Regel in bestemmingsplan over spuitapparatuur gewasbescherming niet toegestaan

Regel in bestemmingsplan over spuitapparatuur gewasbescherming niet toegestaan

Spuitapparatuur gewasbescherming – In een bestemmingsplan mogen alleen regels worden opgenomen die ruimtelijk relevant zijn. In een bestemmingsplan heeft de gemeente Houten de volgende planregel opgenomen:spuitzones

Ingevolge artikel 3.3.1 is het gebruik van gronden ten behoeve van fruitteelt uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘fruitteelt’, met dien verstande dat chemische bestrijdingsmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen alleen mogen worden verwerkt met apparatuur met een driftreductieklasse van 90% danwel maatregelen worden genomen die in dezelfde mate de drift tot buiten de aanduiding ‘fruitteelt’ beperken.”

Appellant betoogt dat deze planregel het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op zijn perceel ten onrechte beperkt. Hij voert onder meer aan dat de wijze waarop gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt niet in een bestemmingsplan kan worden geregeld, omdat dit reeds uitputtend is geregeld in de Verordening (EG) 1107/2009 (…).

De Afdeling overweegt: “(…) De Afdeling stelt vast dat de Machinerichtlijn van toepassing is op deze planregel. Met de Machinerichtlijn wordt een volledige harmonisatie op Unie-niveau tot stand gebracht en kunnen lidstaten geen afwijkende normen stellen, tenzij de richtlijn zelf in een afwijkingsmogelijkheid voorziet. In dit kader gewezen worden op afdeling 2.4 van bijlage 1 van de Machinerichtlijn. (…) Blijkens de tekst van het Warenwetbesluit en de bijbehorende transponeringstabel (Stb. 2011, 594, p. 34) zijn de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen voor de bescherming van het milieu zoals vervat in bijlage 1, afdeling 2.4, van de Machinerichtlijn in de Nederlandse rechtsorde geïmplementeerd via een dynamische verwijzing in het Warenwetbesluit machines. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de Afdeling geen ruimte om een dergelijke gezondheids- en veiligheidseis in een bestemmingsplan op te nemen. Het betoog van appellant slaagt.”

Voor meer informatie over planregels inzake spuitzones 

omgevingsjurist

Lees uitspraak ABRS 7 januari 2015, no. 201305911/1/R6

plattelandswoning ook onderzoek doen naar spuitzones

Plattelandswoning ook onderzoek doen naar spuitzonesplattelandswoning

Met de aanduiding ‘Plattelandswoning’ of ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ in een bestemmingsplan wordt in planologisch opzicht geregeld dat een voormalige agrarische bedrijfswoning ook door derden (burgers) bewoond mag worden. Deze woningen worden niet beschermd tegen milieugevolgen (geur, geluid en luchtverontreiniging) van het bijbehorende agrarisch bedrijf. Het planologisch regime, en niet langer het feitelijk gebruik, is bepalend voor de bescherming die een gebouw of functie geniet tegen negatieve milieueffecten.

Wat door velen wordt vergeten is dat ook hier het ‘vangnet’ van een goede ruimtelijke ordening geldt. In een uitspraak van de Afdeling van 12 november 2014 wordt dit nog eens onderstreept.

Aan een perceel is in het bestemmingsplan de bestemming ‘Agrarisch’ toegekend, met een bouwvlak en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’. Het bouwvlak wordt door de figuur ‘relatie’ verbonden met het bouwvlak van appellant. Appellant betoogt dat er ten onrechte geen rekening is gehouden dat zij gewasbeschermingsmiddelen gebruikt op haar nabij de woning gelegen percelen.

De gemeenteraad betoogt dat het door de wet Wijziging van de Wabo (…) om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen mogelijk is een voormalige agrarische bedrijfswoning te voorzien van de aanduiding ‘plattelandswoning’ en dat in die wet is geregeld dat een dergelijke woning niet beschermd wordt tegen de milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Daarom zal volgens de raad appellant geen gevolgen ondervinden van de aanduiding.

De Afdeling overweegt: “De raad heeft de door appellant gestelde effecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het woon- en leefklimaat van de woning niet nader onderzocht, maar volstaan met een enkele verwijzing naar artikel 1.1a van de Wabo. Nog daargelaten of de gronden waarop de betrokken gewasbeschermingsmiddelen worden aangewend moeten worden gerekend tot de inrichting van appellant, stelt de Afdeling vast dat op grond van artikel 1.1a van de Wabo de woning slechts voor de toepassing van de Wabo en de daarop berustende bepalingen als onderdeel van de inrichting kan worden beschouwd. Nu ten tijde hier van belang het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen geen deel uitmaakte van de toetsing van de gevolgen voor het milieu dan wel de bescherming van het milieu van de inrichting van appellant, kon de raad niet volstaan met een verwijzing naar artikel 1.1a van de Wabo. De raad heeft het besluit in zoverre niet zorgvuldig voorbereid. Het betoog slaagt.”

Zie uitspraak ABRS 12 november 2014, no. 201306356/1/R3

Bel voor meer informatie over plattelandswoningen en spuitzones naar mr. Marian Harberink,

Fietspad is geen gevoelige functie spuitzone bestemmingsplan

Fietspad geen gevoelige functie spuitzone bestemmingsplan

Het bestemmingsplan in kwestie maakt de aanleg van een fietspad mogelijk. Volgens een fruitteler dient tenminste een afstand van 50 meter in acht te worden genomen tot zijn agrarische percelen in verband met mogelijke risico’s voor de gezondheid van fietsers bij bespuitingen in verband met spuitzone bestemmingsplan.

De Afdeling overweegt: “Gelet op de aard van het gebruik van het fietspad en de korte verblijfsduur ter plaatse, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een fietspad niet moet worden beschouwd als een functie die gevoelig is voor de gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De raad heeft derhalve niet aannemelijk hoeven achten dat ten gevolge van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen de gezondheid van langsrijdende fietsers ernstig wordt aangetast en dat in verband hiermee de bedrijfsvoering van appellant kan worden belemmerd. In aansluiting hierop heeft de raad in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening het niet noodzakelijk is om een afstand van ten minste 50 meter te bewaren tussen de landbouwpercelen en de fietsroute.”

Zie uitspraak ABRS 3 september 2014, no. 201310924/1/R3

spuitvrije zone vastleggen in bestemmingsplan

Spuitvrije zone vastleggen in bestemmingsplanspuitvrije zone

In de praktijk bestaat er veel onzekerheid bij omwonenden van met name percelen met bollen- en fruitteelt over de risico’s van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen op hun gezondheid.

Over de vraag of omwonenden van boomgaarden en bollenvelden meer kans op gezondheidsschade lopen heeft de Gezondheidsraad (GR) zich dit jaar gebogen. In het door de GR in januari 2014 uitgebrachte advies wordt aanbevolen om nader onderzoek te doen naar de blootstelling en het gezondheidsrisico voor omwonenden. Het kabinet heeft deze aanbeveling overgenomen. Het onderzoek wordt op zijn vroegst verwacht in 2015.

In de tussentijd kan er in de praktijk al veel gedaan worden om de risico’s voor omwonenden te beperken. Met het citeren van mijn artikel in Milieu & Recht (Intensief gewasbeschermingsmiddelengebruik bij open teelten. Zet de Wro in ter bescherming van omwonenden, geeft de GR ook als aanbeveling om in bestemmingsplannen spuitvrije zones en afstandseisen op te nemen. Ik raad gemeenten ten zeerste aan om dit te doen. Het is zowel in het belang van de omwonenden als voor de agrariër.

50 meter afstand is natte vingerwerk

In de praktijk en rechtspraak wordt uitgegaan van een afstand van 50 meter tussen een gevoelige functie en een agrarisch perceel met (fruit)bomenteelt. Deze vuistregel wordt bijna toegepast als een wettelijke regeling. De afstand van 50 meter is echter natte vingerwerk. De afstand hangt vooral af van het soort teelt, de giftigheid van de gewasbeschermingsmiddelen die gebruikt worden, de wijze van spuiten, de plaatselijke situatie, windhagen, het geldende bestemmingsplan, etc. Deze omstandigheden zijn overal verschillend. Om die reden is het bepalen van een geschikte en verantwoordelijke afstand en de onderbouwing ervan maatwerk. Zowel grotere als kleinere afstanden zijn mogelijk.

Waarom bufferzones in het bestemmingsplan?

Bij de voorbereiding van de meeste bestemmingsplannen voor het buitengebied wordt niet goed nagedacht over het al dan niet toestaan van specifiek fruit- of bollenteelt op agrarische percelen en het instellen van bufferzones, spuitzones of teeltvrije zones. Binnen de meeste agrarische bestemmingen zijn vrijwel alle vormen van agrarische open teelten zonder enige beperking mogelijk. Ik adviseer gemeenten om hierover na te denken bij een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied.

Voor zowel telers als omwonenden is het prettig dat ze naast elkaar kunnen leven zonder dat ze elkaar onnodig tot last zijn en elkaar in de haren vliegen. In onze praktijk hebben we regelmatig contact met zowel fruit- en boomtelers als met gemeenten en particulieren. Er is vaak sprake van wederzijds onbegrip. De teler wordt meestal een gebrekkige communicatie verweten en de gemeente wordt vaak tegengeworpen dat ze de woningen te dicht bij boomgaarden of andere open teelten situeren zonder enig onderzoek of maatregelen.

Afhankelijk van het soort teelt en of er sprake is van een (watertoevoerende) sloot, stelt het Activiteitenbesluit milieubeheer het hanteren van teeltvrije zones verplicht. Hoewel de doelstelling van het Activiteitenbesluit bij deze bepalingen meer ziet op de bescherming van het milieu (in dit geval het water) kan het juridisch vertalen van dergelijke bufferzones in bestemmingsplannen ertoe leiden dat er in de buurt van woningen bijv. geen (fruit)bomen meer worden gesitueerd en dat er dus in die zone ook geen chemische gewasbeschermingsmiddelen meer hoeven te worden gebruikt. Onderdeel van de afweging die bij het bestemmingsplan gemaakt dient te worden – een goede ruimtelijke ordening – is ook de volksgezondheid. Ik adviseer gemeenten om bij een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied dit onderdeel ook voortaan te onderzoeken en in gesprek te gaan met zowel de telers als met de omwonenden.

Meer weten over het instellen van spuitvrije zones en spuitzones in het bestemmingsplan?

Gezondheid in ruimtelijke ordening vastgelegd in Wro voor Brabant

Gezondheid in ruimtelijke ordening wordt vastgelegd in Wro voor Brabant

Er is steeds meer aandacht voor het aspect gezondheid in ruimtelijke ordening. Met name door schaalvergroting van intensieve veehouderijen worden er vanuit de politiek en bevolking twijfels en bezorgdheid geuit over de mogelijke bedreiging van de volksgezondheid. Al eerder schreef ik over dit onderwerp.

Er is thans een voorstel ingediend tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlage bij de Crisis- en herstelwet (Chw) (9e tranche).

Het voorstel maakt het mogelijk dat provinciale staten van Noord-Brabant in aanvulling op artikel 4.1 juncto artikel 3.1, eerste lid, Wro in de provinciale verordening ruimte ook regels kunnen stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, die strekken ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Met deze bepaling wordt vooruitgelopen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het betreft een experiment.

De regels die provinciale staten in hun verordening ruimte kunnen stellen zijn:

  • in afwijking van de artikelen 2 en 6 van de Wet geurhinder en veehouderij kunnen voorschriften worden gesteld over de cumulatieve geurhinder veroorzaakt door veehouderijen;
  • in afwijking van artikel 5.6, eerste lid van de Wet milieubeheer voor veehouderijen kan een grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) worden gesteld die strenger is dan de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) gesteld in paragraaf 4 van bijlage 2 bij de Wet milieubeheer.

Intensieve veehouderij en gezondheid – nieuwe jurisprudentie

Intensieve veehouderij en gezondheid – nieuwe jurisprudentie

Volksgezondheid in relatie tot ruimtelijke planvorming staat de laatste tijd steeds vaker in de belangstelling. Behalve meer jurisprudentie krijgt het onderwerp ook meer politieke aandacht. Vanuit de politiek is onlangs verzocht om de volksgezondheid een prominentere rol te laten spelen in ruimtelijke besluitvorming, zoals bij de vaststelling van een bestemmingsplan.

Met name de bezorgdheid over de gezondheidsrisico’s van grootschalige intensieve veehouderij voor bewoners van het platteland krijgt speciale aandacht. Behalve de vrees op besmetting op mensen van dierziekten, zoals Q-koorts, worden ook de gezondheidseffecten van stikstof, fijn stof en geur gevreesd.

Op 30 april 2014 is er opnieuw een uitspraak van de Afdeling verschenen over de relatie een goede ruimtelijke ordening, uitbreiding van een intensieve veehouderij en volksgezondheid. In deze uitspraak toetst de Afdeling het aspect gezondheid wat minder terughoudend. Deze uitspraak laat verder zien hoe gezondheid praktisch kan doorwerken in een bestemmingsplan en is om die reden interessant.

Gezondheid en een goede ruimtelijke ordening

Tot dusverre voerde de Afdeling een terughoudende toets uit met betrekking tot het aspect gezondheid: “dat de mogelijke besmetting van dierziekten vanwege nabijgelegen agrarische bedrijven een mee te wegen belang is bij de vaststelling van een bestemmingsplan, maar dat de bestrijding van besmettelijke dierziekten zijn regeling primair vindt in andere wetgeving en daarnaast aan een omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken.” Zie uitspraak ABRS 9 februari 2011, no. 200907470/1/R3.

In een uitspraak van 30 april 2014 lijkt de Afdeling deze terughoudendheid enigszins te verlaten. De raad dient volgens de Afdeling: “In het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te onderzoeken of een plan niet zodanige risico’s voor de volksgezondheid meebrengt dat, gelet daarop, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat onvoldoende is gewaarborgd.”

In deze uitspraak worden in het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, behalve het risico op dierziekten voor mensen, ook de risico’s van fijn stof en geur op de volksgezondheid betrokken, zoals in de opgestelde Gezondheidseffectscreening (GES) door de GGD ook was onderzocht. In voorgaande uitspraken kon de verwijzing naar GGD-rapportages er niet toe leiden dat vrees voor de volksgezondheid aangenomen zou moeten worden.

De gemeente heeft de aan te houden afstand tussen een intensieve veehouderij en een woning naar het bestemmingsplan vertaald door middel van de aanduiding ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’. Met name de aanbevelingen in het GES zijn interessant en het lezen waard.

Voor gemeenten is het belangrijk om deze ruime toets met betrekking tot gezondheid uit te voeren bij een ruimtelijk besluit dat voorziet in een uitbreiding van een intensieve veehouderij.

Uitbreiding intensieve veehouderij en gezondheid – jurisprudentie

Uitbreiding intensieve veehouderij en gezondheid – jurisprudentie

Er is de laatste tijd meer aandacht voor het onderwerp gezondheid in ruimtelijke planvorming, in het bijzonder de relatie gezondheid en intensieve veehouderij. Gezondheid kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening (aanvaardbaar woon- en leefklimaat) een af te wegen belang zijn met ruimtelijk relevantie. Deze uitspraak van 30 april 2014 laat zien hoe gezondheid kan doorwerken in het bestemmingsplan, bij de afweging of al dan niet uitbreidingen van intensieve veehouderij toe te staan.intensieve veehouderij

Voor een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied heeft de gemeente bij de besluitvorming of er al dan niet een uitbreidingsmogelijkheid moet worden opgenomen voor intensieve veehouderijen, een Gezondheidseffectscreening (GES) laten opstellen. In het GES wordt onder meer het volgende geadviseerd aan de gemeente:

  • houd pluimvee en varkens gescheiden
  • geen nieuwbouw van intensieve veehouderijen toestaan binnen 250 meter van kernen of lintbebouwing
  • gezondheidskundige beoordeling laten opstellen bij uitbreiding, omschakeling of vergroting bouwblok van intensieve veehouderij binnen 250 meter van een woning

De gemeente heeft de adviezen vertaald naar het bestemmingsplan door middel van de aanduiding ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’. Binnen deze zone zijn geen uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen. Volgens appellant is de volksgezondheid ruimtelijk niet relevant en heeft de gemeente het GES niet in de besluitvorming mogen betrekken.

De Afdeling overweegt als volgt: “(…) de mogelijke besmetting van dierziekten van nabij gelegen agrarische bedrijven is een mee te wegen belang bij de vaststelling van een bestemmingsplan, maar dat de bestrijding van besmettelijke dierziekten primair zijn regeling vindt in andere wetgeving en daarnaast aan een omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. De raad dient evenwel in het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te onderzoeken of een plan niet zodanige risico’s voor de volksgezondheid meebrengt dat, gelet daarop, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat onvoldoende is gewaarborgd. In de GES is ook onderzocht wat de invloed is van het plan op onder meer de milieuaspecten fijn stof en geur, nu fijn stof en geur een effect kunnen hebben op de volksgezondheid. Gelet hierop heeft de raad in het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de vaststelling van het plan in redelijkheid waarde kunnen hechten aan de resultaten van het GES.”

Gezondheidsrisico’s gewasbeschermingsmiddelen nader onderzocht

Gezondheidsrisico’s gewasbeschermingsmiddelen nader onderzocht

De Gezondheidsraad (GR) heeft op 29 januari 2014 advies uitgebracht over de vraag of omwonenden van landbouwpercelen gezondheidsrisico’s lopen door toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. De GR ziet voldoende reden voor nader blootstellingsonderzoek onder omwonenden en voor aanpassing van de toelatingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen. Verder wijst de GR op het nemen van maatregelen die de blootstelling van omwonenden kunnen verminderen. Met name het onderdeel ‘spuitvrije zones en afstandseisen’ krijgt hier speciale aandacht.

De GR verwijst in het rapport onder meer naar de publicatie van mr. H.H. Harberink in het juridische tijdschrift ‘Milieu en Recht’ (Intensief gewasbeschermingsmiddelengebruik bij open teelten. Zet de Wro in ter bescherming van omwonenden). In dat artikel wordt ervoor gepleit om in het bestemmingsplan zones op te nemen rondom agrarische percelen met bomen- en fruitteelt ter bescherming van de gezondheid van omwonenden. Gezondheid is een aspect dat ruimtelijk relevant is. Deze spuitvrije zones kunnen in het bestemmingsplan worden vastgelegd. In deze zones kan via het bestemmingsplan een beperkt gebruik van gewasbescherming worden geregeld. De grootte van de zone is onder meer afhankelijk van het soort teelt en de hierbij toegestane gewasbeschermingsmiddelen. Neem nooit zo maar aan dat zones van 20 of 30 meter in het bestemmingsplan wel voldoende zijn. Er is altijd onderzoek nodig ter plaatse. Elke situatie is namelijk anders. Er zijn ook situaties waar zelfs grotere zones nodig zijn.

Een uitspraak die weer eens duidelijk maakt dat het verkorten van spuitzones maatwerk is, is de uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2014, no. 201302600/1/A1.

Voor meer informatie over zonering in het bestemmingsplan en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen: 

Gemeente neem teeltvrije zone fruitteelt op in bestemmingsplan

Gemeente neem teeltvrije zone fruitteelt op in bestemmingsplan

Waarom de gemeente teeltvrije zones moet opnemen in het bestemmingsplan bij fruitteelt

In de fruitteelt worden vaak chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van omwonenden. Met name de drift – verwaaiing van spuitvloeistof – kan een bedreiging vormen doordat het op korte afstand hoog boven de bomen uitwaait. Het is om die reden belangrijk zo veel mogelijk afstand te houden tussen nieuwe woningen en percelen met fruitteelt.

In het spoor van het bestemmingsplan geldt een praktijkregel die aangeeft dat een afstand van 50 meter tussen een gevoelige functie, zoals een woning, en een perceel met fruitteelt volstaat. Dit is echter natte vinger werk. In bepaalde gevallen dient er zelfs meer afstand te worden aangehouden. Soms is een kortere afstand mogelijk. Dit hangt van veel factoren af. Om die reden dient er altijd onderzoek te worden uitgevoerd welke afstand in een specifiek geval geldt. U kunt dus niet één-op-één bestaand onderzoek overnemen zonder dit op het specifieke geval af te stemmen en af te wegen. Verder dient er een vertaling plaats te vinden naar het bestemmingsplan.

In het spoor van milieuregelgeving is het Activiteitenbesluit milieubeheer van belang. In par. 3.5.3 zijn bepalingen opgenomen over het telen van gewassen in de open lucht, zoals de fruit- en bomenteelt. Deze bepalingen zijn met name ingegeven om het watermilieu te beschermen. Binnen een bepaalde afstand vanaf de insteek van een wateroppervlaktelichaam (watertoevoerende sloot) is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen aan banden gelegd. De afstand en het toegelaten gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen is afhankelijk van het soort teelt. Het bevoegd gezag voor de naleving van deze regels is het waterschap.

Het is raadzaam om deze verplichtingen uit het Activiteitenbesluit ook op te nemen in het bestemmingsplan. Er kan dan via twee sporen handhavend worden opgetreden. Door de teeltvrije zone als ‘milieuzone’ op te nemen op de verbeelding en in de planregels kan er ook op grond van het bestemmingsplan handhavend worden opgetreden. Verder is de breedte van de zone bepalend bij de in acht te nemen afstand tussen woningen en open teelten, zoals de fruitteelt.

Meer weten? 

Q koorts is bij vaststelling bestemmingsplan ruimtelijk relevant

Q koorts is bij vaststelling bestemmingsplan een ruimtelijk relevant belang om mee te wegen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan mogen alleen ruimtelijk relevante aspecten worden meegenomen bij de besluitvorming. Dat gezondheid een mee te wegen belang is (ruimtelijk relevant) wordt nog eens bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 6 november 2013, no. 201212079/1/A1.

De Afdeling overweegt: “(…) is bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in de uitbreiding van een (intensieve) veehouderij de mogelijke besmetting van dierziekten zoals Q koorts en vogelgriep vanwege nabijgelegen woningen een mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt echter zijn regeling primair in andere regelgeving. Voorts kunnen aan de te verlenen omgevingsvergunningen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. Hieruit volgt dat de mogelijke besmetting van dierziekten, zoals Q koorts een ruimtelijk relevant belang is (…)”.