Slachterij VNG-brochure – onderscheid tussen verwerken en bewerlen vlees

Slachterij VNG-brochure – Het onderscheid in planregels tussen het verwerken van vlees en het bewerken van slachtbijproducten is ruimtelijk relevant

In een bestemmingsplan mogen alleen ruimtelijk relevante aspecten worden geregeld. De wet geeft geen houvast voor de beantwoording van de vraag wat onder ‘een goede ruimtelijke ordening’ moet worden verstaan. Welke regels zijn nodig met het oog op een goede ruimtelijke ordening?

Bovengenoemd onderwerp komt aan de orde in een uitspraak van de Afdeling van 27 december 2012, no. 201109903/1/R3. De gemeente heeft voor een slachterij een maatbestemming opgenomen in het bestemmingsplan: ‘Bedrijf – 1’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – vleesverwerking’. Verder is in de planregels een onderscheid gemaakt tussen de bewerking van slachtbijproducten en de verwerking van overig vlees. De eigenaar van het bedrijf is het hier niet mee eens en stelt in beroep dat het onderscheid ruimtelijk niet relevant is. Volgens hem brengt het op- en overslaan en het invriezen geen overlast met zich en voor zover er wel overlast is te verwachten, kan hiermee bij de vergunningverlening in het kader van de milieuwetgeving rekening worden gehouden.

De Afdeling overweegt:De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het onderscheid tussen de verwerking van vlees en de bewerking van slachtbijproducten ruimtelijk relevant is. Daarbij heeft de raad in aanmerking kunnen nemen dat een inrichting voor de bewerking van slachtbijproducten in de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van 2009 van de VNG in een zwaardere categorie is ingedeeld dan een inrichting voor de verwerking van vlees en dat de bewerking van slachtbijproducten in het bijzonder vanwege het geuraspect een grotere ruimtelijke uitstraling heeft. Het betoog van appellant dat bij de vergunningverlening in het kader van de milieuwetgeving rekening kan worden gehouden met geurhinder vanwege de beperking van slachtbijproducten gaat eraan voorbij dat de raad hierover bij de vaststelling van het plan een afweging dient te maken.”

omgevingsjurist

 

Wonen en dieren – Houden van 20 tot 40 katten is in strijd met de bestemming Wonen

Wonen en dieren – houden van 20 tot 40 katten is in strijd met de bestemming Wonen

Er verschijnen niet veel uitspraken over dieren in relatie tot  het bestemmingsplan. Wat was het geval?

De buren hadden een verzoek om handhaving van het bestemmingsplan ingediend bij de gemeente. De gemeente heeft vervolgens een besluit last onder dwangsom genomen en onder meer gelast om het houden van katten te beperken tot een aantal van maximum 10. In het bestemmingsplan was de volgende bepaling opgenomen:

Onder strijdig gebruik als bedoeld in (…), wordt in ieder geval begrepen het gebruik van ondergeschikte gebouwen met een oppervlakte van meer dan 10 m² voor huisdieren”.

Deze bepaling is vrij uniek. Er zijn weinig gemeenten die in het bestemmingsplan regels opnemen voor het houden van dieren.

De Afdeling overweegt in deze zaak het volgende:

De voorzieningenrechter heeft met juistheid overwogen dat de vraag, of het ter plaatse houden van 20 tot 40 katten in strijd is met de woonbestemming, moet worden beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien aard, omvang en intensiteit heeft. Bepalend is of deze uitstraling zodanig is, dat dat gebruik planologisch gezien niet meer verenigbaar is met de woonfunctie van het perceel. Het perceel ligt in de bebouwde kom en wordt omringd door woonhuizen. De katten verblijven onder meer in buitenrennen die tegen de perceelsgrens met het naastgelegen perceel zijn aangebouwd. 

Gelet op het karakter van de omgeving en de ruimtelijke uitstraling die het houden van 20 tot 40 katten daarop heeft, heeft de voorzieningenrechter terecht in navolging van het college geoordeeld dat het gebruik van het perceel in strijd met de woonbestemming is. Dat het gaat om raskatten die zelden buiten komen, zoals appellant stelt, maakt, wat daar ook van zij, de ruimtelijke uitstraling niet anders.

zie uitspraak ABRS 19 december 2012, LJN: BY6666

houden paarden hobbymatig is hangt af van ruimtelijke uitstraling op omgeving

Houden paarden hobbymatig – De gemeente heeft een reguliere bouwvergunning geweigerd voor het vergroten van een bestaande schuur. De schuur wordt gebruikt voor het houden van paarden. Voor de grond geldt de bestemming ‘Woondoeleinden’.

Appellant is het hier niet mee eens en stelt in hoger beroep dat de schuur een hobbymatig karakter heeft en dat het vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is om op deze wijze paarden te houden.

De Afdeling overweegt: ‘De vraag of het bouwplan in strijd is met de woonbestemming op het perceel moet worden beantwoord aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die het houden van paarden gezien zijn aard, intensiteit en omvang heeft. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebruik van de schuur een zodanige ruimtelijke uitstraling heeft dat deze niet valt te rijmen met de woonfunctie van het perceel’.

Van belang is dus de ruimtelijke uitstraling die het bouwwerk heeft op de omgeving. Hierbij moet het gebruik van de schuur naar aard, omvang en intensiteit worden bepaald. Verder speelt in deze casus mee dat voor de 10 paarden en pony’s die worden gehuisvest in de schuur een vergoeding wordt gevraagd voor de huisvesting en verzorging.

Zie uitspraak ABRS 5 december 2012, no. 201203727/1/A1