beroep gezondheidsrisico antennemast zinloos

Beroep gezondheidsrisico antennemast is zinloosberoep antennemast

Een niet echt bemoedigende titel! Toch geeft dit op dit moment wel de juridische realiteit weer over (hoger) beroep inzake gezondheidsrisico’s van de plaatsing van antennemasten. U zult dus met iets beters moeten komen voor een geslaagd (hoger) beroep!

Wat was er aan de hand? 

Het college van B&W had een omgevingsvergunning verleend voor onder meer de plaatsing van een antennemast voor mobiele telefonie. De betreffende antennemast is een vrijstaande stalen vakwerkconstructie met een hoogte van 39,90 m. Het bouwwerk is in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Appellanten betogen onder meer dat het college uit voorzorg had moeten afzien van de verlening van de omgevingsvergunning vanwege gezondheidsrisico’s. Zij verwijzen daarbij naar de EU-resolutie van 2 april 2009 (…) waaruit volgt dat nog veel onduidelijkheid bestaat over de gezondheidsrisico’s en de veiligheid met betrekking tot blootstelling van mensen aan elektromagnetische velden.

De Afdeling overweegtDe rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college niet gehouden was  de gevraagde omgevingsvergunning uit voorzorg te weigeren vanwege het onvoldoende bestaan van inzicht in de gezondheidsrisico’s. De rechtbank heeft daarbij terecht gewezen naar de uitspraken van (…), waarin de Afdeling heeft overwogen dat de Gezondheidsraad in het rapport ‘Elektromagnetische velden, jaarbericht 2008’ van maart 2009 heeft vermeld dat volgens de Commissie Elektromagnetische velden er geen aanwijzingen zijn dat blootstelling aan radiofrequente velden in de woonomgeving leidt tot gezondheidsproblemen. 

In de uitspraak (…) is voorts een door de Stichting (…) opgesteld deskundigenbericht genoemd. In dat deskundigenbericht is vermeld dat uit wereldwijde onderzoeken naar de effecten van radiofrequente elektromagnetische velden blijkt dat radiofrequente elektromagnetische velden een nadelig gezondheidseffect kunnen hebben. Lees verder in r.o. 14.1 van uitspraak ABRS 5 december 2018, no. 201801062/1/A1.  [beroep gezondheidsrisico]

Gezondheid intensieve veehouderij en juridische werkelijkheid

Gezondheid intensieve veehouderij en juridische werkelijkheidgezondheid intensieve veehouderij

In een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied is een mogelijkheid opgenomen om vergroting van de oppervlakte van de agrarische gebouwen. Dit is geregeld via een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan.

Hierbij is rekening gehouden met de zogeheten ‘stalderingsregeling’ van de provincie Noord-Brabant. Deze stalderingsregeling houdt kortweg in dat binnen een in de Verordening ruimte aangeduid stalderingsgebied de toename van de oppervlakte dierenverblijf van een hokdierhouderij binnen een bouwperceel uitsluitend wordt toegestaan als elders in dat gebied de oppervlakte dierenverblijf van een hokdierhouderij is afgenomen met tenminste 110%.

Hoewel er in de uitspraak ook interessante overwegingen zijn opgenomen over de stalderingsregeling, neem ik hier alleen de overwegingen over gezondheid intensieve veehouderij en woon- en leefklimaat over. Volgens appellanten 1 en 2 leidt het plan tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat. Het bestemmingsplan maakt namelijk de uitbreiding van een intensieve veehouderij mogelijk. Wat betreft de bouwmogelijkheden die bij recht zijn opgenomen in het bestemmingsplan, is de gemeente van mening dat deze niet leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat van de bewoners. Bij de toets van de aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouwaanvraag bleek namelijk dat aan de gestelde normen voor geur, ammoniak en fijn stof kan worden voldaan. De Afdeling volgt de gemeente hierin.

Appellanten sub 3 en 4 stellen dat het plan zal leiden tot een verdere verslechtering van het leefklimaat in de omgeving van het plangebied. Uit recente onderzoeken van het RIVM en de GGD volgt dat er een verband bestaat tussen gezondheidseffecten en woonafstanden tot intensieve veehouderijen. De GGD adviseert om binnen 250 meter van intensieve veehouderen geen nieuwbouw te realiseren en voor bouwplannen tussen de 250 en 1000 m een aanvullende risicobeoordeling uit te voeren. Eén van de appellanten kampt met ernstige luchtwegproblemen en vreest voor een verdere achteruitgang van zijn gezondheid als van de planologische ontwikkelingsmogelijkheden gebruik wordt gemaakt. Hij heeft een verklaring van zijn huisarts overgelegd.

Volgens de gemeente bevatten de planregels voldoende waarborgen om onaanvaardbare effecten op de volksgezondheid te voorkomen.

De Afdeling overweegt als volgt: “Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) is het effect dat nabij gelegen veehouderen op de volksgezondheid kunnen hebben een mee te wegen belang bij de vaststelling van een bestemmingsplan. De raad dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening te onderzoeken of een plan niet zodanige risico’s voor de volksgezondheid meebrengt dat het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar verslechtert. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) vindt de bestrijding van besmettelijke dierziekten zijn regeling primair in andere regelgeving. Voorts kunnen aan omgevingsvergunningen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. Uit het voorgaande volgt dat de Wro in dit kader een aanvullend karakter heeft. (…)

Voor zover appellanten stellen dat, gelet op de adviesafstanden van de GGD, in het plan verdergaande beperkingen moeten worden opgelegd aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij heeft de raad daarvoor in redelijkheid geen aanleiding hoeven te zien. Uit het door appellanten genoemde advies van de GGD (…) volgt niet dat een uitbreiding van een intensieve veehouderij vanuit het oogpunt van volksgezondheid moet worden verboden binnen een bepaalde afstand tot een woning. De keuze van de raad om bij gebreke van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de gezondheidsrisico’s van intensieve veehouderijen de adviesafstand van de GGD niet over te nemen is niet onredelijk. Dat binnen de gemeente (…) een groot aantal intensieve veehouderijen is gevestigd en dat maatschappelijke onrust is ontstaan over de gevolgen daarvan op de volksgezondheid, biedt op zichzelf (…) onvoldoende grond voor een verdergaande beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij. (…). Zie verder uitspraak ABRS 7 november 2018, no. 201605590/2/R2.

Noot MH: Tot nu toe valt er nog weinig te halen bij de Raad van State als het gaat om gezondheid en woon- en leefklimaat bij woningen die nabij intensieve veehouderijen liggen. Nog steeds wordt dezelfde standaardoverweging aangehaald: ‘bij gebreke van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten, etc.‘ Dit moet erg frustrerend zijn voor individuele patiënten die met klachten kampen van de luchtwegen. Dit is helaas de juridische werkelijkheid die nogal eens afwijkt van de ‘normale’ werkelijkheid. [gezondheid intensieve veehouderij]

Gezondheidsverkenning omwonenden landbouwpercelen RIVM

Gezondheidsverkenning omwonenden landbouwpercelen RIVM: weinig nieuws onder de zon

De laatste tijd staat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op open teelten in een grote publieke belangstelling. Er is ongerustheid over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de effecten hiervan op de gezondheid van met name omwonenden. Via social media en krantenberichten worden paniekerige berichten geplaatst die zorgen voor de onnodige onrust. Ook lokale politici laten zich leiden door dergelijke berichten zonder eens goed de onderliggende publicaties te lezen. Eén van de publicaties die in juli 2018 is verschenen is een publicatie van het RIVM ‘Gezondheidsverkenning omwonenden van landbouwpercelen’. gezondheidsverkenning omwonenden

Hoewel ik een zeer groot voorstander ben van (uitgebreid) onderzoek naar de effecten van deze middelen op de gezondheid is het naar mijn mening net zo belangrijk om ook eens naar de oorzaken te kijken waarom mensen hiervan hinder zeggen te ondervinden. In onze adviespraktijk gebeurt het regelmatig dat er particulieren aankloppen die graag een voormalige agrarische bedrijfswoning willen kopen op het platteland. Ik adviseer vrijwel altijd de locatie niet te kopen en informeer hen over de risico’s. De woning is relatief goedkoop en is om die reden aantrekkelijk voor veel mensen. Enthousist als ze zijn wordt er meestal niet verder gekeken dan hun neus lang is en gaan ze vervolgens dichtbij bijv. fruitteeltlocaties wonen. Naar mijn mening moeten gemeenten hier niet langer aan meewerken. Dat wil zeggen dat er eerst eens goed wordt gekeken naar de afstand van de tuin van de woning tot de grens van het agrarische perceel. Het uitoefenen van agrarische activiteiten – behalve het bespuiten van open teelten, geldt dit evenzeer voor oogsten, ploegen, etc. – staat meestal op gespannen voet met een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het begint hier! Bepaal vooraf eens wat een acceptabele afstand is. Besef dat agrariërs in het buitengebied ervoor zorgen dat er voldoende voedsel is en dat de voedselvoorziening in de supermarkt niet zo maar tot stand komt. De verwende consument wil nu eenmaal geen appels die er niet glimmend uitzien of die plekjes vertonen. Dit geldt evenzeer voor de aardappelteelt of andere open teelten.

Als mensen eenmaal in de plattelandswoning wonen gaan ze klagen over de bespuitingen over de gewassen of over stof dat in de tuin terechtkomt. Deze aspecten worden vaak onderschat bij gemeenten. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning of het vaststellen van een bestemmingsplan voor een nieuwe gevoelige functie nabij open teelten kunnen deze aspecten worden meegewogen in de besluitvorming in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Op deze manier kan voorkomen worden dat nieuwe bewoners te dichtbij agrarische percelen gaan wonen.

De voorlopige conclusie van het RIVM is trouwens dat er over het algemeen geen duidelijke verbanden bestaan tussen gezondheid en de nabijheid van landbouwpercelen. Wel verdienen sommige aspecten nader onderzoek. Lees het onderzoek naar de gezondheidsverkenning omwonenden hier.

windsingel boomgaarden borgen in planregels bestemmingsplan

Windsingel boomgaarden borgen in planregels bestemmingsplanwindsingel fruitboomgaarden

De casus in deze uitspraak heeft geen betrekking op een ontwikkeling bij een boomgaard, maar wel op de borging van een windsingel in de regels van een bestemmingsplan. Dat laatste is erg belangrijk. In dit bestemmingsplan wordt de uitbreiding van een kampeerterrein mogelijk gemaakt. De bewoners van nabij gelegen woningen vrezen dat de uitbreiding gevolgen voor hun woon- en leefklimaat zal hebben.

Omschrijving windsingel boomgaarden – haag is niet direct hoog

Volgens hen is ten onrechte de aard van de aan te brengen beplanting slechts omschreven als een reguliere windsingel voor fruitboomgaarden. Het begrip windsingel is onvoldoende gedefinieerd en bovendien is een dergelijke singel niet groenblijvend. Volgens hen is daarnaast de locatie daarvan te onbepaald en is een dergelijke singel ongeschikt om op een grondwal te plaatsen. Ook zal het lang duren voordat er een hogere begroeiing ontstaat.

Door de gemeente is uiteengezet dat voorheen ter plaatse een windsingel aanwezig was. Deze windsingel is gerooid en vervangen door een grondwal met beplanting. Om toch een afdoende bescherming te verkrijgen bij de woning van appellant is gekozen voor het voorschrijven van een reguliere windsingel voor fruitboomgaarden. Het is de bedoeling volgens de gemeente dat beplanting met een hoogte van 3 meter wordt gepoot met een gemiddelde groeisnelheid van 1 m per jaar en een maximumhoogte van 8 meter. Het direct aanplanten van bomenn met een hoogte van bijv. 6 meter geeft aanzienlijk minder garantie voor een afscherming die duurzaam is, omdat uit ervaring is gebleken dat het langer duurt voordat bomen van die grootte daadwerkelijk tot wasdom komen. Deze regeling is gericht op het terugbrengen van de oorspronkelijke situatie ter plaatse.

De Afdeling oordeelt dat met de in de raadsvoordracht gegeven beschrijving afdoende verslag is gedaan van de bevindingen uit het onderzoek naar de mogelijke afscherming van het perceel van appellant. Lees meer in r.o. 11.1 van uitspraak ABRS 21 maart 2018, no. 201608879/1/R2.

Bel voor juridische borging van groen in planregels 010 – 268 0689. Of lees meer over dit onderwerp.

 

driftreductie gewasbeschermingsmiddelen open teelten 75% per 1 januari 2018

Driftreductie gewasbeschermingsmiddelen op open teelten naar tenminste 75% per 1-1-2018driftreductie gewasbeschermingsmiddelen

Per 1 januari 2018 wordt een belangrijke wijziging doorgevoerd voor open teelten. Per voornoemde datum dient bij alle open teelt een driftreductie van tenminste 75% te worden bereikt. Hoewel de meeste telers al serieus aan driftreductie doen en er allerlei programma’s voor bestaan is de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer op 1 januari 2018 een feit.

Driftreductie gewasbeschermingsmiddelen over hele landbouwperceel in plaats van eerste 14 meter. In het thans geldende Activiteitenbesluit geldt dat voor de eerste 14 meter vanaf de insteek van de sloot verplichte driftreducerende methoden moeten worden gebruikt. Dit is vanaf 1 september voor het gehele landbouwperceel verplicht. De reden hiervoor is dat de reductie niet meer uitsluitend is gericht vanuit de bescherming van het water, maar ook voor de bescherming van omwonenden en passanten van het landbouwperceel.

In de praktijk gebeurde dit overigens al. Welke agrariër gaat met driftreducerende spuitdoppen rijden voor slechts de eerste 14 meter? Toch is dit winst. Het beginsel van geïntegreerde gewasbescherming wint steeds meer terrein en daar is uiteindelijk iedereen bij gebaat.

Omdat controle in de praktijk lastig is te realiseren, wordt voorgeschreven dat die reductie moet worden aangetoond door in representatieve gebruiksomstandigheden metingen uit te voeren volgens de aangewezen testmethoden. De bewijslast ligt bij de toepasser van het gewasbeschermingsmiddel.

Voornoemde ontwikkeling betekent dat hiermee rekening kan worden gehouden in het kader van onderzoeken naar spuitzones van boomgaarden en andere open teelten.

Meer weten over driftreductie en een goed woon- en leefklimaat? Over het bouwen van woningen nabij landbouwpercelen met open teelten? Lees meer over spuitzones.

Mr. Marian Harberink is gespecialiseerd in spuitzonering en een goed woon- en leefklimaat. Ze heeft vele onderbouwingen gemaakt voor gemeenten, projectontwikkelaars, telers en particulieren. Ook heeft ze meerdere artikelen geschreven over dit onderwerp in vaktijdschriften, zoals Milieu & Recht en de Boomkwekerij.

omgevingsjurist

Natuurinclusieve landbouw regel spuitvrije zones in bestemmingsplan

Natuurinclusieve landbouw, regel spuitvrije zones in bestemmingsplannatuurinclusieve landbouw

In juni 2017 is er een publicatie verschenen over duurzame landbouw. In het interessante rapport wordt een overzicht gegeven van maatregelen voor duurzame landbouw. Wat is natuurinclusieve landbouw? Volgens voornoemd rapport gaat het om het volgende: “een vorm van duurzame landbouw die optimaal gebruik maakt van de natuurlijke processen en deze integreert in de bedrijfsvoering“.

In het rapport zijn een aantal aanbevelingen opgenomen die boeren kunnen doorvoeren op hun bedrijf om duurzame landbouw in brede zin te bevorderen. Dit zijn maatregelen die in de praktijk uitvoerig zijn getest door allerlei partijen, zoals boeren en onderzoeksinstituten. De maatregelen richten zich vooral op de aspecten biodiversiteit, milieu en klimaat. In het rapport is onderscheid gemaakt tussen akkerbouw en de melkveehouderij omdat er in de praktijk verschillende maatregelen voor de twee sectoren zijn. De effecten zijn vergelijkbaar voor andere grondgebonden sectoren (zoals de vollegronds groenteteelt, bollenteelt en de fruitteelt).

Voor wat betreft het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen geeft het rapport samengevat op p. 24 het volgende aan: “Binnen het project Een bloeiend bedrijf (www.bloeiendbedrijf.nl) is 3 jaar lang met ongeveer 600 boeren gewerkt aan akkerranden voor geïntegreerde gewasbescherming via kennisuitwisseling en ervaring. De uitkomsten van dit project lieten zien dat 75% van de deelnemers de middelen voor gewasbescherming heeft verminderd. Duidelijk is dat akkerranden, mits goed aangelegd en onderhouden, een zeer positief effect hebben op bufferfuncties, verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, bestuiving en landschapsbeleving.” 

Naast positieve effecten op de biodiversiteit kan een alternatief gebruik van de akkerranden ook effecten hebben op de hoeveelheid drift van gewasbeschermingsmiddelen voor de omgeving. Afhankelijk van het gebied en de functie van de bodem kan het zinvol zijn om in het bestemmingsplan te regelen dat binnen een bepaalde afstand vanaf de grens van het agrarische perceel geen chemische gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt. Een dergelijke regeling ondersteunt het streven naar duurzaamheid. In de meeste bestemmingsplannen voor het buitengebied wordt hier echter niet bij stilgestaan. Met name in een gebied waar van oudsher woningen in de nabijheid voorkomen kan dit van belang zijn. Ik vertel u er graag meer over!

omgevingsjurist

 

Gebruik gewasbeschermingsmiddelen niet regelen via overeenkomst

Gebruik gewasbeschermingsmiddelen niet regelen via overeenkomstgebruik gewasbeschermingsmiddelen

Gebruik gewasbeschermingsmiddelen regelen? In de praktijk gebeurt het regelmatig dat vanwege de nabije ligging van woningen bij boomgaarden of boomkwekerij via overeenkomsten het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt geregeld tussen bewoners en boomkweker of fruitteler. Gemeenten vinden dit vaak prima. Op zich is daar niets mis mee. Het is immers prettig als partijen er onderling uitkomen. Dit scheelt conflicten en beroepsprocedures. Kortom: prima voor de onderlinge verstandhouding en prettig dat het zo kan worden opgelost.

De wereld van bestemmingsplannen is echter een andere werkelijkheid. Het bestemmingsplan regelt het gebruik van gronden en bouwwerken. Als het bestemmingsplan echter het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toelaat – in vrijwel alle bestemmingsplannen is dat het geval – kan de betreffende agrariër gewoon doorgaan met onbeperkt gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Hierbij laat ik het Activiteitenbesluit milieubeheer even buiten beschouwing. In onderstaande uitspraak komt iets dergelijks aan de orde.

Tussen de gemeente, NFO en LTO is een convenant gesloten: ‘convenant driftreductie – beperken van hinder door spuitdrift in bestaande boomgaarden’. Hierin is overeengekomen dat alle huidige boomgaarden, dus ook die zonder vergunning, als bestaande boomgaarden worden gezien. De Afdeling overweegt als volgt:

Een overeenkomst kan niet leiden tot een verplichting van de raad aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimelijke ordening acht. Het uiteindelijke besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan kan mede afhankelijk van alle in de loop van de procedure naar voren gebrachte feiten en belangen, waaronder ook de belangen van derden, anders uitvallen dan bij het sluiten van de overeenkomst is ingeschat. Zodanige overeenkomst is wel een omstandigheid die de raad bij de vaststelling van zijn plan in zijn overwegingen dient te betrekken. Daargelaten dat het tussen NFO en LTO en het gemeentebestuur gesloten convenant geen overeenkomst tussen appellant en de raad betreft bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in dit geval doorslaggevend gewicht aan het convenant had moeten toekennen.”

Zie uitspraak ABRS 21 juni 2017, no. 20150769/3/R2

Betekent deze uitspraak nu dat afspraken die zijn gemaakt over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en diverse partijen nu altijd moeten worden vertaald naar een bestemmingsplan? Nee, niet altijd. Het is vooral van belang om in te schatten of er bijv. tegen een ontwerpbestemmingsplan zienswijzen worden ingediend. Met andere woorden: kom je in een juridische procedure terecht. Wordt dit verwacht dan is het beter om het wel te regelen in het bestemmingsplan. Zo niet, dan kan een overeenkomst voldoende zijn. Laten we niet alles juridisch dichttimmeren!

Voor vragen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bestemmingsplan:

omgevingsjurist

Spuitzone uitgaan van maximale mogelijkheden bestemmingsplan

Spuitzone – uitgaan van maximale mogelijkheden bestemmingsplan

In een bestemmingsplan voor het buitengebied is een nabij een perceel met containerteelt de bestemming wonen toegekend. Volgens de teler heeft de raad ten onrechte geen rekening gehouden met de spuitzone om zijn perceel. Volgens hem had de raad het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op zijn percelen moeten onderzoeken. Hij wijst op de korte afstand tussen zijn perceel en de beoogde bestemming wonen en dat niet kan worden uitgegaan van driftarme spuittechnieken. Verder is het aannemelijk gezien de overheersende windrichting dat de drift naar het beoogde woonperceel zal uitwaaien.

In het deskundigenbericht staat dat de gronden van de kwekerij waarop gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht worden gebruikt, het perceel op ongeveer 15 meter van het woonperceel ligt. Op deze gronden van de kwekerij vindt containerteelt plaats. Voor dergelijke teelt, waarbij het gaat om lagere gewassen dan bij fruitteelt het geval is, is het volgens het deskundigenbericht niet zonder meer nodig een spuitzone van 50 meter aan te houden. Volgens de deskundige bevindt zich tussen deze gronden en het perceel een bomenrij die de reikwijdte van de spuitnevel zal beperken. Onder deze omstandigheden heeft de raad – aldus de Raad van State – zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een spuitzone die zich uitstrekt tot een grotere afstand tussen dat perceel en het woonperceel niet nodig is om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op het perceel te waarborgen.

Maar, en nu komt het belangrijkste, er is bij de beoordeling niet uitgegaan van de maximale mogelijkheden van de geldende bestemming van het agrarische perceel. De agrarische bestemming sluit fruitteelt niet uit. De Raad van State zegt hierover: “De raad heeft zich bij het toekennen van woonbestemming aan het perceel onvoldoende rekenschap gegegeven van hetgeen de aan de gronden van appellant toegekende bestemming maximaal toestaat, wat betreft het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht. Het betoog slaagt dan ook.”

Lees meer in ABRS 29 maart 2017, no. 201600689/1/R1.

Meer lezen over het verkorten van afstanden inzake spuitzones...

omgevingsjurist

Spuitzones fruitteelt gewasbeschermingsmiddelen beperken in bestemmingsplan

Spuitzones fruitteelt – gebruik gewasbeschermingsmiddelen beperken in bestemmingsplanspuitzones fruitteelt

Over spuitzones fruitteelt en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zijn al vele uitspraken verschenen. Daaruit blijkt dat er veel misverstanden bestaan bij het meten van de afstanden tussen een gevoelige functie, zoals een woning, en een boomgaard.

Dit blijkt weer eens uit een uitspraak over spuitzones van de Raad van State van 19 oktober 2016, no. 201600820/1/R1. De fruitteler in kwestie betoogt in beroep dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de spuitzone rondom zijn fruitteeltbedrijf. Er is niet vanaf de perceelsgrens gemeten omdat de gronden direct grenzend aan de perceelsgrens nu niet in gebruik zijn voor fruitteelt en voor de aanleg van boomgaarden een aanlegvergunning nodig is.

Dit laatste blijkt niet juist te zijn. Voor het aanleggen van een boomgaard is een aanlegvergunning nodig, maar voor het aanleggen van fruitstruiken is dit niet vereist. Voor dergelijke fruitstruiken die tussen de 200 en 250 cm hoog kunnen worden, worden gewasbeschermingsmiddelen gebruikt.

De Raad van State overweegt: “Zoals reeds eerder is overwogen (…) is met het planologisch toestaan van het gebruik van de gronden voor het kweken van fruitstruiken in beginsel ook het gangbare gebruik van bestrijdingsmiddelen toegestaan. Aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen kunnen echter beperkingen worden gesteld in de planregels, indien dat vanuit ruimtelijk oogpunt noodzakelijk wordt geacht. Het perceel van appellant is evenwel niet in dit plan betrokken  waardoor in dit plan geen beperkingen aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen zijn gesteld. (…) De raad heeft betoogd dat de mogelijkheden van appellant om de fruitstruiken ter plaatse van de gronden tot aan zijn perceelsgrens te bespuiten nu al worden ingeperkt door artikel 6:162 van het BW. Het bespuiten van de fruitstruiken ter plaatse van deze gronden mag er immers niet toe leiden dat de gebruiksmogelijkheden van het tegenover gelegen perceel, waarop thans een school is gevestigd, ontoelaatbaar wordt beperkt. Wat daar ook van zij, op grond van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan is het appellant toegestaan zijn gronden ten volle te benutten ten behoeve van de fruitteelt. Gelet op het voorgaande had er in het rapport vanuit moeten worden gegaan dat appellant fruitstruiken kan aanleggen en bespuiten tot aan zijn perceelsgrens. Om die reden is ten onrechte niet vanaf de perceelsgrens van appellant gemeten.”

Marian Harberink is gespecialiseerd in onderbouwing van zonering (spuitzones) rondom boomgaarden en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Bel voor vragen 06-55897008.

Rekening houden met hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen bollenteelt in bestemmingsplan

Rekening houden met hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen bollenteelt in bestemmingsplan

De gemeente Ommen heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat betrekking heeft op het verbod op bollenteelt en akkerbouwmatige sierteelt ter plaatse van grondwaterbeschermingsgebieden. Volgens de gemeente draagt het verbod bij aan de bescherming van de waterkwaliteit in de grondwaterbeschermingsgebieden. Gewezen wordt op het Alterra rapport ‘De ecologische gevolgen van bollenteelt op de Veluwe’.

Appellant betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt bij de bollenteelt (gewasbeschermingsmiddelen bollenteelt) en akkerbouwmatige sierteelt, het grondwater dusdanig verontreinigen dat een verbod op deze teelten in grondwaterbeschermingsgebieden noodzakelijk is. gewasbeschermingsmiddelen bollenteelt

Gewasbeschermingsmiddelen bollenteelt De Raad van State geeft het volgende aan: “Een regulering waarbij rekening wordt gehouden met de hoeveelheid te gebruiken gewasbeschermingsmiddelen in verschillende teelten kan vanuit planologisch oogpunt gewenst zijn. De raad dient bij het opnemen van een dergelijke regeling wel te onderzoeken of dit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Hiervoor is het onvoldoende om te verwijzen naar de afweging die in het kader van het voorheen geldende plan is gemaakt. In zijn afweging dient de raad ook nieuwe inzichten te betrekken ten opzichte van het moment dat het voorheen geldende plan werd vastgesteld. De verwijzing naar het Alterra rapport, de Nota en het rapport van de Gezondheidsraad is onvoldoende als onderbouwing van het verbod in (…) de planregels. (…) Voorts is van belang dat volgens de voortgangsrapportage er geen aanwijzingen zijn dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de bollenteelt en akkerbouwmatige sierteelt een nadelig effect heeft op de kwaliteit van het grondwater. De raad heeft verder geen gegevens over de lokale situatie overlegd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen schieten de aan het plan ten grondslag gelegde rapporten tekort om als grondslag te dienen voor het standpunt van de raad dat er een verband tussen verontreiniging van het grondwater en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de bollenteelt en akkerbouwmatige sierteelt.” Lees verder in uitspraak ABRS 8 juni 2016, no. 201410338/2/R1

Uit deze uitspraak blijkt weer eens hoe belangrijk het is om onderbouwingen af te stemmen op de locatie en niet alleen algemene onderzoeken te gebruiken.