De raad is afgegaan op het gemeentelijke archeologiebeleid.  Dat dit onzorgvuldig is laat de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014, no. 201205174/1/R4 zien in r.o. 68.4.

De Afdeling overweegt als volgt: “Bij het exploiteren van de boomkwekerij vinden werkzaamheden plaats die in artikel (…) zijn opgesomd. Dat de uitzonderingen van lid (…) op het verbod deze werken en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren op de bestaande boomteelt niet van toepassing zijn, volgt naar het oordeel niet eenduidig uit de planregels. Uit de zienswijzennota blijkt dat de boomteeltactiviteiten niet tot het normale gebruik behoren, nu bij dergelijke activiteiten de grond dieper dan 50 cm onder maaiveld wordt bewerkt. Ook in artikel (…) waarin het normale gebruik is gedefinieerd, komen de desbetreffende activiteiten niet voor. 

De raad heeft er geen blijk van gegeven dat bij het toekennen van de dubbelbestemming en het daaraan gekoppelde omgevingsvergunningstelsel rekening is gehouden met de belangen van appellant. De raad heeft niet bezien of de dubbelbestemming leidt tot een onevenredige belemmering van de bedrijfsvoering van appellant. Van een zorgvuldige afweging van de belangen die mogelijk zijn betrokken bij de bescherming van de archeologische waarden en het belang van appellant bij een onbelemmerende bedrijfsvoering is niet gebleken. Dit klemt te meer nu een gericht inventariserend onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden op de betreffende gronden ontbreekt en die gronden (…) reeds gedurende ongeveer 40 jaar in gebruik zijn voor boomteelt, waaronder de teelt van laanbomen. (…) Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd (…)”.  

Belangrijk voor de praktijk

Deze uitspraak laat zien dat een gemeente niet zo maar voorbij kan gaan aan de bedrijfsbelangen van agrariërs en boomtelers bij het toekennen van de bestemming ‘Waarde Archeologie’. Indien tijdens de voorontwerpfase of ontwerpfase van een bestemmingsplan dergelijke bezwaren naar voren komen adviseer ik gemeenten altijd een nader archeologisch ter plaatse uit te voeren om te bepalen of er ter plaatse nog wel sprake is van archeologische waarden. Met een verwijzing naar het gemeentelijke archeologiebeleid kom je als gemeente – zoals blijkt uit deze uitspraak – niet ver.