Gemeentelijke geurverordening en afwijking afstanden

Gemeentelijke geurverordening en afwijking afstanden Wet geurhinder en veehouderijgemeentelijke geurverordening

Het bestemmingsplan maakt de bouw van ongeveer 1400 woningen mogelijk. De eigenaar van een paardenhouderij stelt in beroep dat de afstand van 50 m tussen het voorziene woongebied en zijn paardenhouderij niet voldoende is. Hij vindt deze afstand te gering, gelet op de geurhinder van zijn bedrijf en in verband met het toekomstige woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners in het plangebied. Op grond van artikel 4, tweede lid van het Besluit landbouw milieubeheer dient volgens hem een afstand van 100 m te worden aangehouden.

Volgens de raad kan op grond van de gemeentelijke geurverordening een afstand van 50 m worden aangehouden. De raad verwijst naar de motivering in de gemeentelijke geurverordening waarom kan worden afgeweken van de 100 m zoals die in de Wet geurhinder en veehouderij moet worden aangehouden.

De Afdeling  geeft aan “dat de raad zich geen rekenschap heeft gegeven van de te verwachten geursituatie vanwege veehouderijen in het gebied. De enkele motivering in de gebiedsvisie dat een afstand van 50 m tussen een paardenhouderij en woningen door inwoners van stedelijke gebieden en dorpskernen aanvaardbaar wordt geacht, is gelet op artikel 8 van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) onvoldoende aanleiding voor afwijking van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van de Wgv dat binnen de bebouwde kom als uitgangspunt 100 m dient te worden aangehouden. Gelet hierop heeft de raad bij de beoordeling op welke afstand ten opzichte van de paardenhouderij de  woonfunctie gesitueerd kan worden, de gebiedsvisie  en de daarop gebaseerde geurverordening in redelijkheid niet aan de vaststelling van het plan ten grondslag kunnen leggen.”

Noot bij gebrekkige motivering Uit deze uitspraak blijkt weer eens hoe belangrijk de motivering is bij afwijking van gestelde normen. In het algemeen geldt hoe groter de afwijking, hoe uitgebreider de motivering dient te zijn. Door middel van een geurverordening kan in een bepaald geval worden afgeweken van de afstandsnormen die gelden op grond van de Wet geurhinder en veehouderij. De gemeentelijke geurverordening is in dit geval gebaseerd op een gebiedsvisie. Helaas was noch in de plaatselijke geurverordening, noch in de gebiedsvisie gemotiveerd wat de te verwachten geursituatie zal zijn in verband met de aanwezigheid van veehouderijen in de nabijheid van de beoogde woonlocatie in het plangebied. Om die reden kon de gemeente hier niet kort naar verwijzen in de motivering.

Zie voor de uitspraak ABRS 29 februari 2012, LJN: BV7289, r.o. 2.5 e.v.

omgevingsjurist

 

 

kantoor geurgevoelig

Kantoor geurgevoelig?kantoor geurgevoelig

Het bestemmingsplan in kwestie maakt de vestiging van een siervissenkwekerij mogelijk. Appellant is voornemens een geitenhouderij te exploiteren nabij de locatie van de siervissenkwekerij en is in het bezit van een revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer. Hij voert aan dat de gemeente ten onrechte niet heeft onderkend dat de woning en het kantoor in het plan binnen de geurcontour van zijn bedrijf zijn voorzien. Hij vreest dat de voorziene siervissenkwekerij belemmeringen met zich brengt voor zijn bedrijfsvoering. Bovendien is ter plaatse van de voorziene woning en kwekerij geen goed woon- en leefklimaat verzekerd.

De gemeente stelt zich op het standpunt dat ter plaatse van de voorziene woning en het voorziene kantoor geen onevenredige geurhinder zal worden ondervonden, omdat de woning en het kantoor op meer dan 50 m afstand van het dichtstbijzijnde emissiepunt van het agrarisch bedrijf van appellant zijn voorzien.

De Afdeling geeft aan (vrij vertaald) “dat de gemeente zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat appellant thans reeds wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering door de bestaande woningen en dat de voorziene woning en het kantoor bij de siervissenkwekerij geen verdere beperkingen met zich brengen. (..). Ter zitting is gebleken dat in de bedrijfsgebouwen een kantoor is voorzien waar minimaal twee personen gedurende de gehele dag werkzaam zullen zijn. De raad stelt zich blijkens de stukken op het standpunt dat naast de voorziene woning tevens het voorziene kantoor moet worden beschouwd als object dat bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat moet worden beschermd tegen onevenredige geurhinder. De raad heeft het daarom noodzakelijk geacht dat de woning en het kantoor op meer dan 50 m afstand van het dichtstbijzijnde emissiepunt van het bedrijf van appellant zijn voorzien. (..)

Op grond van de planregels in het bestemmingsplan mogen evenwel binnen het gehele bouwvlak bedrijfsgebouwen worden gebouwd. (..) Nu de gemeente voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan het bij de beoordeling van een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk heeft geacht dat het kantoor op meer dan 50 m afstand van het dichtstbijzijnde emissiepunt van het bedrijf van appellant is voorzien, heeft de gemeente dit ten onrechte niet in het plan verzekerd.” Zie uitspraak ABRS 25 april 2012, LJN: BW3942.

omgevingsjurist

 

meetpunt Activiteitenbesluit en meetpunt bestemmingsplan

Meetpunt Activiteitenbesluit en meetpunt bestemmingsplan zijn verschillendmeetpunt activiteitenbesluit

Het bestemmingsplan in kwestie maakt onder meer (burger)woningen mogelijk nabij een melkveehouderij. De agrariër stelt dat hij gelet op de afstand tussen zijn bedrijf en de woningen onevenredig in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. Hij wijst erop dat binnen een afstand van 50 m van zijn inrichting, die onder meer bestaat uit een verblijf voor landbouwhuisdieren en een kuilvoeropslag, woningen zullen worden opgericht.

De raad stelt dat op het agrarische bedrijf het Besluit landbouw milieubeheer (thans: Activiteitenbesluit) van toepassing is, zodat bij ruimtelijke ontwikkelingen vanaf de inrichting een afstand van 50 m moet worden aangehouden om het Blm op de inrichting van appellant van toepassing te laten blijven. Een van de woningen valt weliswaar binnen de afstand van 50 m, maar hierin mogen geen geurgevoelige activiteiten plaatsvinden, aldus de raad.

De Afdeling overweegt over meetpunt Activiteitenbesluit: “dat voor de vraag of het Blm op een inrichting van toepassing is ingevolge artikel 4, vierde lid van het Blm de afstanden bedoeld in het tweede en derde lid, weliswaar worden gemeten vanaf de buitenzijde van een object tot het dichtsbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf, maar dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel als meetpunt de grens van het bouwvlak van het agrarische bedrijf dient te worden  genomen. Binnen het gehele bouwvlak kan immers bedrijfsbebouwing tot stand komen waarin landbouwhuisdieren worden gehouden. Een uitzondering hierop kan slechts worden gemaakt als zeker is dat het bedrijf geen uitbreidingsmogelijkheid meer heeft noch de mogelijkheid om binnen het bouwvlak nieuwe bebouwing voor het houden van landbouwhuisdieren op te richten. In het laatste geval kan gemeten worden vanaf de grens van de bebouwing. Niet kan worden uitgesloten dat op het bouwvlak van appellant bedrijfsbebouwing kan worden opgericht waarin landbouwhuisdieren worden gehouden, op een afstand van minder dan 50 m van op de percelen toegestane geurgevoelige bebouwing. Niet duidelijk is derhalve of de hiervoor beschreven uitzondering zich voordoet. De raad heeft dit onvoldoende onderzocht. Daarom is ook niet duidelijk of het plan ertoe kan leiden dat het Blm niet meer op de inrichting van appellant van toepassing is.” Zie uitspraak ABRS 21 maart 2012, 201104247/1/R3, r.o. 2.11 e.v.

omgevingsjurist

Afstand visverwerkingsbedrijf en woningen VNG-brochure

Afstand visverwerkingsbedrijf en woningen VNG-brochure vanwege geurafstand visverwerkingsbedrijf

Deze uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2011 (no. 201001729/1/R2) toont weer eens aan hoe belangrijk motivering en onderzoek is bij het afwijken van de aanbevolen afstanden uit de VNG-brochure. Ten eerste is van belang om het gebied te kwalificeren en te onderbouwen: stedelijk gebied of gemengd gebied. Ten tweede dient bij afwijking onderbouwd te worden waarop de afwijking is gebaseerd. Het lijkt een open deur, maar het gaat in de praktijk regelmatig mis.

De uitspraak gaat over een nieuw te bouwen visverwerkingsbedrijf nabij woningen. De aanbevolen richtafstand uit de VNG-brochure voor een visverwerkingsbedrijf bedraagt 200 m tussen de voorziene locatie en de woningen in een gemengd gebied. De werkelijke afstand tussen de voorziene locatie van het visverwerkingsbedrijf en de woningen van appellanten bedraagt echter 110 meter en respectievelijk 70 meter.

Volgens de VNG-brochure wordt de grootst mogelijke afstand aanbevolen vanwege het aspect geur. Volgens de gemeenteraad kan de geurhinder worden voorkomen dan wel binnen aanvaardbare grenzen worden gehouden door nieuwe installaties en voorzieningen aan te brengen in het visverwerkingsbedrijf. Verder kunnen volgens de raad op grond van het Activiteitenbesluit aanvullende maatwerkvoorschriften worden gesteld. De raad ten eerste niet onderzocht wat een aanvaardbaar niveau van geurhinder is. Ook blijkt achteraf dat de voorzieningen op grond van het Activiteitenbesluit en de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer alleen van toepassing zijn op het afzuigen van dampen en gassen, terwijl een visverwerkingsbedrijf meer diffuse geurbronnen kent, zoals de ‘lijfgeur’ van het bedrijf. Met andere woorden: er is evenmin onderzocht welke soorten geur bij een visverwerkingsbedrijf vrijkomen en welke regelgeving daarop van toepassing om eventuele uitstoot te reguleren.

De Afdeling oordeelt dat het bestreden besluit – vaststelling van een bestemmingsplan – onvoldoende is gemotiveerd. (afstand visverwerkingsbedrijf)