milieuvergunning en bestemmingsplan

Milieuvergunning en bestemmingsplan – hoe is de verhouding?milieuvergunning en bestemmingsplan

In deze uitspraak van 28 december 2011, LJN: BU9438  komt de verhouding tussen milieuvergunning en bestemmingsplan aan de orde. En dan vooral het aspect een goede ruimtelijke ordening. Welk deel wordt ingevuld door de milieuvergunning en welk deel door de afweging die bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet worden gemaakt.

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een vergroting van een agrarisch bouwperceel mogelijk voor een bestaande melkveehouderij. Het bouwperceel is uitgebreid om een tweede bedrijfswoning en een werktuigenberging mogelijk te maken. Er vind volgens de raad geen uitbreiding plaats in dieren, dieraantallen en aan- en afvoerbewegingen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, te meer nu de geldende milieuvergunning van kracht blijft.

Volgens de Afdeling zijn de gevolgen van het plan beoordeel op grond van de vigerende milieuvergunning. “Een milieuvergunning kent echter een ander toetsingskader dan de Wro en kan in de toekomst worden gewijzigd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarom te worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan. Volgens de raad is de milieuvergunning nog niet geheel benut en is aldus rekening gehouden met een eventuele uitbreiding van het bedrijf op het nieuwe bouwvlak. De raad heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hetgeen de milieuvergunning nog aan uitbreidingsruimte biedt, overeenkomt met de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan. Gelet hierop is niet zonder meer duidelijk dat het bestemmingsplan in zoverre, zoals de raad stelt, niet in betekenende mate kan bijdragen aan de concentratie stoffen als gevolg van de inrichting en de daarbij behorende verkeersbewegingen. Evenmin is inzichtelijk welke gevolgen appellanten daarvan anderszins kunnen ondervinden. Nu de raad niet heeft beoogd meer mogelijk te maken dan het toestaan van een tweede bedrijfswoning en op termijn de bouw van een werktuigenberging, ziet de Afdeling niet in waarom de raad er niet voor heeft kunnen kiezen de uitbreidingsmogelijkheden daartoe te beperken.”

Vragen?

omgevingsjurist

 

MER varkens en milieuvergunning

MER varkens en milieuvergunningMER varkens

In onderdeel C, onder 14, van de bijlage van het Besluit mer (oud), is het uitvoeren van een m.e.r. verplicht voor een plan dat het kader vormt voor het houden van meer dan 3000 vleesvarkens.

Op grond van de geldende agrarische bestemming is het houden van dieren toegestaan. In de op dit perceel gevestigde varkenshouderij zouden op basis van het geldende bestemmingsplan meer dan 3000 vleesvarkens kunnen worden gehuisvest. Op grond van de onherroepelijke milieuvergunning is het houden van maximaal 3000 vleesvarkens toegestaan.

Voor het perceel is een wijzigingsplan vastgesteld. Dit wijzigingsplan maakt het mogelijk om het bouwvlak te verplaatsen. Als gevolg hiervan is het mogelijk om het houden van meer dan 3000 vleesvarkens mogelijk te maken. De Afdeling oordeelt dat dit wijzigingsplan het kader vormt voor het houden van meer dan 3000 vleesvarkens. Evenmin is uitgesloten dat het plan het kader vormt voor andersoortige activiteiten waarvoor een besluit dat behoort tot een categorie die is aangewezen op grond van artikel 2, vierde lid, van het Besluit mer moet worden genomen. Het voorliggende plan is derhalve het eerste plan waarbij gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een m.e.r. moet worden uitgevoerd. (..) Omdat het ontbreken van een m.e.r. een essentieel onderdeel vormt van de voorbereiding van dit wijzigingsplan, dient het bestreden besluit in zijn geheel te worden vernietigd.”

Lessen voor de praktijk: Deze uitspraak maakt weer eens duidelijk hoe belangrijk het is om de diverse besluiten die bij een plan worden genomen, te onderscheiden en te betrekken bij de beoordeling of er al dan niet een m.e.r. moet worden genomen. Oordeel niet te snel dat er geen m.e.r. nodig is, omdat het geldende bestemmingsplan de activiteit reeds mogelijk maakt, maar check zorgvuldig de lijsten die in bijlage C en D van het Besluit mer worden genoemd.  Als een wijzigingsplan meer mogelijk maakt dan een eerder verleende vergunning, dan kan dat plan wel kaderstellend zijn voor nog te nemen besluiten. Dit heeft als gevolg dat voor het wijzigingsplan een plan-m.e.r.- moet worden doorlopen. Bedenk hierbij dat de gevolgen voor het milieu van het project in kaart moeten worden gebracht. Als een wijzigingsplan geen 1-op-1 inpassing van de vergunde activiteit is, zijn de gevolgen van het project en van het plan niet gelijk.

Zie voor de uitspraak ABRS 20 juni 2012, no. 201104811/1/R2, r.o. 2.5.1 e.v.

omgevingsjurist

 

maatregelen akoestisch onderzoek borgen in planregels

Maatregelen akoestisch onderzoek borgen in planregels bestemmingsplanmaatregelen akoestisch onderzoek

Het bestemmingsplan dat ter sprake komt in de uitspraak van 20 juni 2012, 201009359/1/R1 maakt de bouw van 500 woningen mogelijk. De eigenaar van de naastgelegen drukkerij stelt beroep in en geeft aan dat  hij door de woningbouw in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. Hij stelt dat er op grond van de VNG-brochure minimaal 30 m afstand moet worden aangehouden tussen zijn bedrijf en de woningen vanwege het aspect geluid.

Volgens de raad blijkt dat de geluidbelasting ter plaatse van de voorziene woningen voldoet aan de geluidnorm van 50 dB(A) (dagperiode) die in het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) is gesteld en aan de norm van 45 dB(A) die in de gemeentelijke geluidnota is gesteld. De geluidbelasting vanwege de bedrijfsactiviteiten overschrijdt volgens de raad weliswaar ter plaatse van één van de in het plan voorziene woningen de geluidnorm die in de gemeentelijke geluidnota is gesteld, maar deze overschrijding kan worden weggenomen door het plaatsen van een erfafscheidingsmuur. 

De Afdeling over maatregelen akoestisch onderzoek:  “dat de oprichting van de erfafscheidingsmuur niet in (de planregels van) het plan is gewaarborgd: “Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad de oprichting van de muur wel noodzakelijk acht met het oog op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan, heeft de raad de aanleg daarvan ten onrechte niet in het plan geregeld.”

Praktijktip: controleer altijd of er in het akoestische rapport maatregelen worden aangekondigd die eventueel in het bestemmingsplan moet worden gewaarborgd. De waarborging kan plaatsvinden in de planregels door middel van een voorwaardelijke verplichting.

Vragen?

omgevingsjurist

Stemgeluid kinderen en geluidsoverlast voor omwonenden

Stemgeluid kinderen en geluidsoverlast voor omwonendenstemgeluid kinderen

In een uitspraak van 20 juni 2012, no. 201109654/1/T1/R1, gaat het over de vermeende geluidsoverlast vanwege stemgeluid kinderen die gebruik maken het grasveld als speelplaats en voetbalveld.  De achtertuinen van appellanten grenzen aan het grasveld. Dit grasveld is publiek toegankelijk en grenst voor een gedeelte aan het schoolplein.

Uit de uitspraak komen de volgende leerzame aspecten ter sprake:

  1. Stemgeluid en inrichting
    Appellant voert aan dat het grasveld deel uitmaakt van de brede school en het tevens een onderdeel is van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer.
    De Afdeling laat deze opmerking buiten beschouwing, omdat ook als het plangebied onderdeel is van een inrichting als bedoeld in de Wm het stemgeluid van personen op het grasveld op grond van artikel 2.18 van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) niet hoeft te worden betrokken bij de vraag of wordt voldaan aan de geluidnormen die in het Barim aan een inrichting worden gesteld.Desondanks moet de gemeente wel afwegen of geluidsoverlast als gevolg van menselijk stemgeluid uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is.
  2. Stemgeluid en een goede ruimtelijke ordening / Stem bestemmingsplan af op uitkomsten akoestisch rapport
    Uit deze uitspraak blijkt weer eens hoe belangrijk het is om het akoestische rapport en de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, goed af te stemmen.  Het akoestische rapport gaf aan dat het grasveld in totaal 3 uur per dag zal worden gebruikt. De buurtbewoner had echter op de zitting bij de Raad van State met een film aangetoond dat overdag meer dan 20 kinderen tegelijkertijd het plangebied als speelplaats gebruiken. Verder liet het bestemmingsplan lichtmasten toe. De Afdeling merkt op dat indien lichtmasten worden geplaatst, het aannemelijk is dat het plangebied ’s avonds langer en intensiever zal worden gebruikt dan waarvan in het rapport is uitgegaan.

Tenslotte maakt het bestemmingsplan mogelijk dat de voorziene speelvoorziening bij de grens van het plangebied wordt gesitueerd – bij de tuinen van de bewoners – terwijl in het akoestische rapport wordt uitgegaan van een afstand van 40 m van de tuinen van de woningen.

omgevingsjurist

gasleiding borgen in bestemmingsplan

Gasleiding borgen in bestemmingsplangasleiding

Op grond van artikel 14, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft een bestemmingsplan de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen, alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook voor het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook moet tenminste 5 meter aan weerszijden van de buisleiding bedragen.

De gemeente had in dit geval de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ toegekend. In deze bepaling was tevens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om af te wijken van het verbod om in een dergelijk gebied te bouwen, mits vooraf advies werd ingewonnen bij de leidingbeheerder. Zie ABRS 20 juni 2012, no. 201200554/1/R4.

De Afdeling keurt deze constructie niet goed en overweegt: “Voor de verlening van een ontheffing is niet voldoende dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan, nu ingevolge artikel 14, derde lid, van het Bevb, de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding in het geheel niet mag worden geschaad. Dit artikel biedt geen grondslag voor (..) beoordelingsruimte in planregels. 

Tip voor de praktijk: Deze uitspraak maakt duidelijk dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij artikel 14 Bevb. In het derde lid staat dat de buisleiding niet mag worden geschaad. Dat is iets anders dan ‘geen onevenredige afbreuk doen aan het doelmatig functioneren van de buisleiding’.

omgevingsjurist

 

Overlast evenementen regelen in bestemmingsplan

Overlast evenementen regelen in bestemmingsplanoverlast evenementen

Er zijn inmiddels al aardig wat uitspraken verschenen over het regelen van evenementen in het bestemmingsplan. Hierbij een handig overzicht dat je kunt downloaden. In een uitspraak van 20 juni 2012, no. 201109470/1/R4 bevestigt de Afdeling nog eens haar lijn:

het ligt op de weg van de planwetgever om omtrent, onder meer, het toegestane aantal evenementen per jaar, de soorten en de maximale bezoekersaantallen voorschriften te stellen, voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenemententerrein op een bepaalde locatie van belang is. Het gaat hier om de beoordeling en de afweging of een bestemming die gedurende een planperiode evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Deze beoordeling en afweging is een andere dan die op grond waarvan, in een concreet geval, voor een evenement al dan niet vergunning op grond van de APV wordt verleend. Regulering van evenementenvergunningen in de APV geschiedt immers met name vanuit het oogpunt van de openbare orde, en waarborgt niet de vereiste planologische zekerheid.”

aftrek 5 dB Wet geluidhinder goed onderbouwen

Aftrek 5 dB ingevolge Wet geluidhinder goed onderbouwenaftrek 5 dB

In de meeste akoestische onderzoeken die ter voorbereiding van bestemmingsplannen worden gemaakt voor woningbouw, zie ik dat standaard gebruik wordt gemaakt van de aftrekmogelijkheid van 5 dB die artikel 110g Wet geluidhinder (Wgh) biedt. Meestal wordt niet goed gemotiveerd waarom er gebruik van kan worden gemaakt. Uit onderstaande uitspraak blijkt weer eens hoe belangrijk de motivering bij de aftrek is.

In onderhavig bestemmingsplan gaat de Afdeling in op deze motivering. In dit geval ging het om een plangebied waarin een 30 km/u maximumsnelheid gold. In het kader van een goede ruimtelijke ordening had de gemeente een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de gevolgen voor omwonenden inzichtelijk te maken. In het onderzoek zijn aannames gedaan ten aanzien van de toekomstige verkeersintensiteiten. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat de geluidbelasting op een aantal meetpunten hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst gemeten geluidsbelasting betreft 60 dB, waarbij een aftrek van 5 dB heeft plaatsgevonden. De aftrek van 5 dB kon volgens de gemeente worden toegepast vanwege het reduceren van geluid van zowel de motor als de banden.

De Afdeling stelt vast dat “niet is uitgesloten dat deze aftrek in de praktijk niet volledig kan worden toegepast bij snelheden van 30 km/u of minder, omdat de geluidemissie bij deze snelheden meer wordt veroorzaakt door het motorgeluid en minder door het bandengeluid. Noch in het akoestische onderzoek, noch anderszins is door de raad gemotiveerd waarom in dit specifieke geval een aftrek van 5 dB mocht worden toegepast. Het betoog dat het akoestisch onderzoek ook in zoverre een omissie bevat, slaagt.” Zie ABRS 13 juni 2012, 201110192/1/T1/R2.

omgevingsjurist

verkeersintensiteiten onvoldoende gewaarborgd in bestemmingsplan

Verkeersintensiteiten onvoldoende gewaarborgd in bestemmingsplanverkeersintensiteiten

Het komt bijna nooit voor dat een bestemmingsplan ‘onderuit gaat’ bij de Afdeling vanwege een verkeersonveilige ontsluiting. In een uitspraak van 9 november 2011 komt een zeldzaam geval ter sprake.

Het bestemmingsplan betreft een voormalig bedrijventerrein waar 320 woningen, enkele commerciële voorzieningen, een jachthaven en een groengebied worden ontwikkeld. Volgens de appellanten vergelijkt de gemeente de verkeerssituatie ten onrechte met de situatie toen het nog een bedrijventerrein was. Volgens hen zijn de in het plangebied aanwezige wegen ongeschikt voor de ontsluiting van het plangebied. Ze vrezen verkeersoverlast. Volgens de raad leidt het plan tot een afname van het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de oude situatie (bedrijventerrein) en hoeven geen extra maatregelen te worden genomen.

De Afdeling is echter van mening dat de verhardingsbreedte van twee van de ontsluitingswegen, gelet op de door de Stichting CROW ontwikkelde richtlijnen, te gering is om de daar te verwachten verkeersintensiteiten goed te kunnen verwerken en dat er feitelijk ook geen ruimte is om deze wegen alsnog op de gewenste breedte te brengen, nog daar gelaten dat het zeer de vraag is of de daartoe door het Hoogheemraadschap vereiste keurvergunning verleend zou kunnen worden.

omgevingsjurist

Vormvrije mer beoordeling uitvoeren voor windturbines

Vormvrije mer beoordeling uitvoeren voor windturbinesvormvrije mer

In een eerder artikel heb ik uitgebreide aandacht geschonken aan de vormvrije m.e.r.-beoordeling onder de titel ‘Trap niet in de valkuil die m.e.r.-beoordeling heet!‘. De vormvrij m.e.r.-beoordeling wordt door de praktijk als lastig ervaren. Dit is begrijpelijk omdat de drempelwaarden uit het Besluit mer, bijlage D zijn gewijzigd in ‘richtwaarden’. Dit brengt veel onzekerheid met zich mee.

Uit een uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2012 (no. 201113326/1/T1/A1) blijkt weer eens hoe gemeenten hiermee worstelen. Volgens de gemeente voorziet het bouwplan in het oprichten van 5 windturbines met een gezamenlijk vermogen van 14,9 Mw, zodat de drempelwaarden niet worden overschreden en derhalve geen m.e.r.-beoordelingsplicht bestaat (op basis van het Besluit mer (oud).

Volgens de Afdeling stelt het college zich terecht op het standpunt dat op grond van de drempelwaarden geen m.e.r.-beoordelingsplicht bestaat. Op grond van het arrest van het Hof van Justitie dient evenwel acht te worden geslagen op andere factoren als bedoeld in bijlage III van richtlijn 85/337/EEG, die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een milieueffectrapport. Op deze factoren is het college niet ingegaan, zodat het betoog van appellant slaagt.

bezoekers evenementen aantallen opnemen in bestemmingsplan

Bezoekers evenementen aantallen regelen in bestemmingsplanbezoekers evenementen

Het lijkt een onschuldig gegeven: het mogelijk maken van evenementen in het bestemmingsplan. Voor veel gemeenten en organisatoren van evenementen is dit praktisch: er hoeft niet meer een omgevingsvergunning te worden verleend om voor het houden van evenementen af te wijken van het bestemmingsplan. De praktijk is echter weerbarstiger. In het onderhavige bestemmingsplan had de raad het mogelijk gemaakt om evenementen te houden bij een stoeterij. In de planregels waren maxima opgenomen voor het aantal evenementen per jaar en de duur van de evenementen. Verder was geregeld dat er per evenement een evenementenvergunning op grond van de APV moest worden aangevraagd.

Volgens de toelichting van het bestemmingsplan zullen de evenementen ongeveer 300 tot 500 bezoekers trekken. Het aantal extra verkeersbewegingen als gevolg van het aantal verwachte bezoekers had de raad echter niet onderzocht. De Afdeling neemt in aanmerking dat het aantal bezoekers in de planregels niet is gelimiteerd. Evenmin acht de Afdeling de parkeerbehoefte ten gevolge van de evenementen inzichtelijk gemaakt. Ook is niet eenduidig waar binnen het plandeel met de bestemming ‘Gemengd’ de evenementen kunnen worden toegelaten. Zie ABRS 6 juni 2012, 201106567/1/R1.

Leermoment voor de praktijk:

  • APV: heeft betrekking op openbare orde en veiligheid binnen de gemeente, het criterium ‘aanvaardbaar woon- en leefklimaat’ (goede ruimtelijke ordening inzake de Wro) van omwonenden is ruimer;
  • neem maxima op voor aantal bezoekers, duur van evenement, aantal evenementen per jaar;
  • onderzoek naar parkeerdruk voor omgeving;
  • onderzoek extra verkeersbewegingen;
  • neem aanduiding op in verbeelding waar evenementen mogen worden georganiseerd.
omgevingsjurist