Recreatiewoning is niet geluidgevoelig

Recreatiewoning is niet geluidgevoeligrecreatiewoning

De raad van de gemeente Weert heeft het bestemmingsplan “Windpark Weert” vastgesteld. Voor de bouw heeft de gemeente tevens een omgevingsvergunning verleend voor 3 windmolens en een inkoopstation. De windmolens hebben een tiphoogte van 200 meter.

Appellant woont periodiek in een recreatiewoning in een nabijgelegen park. De afstand van de woning tot de windmolen bedraagt ongeveer 250 m. Appellant betoogt dat hij ernstige geluidhinder zal ondervinden van de windmolen. Volgens de raad is de woning van appellant een recreatiewoning die op grond van het geldende bestemmingsplan niet permanent mag worden bewoond. Die woning wordt om die reden niet aangemerkt als een gevoelig object in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zodat de normen van geluid daarop niet van toepassing zijn.

De Afdeling overweegt: “Niet in geschil is dat de woning op het perceel in het bestemmingsplan (…) planologisch is bestemd als een recreatiewoning en dat op grond van de planregels van dat bestemmingsplan permanente bewoning ervan niet is toegelaten. Volgens appellant is van belang dat hij beschikt over een gedoogbeschikking (…). Hierin staat dat aan appellant een persoonsgebonden en niet overdraagbare beschikking wordt verstrekt voor de permanente bewoning van de recreatiewoning (..) voor onbepaalde tijd. 

De desbetreffende planregels gelden voor ‘gevoelige gebouwen’ waarbij de raad aansluiting heeft gezocht bij de definitie van dat begrip in de Wgh en het Activiteitenbesluit. In de door appellant aangehaalde uitspraak uit 2007 heeft de Afdeling geoordeeld dat een recreatiewoning, die permanent wordt bewoond, wordt aangemerkt als een woning (…) in de zin van de voorloper van het Activiteitenbesluit. Hieruit volgt niet dat ook ter plaatse van de recreatiewoning van appellant dient te worden voldaan aan de normen voor geluid van het Activiteitenbesluit. De reden hiervan is dat (…) de definitie van woning is gewijzigd per 1 januari 2013 (…). Deze wetswijziging heeft als gevolg dat de planologische status van gronden en opstallen bepalend is geworden voor de mate van milieubescherming. (…) Uit het voorgaande volgt dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de recreatiewoning van appellant geen gevoelig gebouw is (…). 

Lees meer over cumulatie van geluid en de methode Miedema in r.o. 33.7 van uitspraak ABRS 2 oktober 2019, no. 201809473/1/R4.

Voor vragen bel 010 – 268 0689 of mail.

geluid achteruitrijden bedrijfswagens onderzoeken

Geluid achteruitrijden bedrijfswagens ook onderzoekengeluid achteruitrijden

  • elektrisch aangedreven bedrijfswagens
  • geluid achteruitrijden

De raad heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de uitbreiding van een bouwbedrijf. Binnen het bouwvlak is een nieuwe bedrijfshal voorzien. Voor de uitbreiding is de bestemming ‘Bedrijf-1’ opgenomen met een maximale milieucategorie van 3.2. Het gebied is aangemerkt als gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering.

Omwonenden van het bedrijf vrezen geluidsoverlast als gevolg van de uitbreiding. Zij stellen onder meer in beroep dat de overlast van het laden en lossen niet is onderzocht in het akoestisch onderzoek. De Afdeling overweegt het volgende:

De Afdeling stelt vast dat mobiele en niet-mobiele geluidbronnen op het terrein in kaart zijn gebracht in het akoestisch rapport. De geluidbronnen van routes van de verschillende voertuigen op het bedrijfsterrein zijn weergegeven in bijlage 1 bij het rapport. Bij de geluidbronnen is het laden en lossen in aanmerking genomen. Het betoog dat dit niet is meegenomen slaagt dan ook niet. Tevens is bij de geluidbronnen aangegeven dat zich dagelijks een elektrische heftruck over het terrein verplaatst met goederen zoals bouwmaterialen, hekwerk en afvalstoffen. De totale bedrijfstijd hiervan bedraagt 5 uur. Ter zitting is onderkend dat de route van de elektrische heftruck die materaal vervoert langs de woning en tuin van appellant loopt. (…) Weliswaar gaat het hier om elektrische vervoermiddelen maar de Afdeling sluit niet uit dat gelet op de afstand tussen bedrijfsterrein en de tuin en woning van appellant en het te vervoeren materiaal dit wel tot geluidsoverlast kan leiden. Waarbij tevens een rol kan spelen dat geluid, onder meer van de achteruitrijsignalering, dat bij achteruit rijden een rol speelt. Nu niet is gebleken dat dit in het akoestisch onderzoek is betrokken, is de Afdeling van oordeel dat niet is gebleken dat op het perceel van appellant een geluidssituatie ontstaat die zich verdraagt met een goede ruimtelijke ordening. Het bestreden besluit is in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het betoog slaagt.”

Lees meer in uitspraak ABRS 2 oktober 2019, no. 201801578/1/R2

Voor vragen over geluid en een goede ruimtelijke ordening, bel 010 – 268 0689 of mail.

 

Omgevingsvergunning woning geluidgezoneerd industrieterrein geweigerd

Omgevingsvergunning woning op geluidgezoneerd industrieterrein terecht geweigerdomgevingsvergunning woning

Een vaak voorkomend probleem zijn de van oudsher voorkomende bedrijfswoningen op industrieterreinen. In het verleden werd dit vaak toegestaan door gemeenten. De betreffende ondernemers verkopen bij het staken van hun bedrijf meestal (relatief goedkoop) de woning aan een burger die vervolgens gaat klagen bij de gemeente over geluidsoverlast.

In deze casus gaat het om een gemeente die een omgevingsvergunning heeft geweigerd voor het planologisch toestaan van een woning op een bedrijventerrein, in het bijzonder een gezoneerd industrieterrein. De woningen worden gebruikt in strijd met het bestemmingsplan. Appellanten hebben allen een omgevingsvergunning aangevraagd om het gebruik te legaliseren. Volgens het college verzet een goede ruimtelijke ordening zich tegen woningen op een gezoneerd industrieterrein. De aanwezigheid van woningen op dit terrein leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van bestaande en toekomstige bedrijven. Andersom leidt het gebruik van de akoestische gebruiksmogelijkheden door bedrijven tot een mate van geluidsoverlast en andere uitstralingseffecten die niet verenigbaar zijn met een goed woon- en leefklimaat. De te verwachten geluidimmissie op de gevels van de woningen bedraagt volgens het college 62 dB(A) tot en met 66 dB(A) indien bestaande bedrijven gebruik maken van de maximale geluidruimte.

De langtijdgemiddelde geluidsniveaus op de gevels van de woningen bedragen daarom meer dan de streefwaarden van zowel stap 2 als 3 van het toetsingskader voor omgevingsvergunningen voor strijdig gebruik, als bedoeld (…) in de VNG-brochure.

Lees meer in r.o. 2 en verder van uitspraak ABRS 11 september 2019, no. 201807169/1/A1.

Bel voor advies over geluid en bestemmingsplan 010 – 268 0689 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.

 

Woningen bedrijventerrein en geluidniveau

Woningen bedrijventerrein en geluidniveauwoningen bedrijventerrein

De raad heeft in een bestemmingsplan voor de bestaande woningen op het bedrijventerrein de aanduiding ‘overige zone – wonen op een bedrijventerrein’ opgenomen. De reden hiervoor is dat de gemeente discussie wil voorkomen of een woning al dan niet op een bedrijventerrein ligt als bedoeld in artikel 1.1 Activiteitenbesluit milieubeheer. De toekenning van deze aanduiding brengt met zich mee dat voor de gevel van deze woningen de normen gelden die zijn opgenomen in artikel 2.17c van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

De normen uit tabel 2.17c Activiteitenbesluit milieubeheer bieden een lager beschermingsniveau voor geluidniveaus op de gevels van woningen dan de normen van de geluidniveaus in tabel 2.17a die gelden voor de gevels van woningen die niet op een bedrijventerrein liggen.

De Afdeling overweegtdat indien de door de raad gekozen plansystematiek geaccepteerd zou worden, dit met zich zou kunnen brengen dat voor een woning die niet op een bedrijventerrein als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer ligt, de minder strenge geluidnormen gelden als opgenomen in tabel 2.17c van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Ook zou deze plansystematiek ertoe kunnen leiden dat bij wijziging van de omliggende bestemmingen van een woning op een bedrijventerrein als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van het  Activiteitenbesluit milieubeheer, de woning niet langer kan worden aangemerkt als een woning op een bedrijventerrein, maar dat vanwege de aanduiding (…) ten aanzien van die woning toch wordt vastgehouden aan de minder strenge normen van tabel 2.17c. Dit strookt niet met de systematiek van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Gezien het vorenstaande is de door de raad gekozen plansystematiek naar het oordeel van de Afdeling in strijd met het systeem van artikel 2.17 eerste en tweede lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer (…). Lees meer in r.o. 61.2 van uitspraak ABRS 11 september 2019, no. 201804279/1/R1 (woningen bedrijventerrein).

Voor maatwerk advies over geluid en bestemmingsplan, bel 010 – 268 0689 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.

Geluid voetbalvelden acceptabel?

Geluid voetbalvelden acceptabel?geluid voetbalvelden

  • maatwerkvoorschrift voor maximaal bronvermogen scheidsrechtersfluitjes (geluid voetbalvelden).

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een nieuw voetbalcomplex met 5 velden aansluitend op de bebouwde kom. Appellanten vrezen in beroep voor geluidsoverlast van het voetbalcomplex. Behalve van de bezoekers ook van scheidsrechtersfluitjes. Hij betoogt onder meer dat niet is gegarandeerd dat scheidsrechtersfluitjes met een maximaal bronvermogen van 116 dB(A) mogen worden gebruikt. Er staat volgens hem niet vast dat fluitjes met een laag bronvermogen zullen worden gebruikt omdat scheidsrechters doorgaans hun eigen fluitjes meenemen.

De raad heeft voor de door hem aanvaardbaar geachte geluidbelasting aangesloten bij de in de VNG-brochure aanbevolen geluidniveaus voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) voor een gemengd gebied en 45 dB(A) voor een buitengebied. Voor piekgeluiden is een geluidbelasting van 65 dB(A) aanbevolen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij deze geluidbelasting niet voor onaanvaardbare geluidhinder behoeft te worden gevreesd.

De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat om te voorkomen dat bij de dichtstbijgelegen woningen de maximale piekgeluidbelasting wordt overschreden, de scheidsrechtersfluitjes een bronvermogen van maximaal 116 dB(A) mogen hebben. Om dit te borgen (…) wordt in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer een maatwerkvoorschrift opgelegd waarin dat maximale bronvermogen is voorgeschreven. Dit maatwerkvoorschrift is door de gemeente te controleren en zo nodig kan handhavend worden opgetreden. (…) Verder is de gemeente eigenaar van de gronden en kan zij aldus ook nog via privaatrechtelijke weg afdwingen dat fluitjes met een bronvermogen van maximaal 116 dB(A) worden gebruikt. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de maximale piekgeluidbelasting vanwege scheidsrechtersfluitjes niet zal worden geborgd. Lees meer in uitspraak ABRS 11 september 2019, no. 201801829/1/R1.

Vragen over de borging van geluid in bestemmingsplannen? Bel 010 – 268 0689 voor een oplossing!

 

Evenemententerrein bestemmingsplan geen inrichting Wm

Evenemententerrein bestemmingsplan is geen inrichting ingevolge Wet milieubeheerevenemententerrein bestemmingsplan

Het nieuwe bestemmingsplan voorziet onder meer in een regeling voor evenementen in het centrum. Het plan maakt mogelijk dat er op locaties met de aanduiding ‘overige zone – evenementenzone’ in het centrum per kalenderjaar 25 evenementen mogen plaatsvinden. Voor deze evenementen geldt een maximale geluidbelasting van 60 dB(A). In het bestemmingsplan zijn nog een aantal zones opgenomen waar tevens evenementen mogen plaatsvinden onder de daar gestelde voorwaarden.

Appellant vreest voor onder meer geluidsoverlast als gevolg van de toegestande evenementen.

De raad hanteert als uitgangspunt dat er geen geluidhinder ten gevolge van evenementen in een woning optreedt indien de geluidniveaus ter hoogte van de gevel aan de buitenzijde van een woning lager zijn dan 60 dB(A). Dit uitgangspunt is gemeentelijk beleid. De raad hanteert voorts als uitgangspunt dat elke omwonende maximaal 12 keer per jaar geluidhinder mag ondervinden van evenementen.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) “ligt het op de weg van de raad om te beoordelen of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt acceptabel is. Ook dient de raad over het toegestane aantal evenementen per jaar, de soorten evenementen, en de maximale bezoekersaantallen regels te stellen voor zover dit uit het oogpunt van een goede ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling is een andere dan dan die op grond waarvan (…) voor een evenement al dan niet vergunning wordt verleend. 

Appellant betoogt dat de raad voor het bepalen van de afstand tot de gronden waarop evenementen zijn toegestaan gebruik had moeten maken van de richtafstanden uit de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG. Volgens appellant is voor deze gronden sprake van een evenemententerrein, en dient een evenemententerrein voor de toepassing van de VNG-brochure te worden beschouwd als een recreatiecentrum. Een recreatiecentrum is een inrichting in milieucategorie 4.2, waarvoor ten aanzien van het aspect geluid een richtafstand van 300 m geldt, aldus appellant. (…). 

De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel de evenementenzones in het plan te kwalificeren als recratiecentrum. Deze evenementenzones kunnen niet worden aangemerkt als inrichting als bedoeld in (…) de Wm en zijn daarom niet te vergelijken met een recreatiecentrum. 

Lees meer in r.o. 8.2 van uitspraak ABRS 17 juli 2019, no. 201803916/1/R3. (evenemententerrein bestemmingsplan)

Bel voor vragen en/of advies over geluid van evenementen 010 – 268 0689.

cumulatieve geluidbelasting en woon- en leefklimaat

Cumulatieve geluidbelasting in kader van (goed) woon- en leefklimaatcumulatieve geluidbelasting

In de praktijk zorgt het nogal eens voor verwarring. Geluid dat onderzocht dient te worden op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) en geluid dat onderzocht dient te worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening, in het bijzonder een goed woon- en leefklimaat. In de meeste gevallen wordt er door akoestische adviesbureus prima onderzoek gedaan naar de geluidbelasting ingevolge de Wgh. Jammer genoeg onvoldoende naar het ‘restputje’ van geluid in het kader van een goed woon- en leefklimaat.

Het bestemmingsplan in kwestie maakt onder meer de doortrekking mogelijk van de tramlijn vanuit Amstelveen naar Uithoorn. Appellanten vrezen als gevolg hiervan geluidsoverlast. Ze hebben een second opinion uit laten voeren met betrekking tot het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd namens de gemeente.

In beroep stellen appellanten onder meer dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de cumulatieve effecten van het geluid als gevolg van de trambaan en het vliegverkeer van Schiphol. Zij stellen dat dit in het kader van een goede ruimtelijke ordening ten onrechte niet is uitgevoerd.

De Afdeling overweegt als volgt: “De Afdeling stelt vast dat geen akoestisch onderzoek is verricht naar de gecumuleerde geluidbelasting van het geluid van de tramlijn en het geluid van het vliegverkeer. De Afdeling stelt voorop dat in dit geval op grond van de Wgh geen verplichting bestaat tot het verrichten van een onderzoek naar de cumulatieve effecten van het geluid van de tramlijn en het geluid van het vliegverkeer. Artikel 110f van de Wgh is alleen van toepassing als voor een woning of ander geluidgevoelig object een hogere waarde wordt vastgesteld en daarnaast sprake is van meerdere geluidzones, waarbij de voorkeursgrenswaarde door minstens twee geluidbronnen wordt overschreden. Daarvan is bij de woningen van appellanten geen sprake (…). 

Niettemin kunnen zich ook buiten de gevallen waarin de Wgh voorschrijft onderzoek te verrichten naar de cumulatieve geluidbelasting, gevallen voordoen waarin rekening moet worden gehouden met een negatieve invloed van cumulatieve geluidbelasting op het woon- en leefklimaat ter plaatse van bepaalde woningen. Teneinde een goede afweging te maken in het kader van een goede ruimtelijke ordening bestond in het onderhavige geval aanleiding daartoe. Daarbij betrekt de Afdeling dat de woningen van appellanten binnen de zogenaamde 20 Ke-contour liggen. Voorts is van belang dat het plan verschillende functies toelaat en leidt tot een toename van verkeer. Gelet op het vorenstaande is de cumulatie ten onrechte niet onderzocht en afgewogen (…).”

Lees meer in r.o. 10 en verder van uitspraak ABRS 17 juli 2019, no. 201803709/1/R1.

Bel voor meer informatie over cumulatieve geluidbelasting in kader van woon- en leefklimaat met 010 – 268 0689 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.

 

Geluidhinder transformatorstation zonnepark

Geluidhinder transformatorstation Zonnepark en aanvaardbaar woon- en leefklimaatgeluidhinder transformatorstation

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een zonnepark. Het gebied is ongeveer 7,7 hectare groot en grenst aan een bestaand bedrijventerrein.

De aanvraag heeft betrekking op 26.500 zonnepanelen en is in strijd met het bestemmingsplan. De zonnepanelen hebben een hoogte van 1,75 m boven het maaiveld.

Geluidhinder transformatorstation? Het perceel van appellant grenst aan het beoogde zonnepark. Hij vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Volgens hem is er ten onrechte geen akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidhinder ten gevolge van de transformatorstations en is volgens hem onduidelijk of voldaan wordt aan de geluidscontouren uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Volgens de gemeente zijn de transformatoren vergelijkbaar met transformatoren in woonwijken. Voor dergelijke transformatoren kan volgens de gemeente de VNG-brochure worden toegepast. Hierbij geldt een richtafstand van 30 meter. Volgens de ruimtelijke onderbouwing is de afstand van een transformatorstation tot de dichtstbijzijnde woning 130 meter.

De Afdeling overweegt als volgt: “(…) Daarbij heeft de rechtbank terecht van belang geacht dat tussen partijen niet in geschil is dat is voldaan aan de in de VNG-brochure opgenomen richtafstand en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de transformatorstations van het zonnepark zodanig veel geluidsoverlast zullen veroorzaken dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Het college heeft (…) terecht geen aanknopingspunten gezien voor een verdergaand onderzoek naar de door hem gestelde geluidhinder. Daarbij heeft het college van belang kunnen achten dat het geluid van de transformatoren gering is, dat de transformatoren zelden hoorbaar zijn op meer dan enkele meters afstand en dat de gestelde overlast in ieder geval nooit in de avond- en nachturen zal optreden als geen elektriciteit wordt gewonnen. Het betoog faalt.” [geluidhinder transformator stations].

Lees meer in uitspraak ABRS 8 mei 2019, no. 201809430/1/A1.

Recreatiewoning geen geluidgevoelig gebouw Wet geluidhinder

Recreatiewoning geen geluidgevoelig gebouw ingevolge Wet geluidhinderrecreatiewoning

De raad van de gemeente Hollands Kroon heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor 5 recreatiewoningen en 38 standplaatsen. Het bestaande fruitteeltbedrijf wordt beëindigd.

Appellant exploiteert een melkveehouderij in de directe nabijheid van het plangebied. Hij vreest onder andere voor een beperking van zijn bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Ten aanzien van het aspect geluid voert hij aan dat ten onrechte geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de geluidbelasting van de veehouderij op de geluidgevoelige objecten binnen het plangebied. Voor zover al onderzoek heeft plaatsgevonden, is volgens hem ten onrechte de geluidemissie van de veehouderij buiten beschouwing gelaten. Volgens appellant is er dan ook geen sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat ter plaatse van het recreatieterrein.

Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (…) “is het vaste jurisprudentie van de Afdeling dat een recreatiewoning in beginsel geen geluidgevoelig gebouw is in de zin van de Wet geluidhinder. Een camping is dat evenmin. Op grond van de Wgh kunnen de vaste kampeermiddelen en recreatiewoningen aldus niet als geluidgevoelige objecten worden aangemerkt. Dit neemt niet weg dat moet worden nagegaan of ter plaatse van het recreatieterrein sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat(…) Weliswaar is er onderzoek verricht naar de geluidbelasting op het recreatieterrein als gevolg van het wegverkeerslawaai, maar is geen rekening gehouden met de geluidbelasting op het recreatieterrein als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van appellant. Dit klemt temeer nu het recreatieterrein op korte afstand van de veehouderij ligt. De stelling van de raad dat de geluidbelasting als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van appellant is meegenomen door te toetsen aan de richtafstand uit de Handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG, het een bestaande situatie betreft, recreanten op de camping ervoor kiezen om in het buitengebied op een landelijke agrarische camping te verblijven, geen klachten bekend zijn van de recreanten, het recreatieterrein wordt heringericht en intensieve veehouderijen in nagenoeg elk bestemmingsplan “Buitengebied” de mogelijkheid hebben agrarische campings en andere nevenactiviteiten op het eigen agrarische bedrijfsperceel te starten, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten aanzien van het aspect geluid een aanvaardbaar verblijfsklimaat ter plaatse van het recreatieterrein is gegarandeerd. (…)”

Lees meer in uitspraak ABRS 1 mei 2019, no. 201801643/1/R1.

Bel voor juridisch advies inzake geluid en bestemmingsplan naar 010 – 268 0689.

Hogere waardenbesluit en belanghebbende

Hogere waardenbesluit en belanghebbendehogere waardenbesluit

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college tot vaststelling van hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder. Dit besluit is vastgesteld voor de woningen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Op grond van artikel 1:2, eerste lid Awb wordt onder een belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

De Afdeling overweegt in deze zaak als volgt: “Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen (…) bevat afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woning is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woning een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woning. De regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder voorziet erin dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting – na het treffen van maatregelen – bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de toekomstige bewoners van de te bouwen woningen. Appellanten zijn geen eigenaar van één van de te bouwen woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld en niet is gebleken van concrete interesse in de koop en/of bewoning van een van de woningen die in het bestemmingsplan zijn voorzien. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van hun belangen (…).”

Zie uitspraak ABRS 27 maart 2019, no. 201804611/1/R1 (hogere waardenbesluit en belanghebbende)