akoestisch onderzoek parkeerterrein – vrachtwagentrailer kan niet worden ingezet als geluidscherm om te voldoen aan Activiteitenbesluit milieubeheer

Akoestisch onderzoek parkeerterrein – vrachtwagentrailer kan niet worden ingezet als geluidscherm om te voldoen aan Activiteitenbesluit

Een op zich wat merkwaardige titel van een artikel waarin een uitspraak van de Afdeling wordt behandeld. In een bestemmingsplan dat woningen mogelijk moet maken stelt appellant in beroep dat het voorziene gebruik van een parkeerterrein in strijd is met een goede ruimtelijke ordening vanwege de geluidbelasting van het parkeerterrein.

Volgens appellant is de raad in het akoestisch onderzoek ten onrechte uitgegaan van twee vrachtwagen trailers als geluidscherm. Volgens hem zijn de werkelijke afschermingseffecten van de trailers meettechnisch niet bepaald en niet vergelijkbaar met een geheel gesloten object.

Volgens het akoestisch onderzoek kan door het treffen van maatregelen, waaronder de toepassing van twee vrachtwagentrailers als geluidscherm, het gebruik van het parkeerterrein in overeenstemming met het Activiteitenbesluit worden gebracht. Verder wordt door onder meer deze maatregel aan de binnenwaarden voldaan. Vaststaat dat de trailers een open onderzijde hebben. Om aan de eisen uit de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (massa per eenheid van oppervlakte moet tenminste 10 kg/m2 bedragen). Volgens de gemeente moeten de trailers in dat geval worden beladen. Volgens de Afdeling is niet vast komen te staan dat de trailers voldoen aan deze eis: “Gelet hierop heeft de raad zich niet in redelijkheid op het akoestisch onderzoek kunnen baseren voor zover vrachtwagentrailers worden ingezet als geluidscherm.”

Voor meer informatie over deze interessante uitspraak zie ABRS 26 juni 2013, no. 201107874/1/R1.

omgevingsjurist

30 km-zone en goede ruimtelijke ordening

30 km-zone en goede ruimtelijke ordening – Indien sprake is van een 30 km-zone wil dit nog niet zeggen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening30 km-zone en goede ruimtelijke ordening

Het blijft oppassen bij bestemmingsplannen waarin een 30 km-zone weg en woningen mogelijk worden gemaakt. Hierbij wordt vaak gedacht dat er geen akoestisch onderzoek nodig is, omdat op een dergelijke weg de Wet geluidhinder niet van toepassing is, en dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Uit de uitspraak van 13 februari 2013 van de Afdeling blijkt dat er wel degelijk onderzoek nodig kan zijn voor 30 km-wegen.

De Afdeling overweegt: “Dat hoewel de Wet geluidhinder daartoe niet verplicht, ook in het geval een 30 km-zone is ingesteld, moet worden nagegaan of de geluidbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daargelaten of voor de Van Poelgeestlaan en Vronkenlaan reeds een verkeersbesluit is genomen om de wegen als 30 km-zone in te richten, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich, gelet op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek, niet zonder meer op het standpunt heeft kunnen stellen dat de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op voornoemde wegen bij een rijsnelheid van 30 km/uur tot een zodanige afname van de geluidbelasting zal leiden op de nieuwbouw (…) dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet zal worden overschreden, dan wel in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kan worden geacht. Dat de geluidbelasting blijft onder de maximale ontheffingswaarde op grond van de Wet geluidhinder, doet hier niet aan af.”

Zie uitspraak ABRS 13 februari 2013, no. 201004275/1/R4.

omgevingsjurist

Verkeerslawaai en het belang van juiste verkeerscijfers voor bestemmingsplan

Verkeerslawaai en het belang van juiste verkeerscijfers voor bestemmingsplanverkeerslawaai

Het college van b&w van de gemeente heeft hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van een aantal woning vanwege verkeerslawaai. Deze hogere waarden zijn vastgesteld voor een bestemmingsplan.

Appellanten stellen in beroep dat in het akoestische onderzoek is uitgegaan van een te laag aantal verkeersbewegingen op de voorziene verbindingsweg, omdat geen rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen die leiden tot een toename van het verkeer op die weg. Volgens hen is de gemeente ook ten onrechte uitgegaan dat de maximumsnelheid op de toekomstige weg 50 km per uur zal bedragen. Op deze weg zal waarschijnlijk een hogere maximumsnelheid gaan gelden.

Helaas voor de gemeente is in het akoestische rapport geen zicht geboden in de verkeerscijfers die in het rapport zijn gehanteerd. Verder stelt de gemeente dat voor de weg een maximumsnelheid van 50 km per uur zal gaan gelden, omdat de weg binnen de bebouwde kom komt te liggen.

De Afdeling vindt de onderbouwing inzake verkeerslawaai te mager: “Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat de maximale snelheid op de nieuwe verbindingsweg 50 km per uur zal gaan bedragen. Nog daargelaten de vraag of deze weg zal liggen binnen de bebouwde kom als bedoeld in de verkeerswetgeving, acht de Afdeling niet uitgesloten dat op deze weg een hogere maximumsnelheid zal gaan gelden, gelet op het beoogde gebruik als doorgaande weg voor (vracht)verkeer en gezien de wijze waarop deze weg zal worden ingericht. Daarbij is tevens van belang dat in het Inspraak- en overlegrapport van het bestemmingsplan is uitgegaan van een maximale snelheid van meer dan 50 km per uur. Gelet op het vorenstaande is onduidelijk of het akoestisch onderzoek op dit punt is gebaseerd op de juiste uitgangspunten.”

Zie verder de uitspraak ABRS 7 november 2012, no. 201108759/1/R3.

omgevingsjurist 

30 km zone en feitelijke maximumsnelheid van weg bij onderzoek bestemmingsplan

30 km zone en feitelijke maximumsnelheid bij onderzoek bestemmingsplan30 km zone

Volgens de Wet geluidhinder bevinden zich langs wegen geluidszones. Dit geldt niet voor woonerven en 30 km/u-gebieden. Op grond van artikel 77 van de Wet geluidhinder moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting die door woningen wordt ondervonden die binnen een geluidszone liggen.

Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan in kwestie gold voor de weg een maximum snelheid van 80 km/uur ter hoogte van de beoogde woningen. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van 30 km/uur. Het gemeentebestuur is voornemens om ook voor dit deel van de weg een maximum snelheid in te stellen van 30 km/u. Volgens de Afdeling liggen de maximumsnelheid en geluidbelasting op de weg evenwel feitelijk hoger dan waarvan bij de vaststelling van het bestemmingsplan is uitgegaan. Om die reden voldoet het akoestisch onderzoek niet aan de vereisten van artikel 77 van de Wet geluidhinder.

Conclusie voor de praktijk: Indien ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan een maximumsnelheid van 30 km/u van kracht is en het bevoegd gezag een daartoe strekkend besluit heeft genomen, dan geldt een uitzonderingsplicht van het verrichten van akoestisch onderzoek op grond van artikel 77 Wgh.

Zie uitspraak ABRS 29 augustus 2012, no. 201110735/1/R3.

omgevingsjurist

 

 

gevoelig terrein Wet geluidhinder en goede ruimtelijke ordening

gevoelig terrein Wet geluidhinder en goede ruimtelijke ordeninggevoelig terrein

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een nieuw bedrijventerrein mogelijk met ontsluitingswegen. De gronden zijn nog in gebruik als agrarische percelen en liggen naast een bestaand gezoneerd industrieterrein. Op het gezoneerde industrieterrein is onder meer de oefenlocatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer gelegen (RDW).

De RDW voert aan dat de zware milieucategorieën die het bestemmingsplan mogelijk maakt zal leiden tot een beperking van de bedrijfsvoering. Voor de bedrijfsvoering van de RDW is het namelijk noodzakelijk dat sprake is van een laag niveau van achtergrondgeluid. De RDW voert testmetingen uit om de geluidproductie van auto’s en banden vast te stellen. De RDW stelt dat deze metingen uitsluitend met voldoende betrouwbaarheid kunnen plaatsvinden indien het niveau van het achtergrondgeluid niet te hoog is. Volgens de RDW zou voor haar terrein als norm een geluidniveau van 50 dB(A) moeten gelden. De RDW heeft een akoestisch onderzoek laten uitvoeren. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op het RDW-terrein 50 dB(A) tot 55 dB(A) zal bedragen, met piekgeluiden tot 65 dB(A).

Volgens de raad zal het geluidniveau van het nieuwe bedrijventerrein van ondergeschikte betekenis zijn in vergelijking met het huidige hoge geluidniveau van de luchthaven en het daarnaast gelegen gezoneerde industrieterrein, waartoe het RDW-terrein ook zelf behoort. Omdat het RDW-terrein geen geluidgevoelig object is, hoeft volgens de raad geen akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op het RDW-terrein als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan plaats te vinden. 

Volgens de Afdeling neemt het feit dat het RDW-terrein geen geluidgevoelig terrein is in de zin van de Wet geluidhinder, niet weg dat in dit geval – gezien de zeer specifieke aard van de bedrijfsvoering van RDW en gezien het feit dat in het onderhavige plan voor het terrein van RDW ook is voorzien in een op de bestaande activiteiten toegesneden planregeling – een te hoge mate van geluidbelasting op het RDW-terrein aantoonbaar een belemmering voor de bedrijfsvoering kan vormen, omdat dit de betrouwbaarheid van de testmetingen negatief kan beïnvloeden.

Conclusie voor de praktijk Dat een terrein of gebouw geen geluidsgevoelig object is in de zin van de Wet geluidhinder, wil niet zeggen dat er geen akoestisch onderzoek hoeft plaats te vinden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening – in dit geval de bedrijfsvoering van de RDW – kan het noodzakelijk zijn om door middel van een dergelijk onderzoek aan te tonen dat de bedrijfsvoering vanwege het aspect geluid niet wordt aangetast of wordt belemmerd. Zonder onderbouwing kan dit namelijk niet geconcludeerd worden. Zie ABRS 8 augustus 2012, no. 201100127/1/R2.

omgevingsjurist

geluidbelasting woonschepen en woon- en leefklimaat

Geluidbelasting woonschepen en woon- en leefklimaatgeluidbelasting woonschepen

In een bestemmingsplan worden onder meer ligplaatsen voor varende woonschepen mogelijk gemaakt. Voor het overige is het bestemmingsplan conserverend van aard.

Appellant kan zich hiermee niet verenigen. Zij betoogt dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de geluidbelasting op de woonschepen als gevolg van haar bedrijfsactiviteiten. Zij stelt dat er geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonschepen en zij vreest bovendien door de aanwezigheid van de woonschepen in haar uitbreidingsmogelijkheden te worden beperkt.

Aan de gronden ter plaatse is de bestemming ‘Water – 1’ toegekend met de aanduiding ‘varende woonschepen toegestaan’. Het gebied waarbinnen de ligplaatsen voor woonschepen zijn voorzien ligt binnen de 50 dB(A)-zone van een industrieterrein. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 mei 2007, no. 200609072/1) zijn woonschepen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Dit neemt niet weg dat moet worden nagegaan of ter plaatse van de woonschepen sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Door de regionale milieudienst is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek volgt dat bij een beoordelingshoogte van 5 m ten opzichte van het plaatselijke maaiveld sprake is van een geluidbelasting van 48 dB(A) tot maximaal 55 dB(A).

De Afdeling overweegt over geluidbelasting woonschepen “dat weliswaar een indicatief onderzoek is verricht naar de geluidbelasting op de woonschepen als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van appellant, maar dat het bestreden besluit geen inzicht biedt in de geluidbelasting zoals die geldt aan de binnenzijde van de woonschepen. Dit klemt temeer nu woonschepen doorgaans een slechtere gevelisolatie hebben dan reguliere woningen. Verder is in het plan geen beperking opgenomen wat betreft de aanlegduur van de woonschepen, terwijl ter zitting is gebleken dat de raad ervan uitgaat dat de woonschepen niet permanent liggen afgemeerd in de haven. Ook is niet inzichtelijk gemaakt waarom de tussen de bedrijfslocatie van appellant en de woonschepen gelegen bedrijven niet bij de berekening van de geluidbelasting hoefden te worden betrokken. 

Naar het oordeel van de Afdeling is gelet op het vorenstaande niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de mogelijk gemaakte ligplaatsen voor varende woonschepen.” Zie ABRS 18 juli 2012, no. 201103249/1/R

Meer weten?

omgevingsjurist

Stemgeluid kinderen en geluidsoverlast voor omwonenden

Stemgeluid kinderen en geluidsoverlast voor omwonendenstemgeluid kinderen

In een uitspraak van 20 juni 2012, no. 201109654/1/T1/R1, gaat het over de vermeende geluidsoverlast vanwege stemgeluid kinderen die gebruik maken het grasveld als speelplaats en voetbalveld.  De achtertuinen van appellanten grenzen aan het grasveld. Dit grasveld is publiek toegankelijk en grenst voor een gedeelte aan het schoolplein.

Uit de uitspraak komen de volgende leerzame aspecten ter sprake:

  1. Stemgeluid en inrichting
    Appellant voert aan dat het grasveld deel uitmaakt van de brede school en het tevens een onderdeel is van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer.
    De Afdeling laat deze opmerking buiten beschouwing, omdat ook als het plangebied onderdeel is van een inrichting als bedoeld in de Wm het stemgeluid van personen op het grasveld op grond van artikel 2.18 van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) niet hoeft te worden betrokken bij de vraag of wordt voldaan aan de geluidnormen die in het Barim aan een inrichting worden gesteld.Desondanks moet de gemeente wel afwegen of geluidsoverlast als gevolg van menselijk stemgeluid uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is.
  2. Stemgeluid en een goede ruimtelijke ordening / Stem bestemmingsplan af op uitkomsten akoestisch rapport
    Uit deze uitspraak blijkt weer eens hoe belangrijk het is om het akoestische rapport en de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, goed af te stemmen.  Het akoestische rapport gaf aan dat het grasveld in totaal 3 uur per dag zal worden gebruikt. De buurtbewoner had echter op de zitting bij de Raad van State met een film aangetoond dat overdag meer dan 20 kinderen tegelijkertijd het plangebied als speelplaats gebruiken. Verder liet het bestemmingsplan lichtmasten toe. De Afdeling merkt op dat indien lichtmasten worden geplaatst, het aannemelijk is dat het plangebied ’s avonds langer en intensiever zal worden gebruikt dan waarvan in het rapport is uitgegaan.

Tenslotte maakt het bestemmingsplan mogelijk dat de voorziene speelvoorziening bij de grens van het plangebied wordt gesitueerd – bij de tuinen van de bewoners – terwijl in het akoestische rapport wordt uitgegaan van een afstand van 40 m van de tuinen van de woningen.

omgevingsjurist

aftrek 5 dB Wet geluidhinder goed onderbouwen

Aftrek 5 dB ingevolge Wet geluidhinder goed onderbouwenaftrek 5 dB

In de meeste akoestische onderzoeken die ter voorbereiding van bestemmingsplannen worden gemaakt voor woningbouw, zie ik dat standaard gebruik wordt gemaakt van de aftrekmogelijkheid van 5 dB die artikel 110g Wet geluidhinder (Wgh) biedt. Meestal wordt niet goed gemotiveerd waarom er gebruik van kan worden gemaakt. Uit onderstaande uitspraak blijkt weer eens hoe belangrijk de motivering bij de aftrek is.

In onderhavig bestemmingsplan gaat de Afdeling in op deze motivering. In dit geval ging het om een plangebied waarin een 30 km/u maximumsnelheid gold. In het kader van een goede ruimtelijke ordening had de gemeente een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de gevolgen voor omwonenden inzichtelijk te maken. In het onderzoek zijn aannames gedaan ten aanzien van de toekomstige verkeersintensiteiten. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat de geluidbelasting op een aantal meetpunten hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst gemeten geluidsbelasting betreft 60 dB, waarbij een aftrek van 5 dB heeft plaatsgevonden. De aftrek van 5 dB kon volgens de gemeente worden toegepast vanwege het reduceren van geluid van zowel de motor als de banden.

De Afdeling stelt vast dat “niet is uitgesloten dat deze aftrek in de praktijk niet volledig kan worden toegepast bij snelheden van 30 km/u of minder, omdat de geluidemissie bij deze snelheden meer wordt veroorzaakt door het motorgeluid en minder door het bandengeluid. Noch in het akoestische onderzoek, noch anderszins is door de raad gemotiveerd waarom in dit specifieke geval een aftrek van 5 dB mocht worden toegepast. Het betoog dat het akoestisch onderzoek ook in zoverre een omissie bevat, slaagt.” Zie ABRS 13 juni 2012, 201110192/1/T1/R2.

omgevingsjurist

maximale planologische mogelijkheden en akoestisch rapport

Maximale planologische mogelijkheden en akoestisch rapportmaximale planologische mogelijkheden

De onderhavige wijzigingsbepaling in een bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van twee woningen nabij een boomkwekerij. In de wijzigingsvoorwaarden stond aangegeven dat er uit milieuoogpunt geen bezwaren mogen bestaan voor de vestiging van de woningen. Tevens mogen de woningen geen belemmering vormen voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving.

De kweker betoogt dat in en bij de woningen, die na de wijziging gebouwd kunnen worden, geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Hij vreest verder een beperking van zijn bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden. Hij betrekt hierin de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ die uitgaat van een afstand van 30 m. Hij geeft aan dat er ter plaatse een te hoge geluidbelasting is te verwachten.

De gemeenteraad stelt dat er aan de aanbevolen afstand uit de VNG-brochure kan worden voldaan. De raad baseert zich op een akoestisch onderzoek waarin de geluidbelasting van het bedrijf op de voorziene woningen is onderzocht. Hierin is uitgegaan van de feitelijke activiteiten op de gronden en is geconcludeerd dat aan het Besluit landbouw kan worden voldaan.

De Afdeling overweegt: “Blijkens het rapport wordt op een deel van de gronden de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 45 dB(A) en het maximale geluidsniveau van 70 dB(A) overschreden. Vaststaat dat in het rapport is uitgegaan van de huidige feitelijke bedrijfsvoering en niet van de benutting van de maximale planologische mogelijkheden ter plaatse van de gronden van de kwekerij. Als hiervan wordt uitgegaan en aan de voorzijde van zijn perceel bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, de zone van 30 m ook over de voorziene woningen komt te liggen en dat de desbetreffende grenswaarden bij de woningen kunnen worden overschreden. De raad heeft miskend dat in zoverre geen invulling aan de wijzigingsbevoegdheden kan worden gegeven waarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Niet in geschil is dat de inrichting thans onder de werking van het Besluit landbouw milieubeheer valt. Nu het plan voorziet in de bouw van woningen op minder dan 50 m afstand van de inrichting is niet uit te sluiten dat de inrichting in dat geval niet meer onder de werking van het Besluit kan vallen (…).” Zie verder r.o. 2.3.5 e.v. van uitspraak ABRS 25 april 2012, LJN: BW3848.

Tip voor de praktijk: Ga bij het bepalen van een goede ruimtelijke ordening – zowel een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners als dat de bedrijfsvoering van een omliggend bedrijf niet mag worden beperkt – van het worst-case-scenario. Betrek hierin de maximale planologische mogelijkheden.

Voor meer informatie

omgevingsjurist

Geluid goede ruimtelijke ordening is meer dan Wet geluidhinder

Geluid goede ruimtelijke ordening is meer dan Wet geluidhindergeluid goede ruimtelijke ordening

Wat is een goede ruimtelijke ordening? Volgens standaardjurisprudentie wordt ‘een goede ruimtelijke ordening verkregen door het coördineren en afwegen van de verschillende belangen die bij het gebruik van de in het plan begrepen grond en opstallen zijn betrokken’. Vertaald naar de praktijk betekent dit dat de gemeente alle belangen moet meewegen die een rol kunnen spelen bij het kiezen van een bestemming. Dit is niet gemakkelijk. Bepaalde aspecten worden ondervangen door wetgeving, andere deelaspecten vallen onder het ruime begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’.

Uit een uitspraak van 22 februari (no. 201012762/1/T1/R1) komt het deelaspect geluid aan de orde. Het bestemmingsplan in kwestie maakt een uitbreiding van een bedrijventerrein mogelijk. De woning van appellant is op een afstand van 180 m gelegen van het bedrijventerrein. De gemeente heeft akoestisch onderzoek uit laten voeren naar de geluidsbelasting van onder meer de woning van appellant ten gevolge van de uitbreiding van het bedrijventerrein. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op deze woning binnen de vastgestelde hogere geluidsgrenswaarde blijft.

Appellant betoogt dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met het extra vrachtverkeer op de nabijgelegen weg.

De Afdeling overweegt: “Gelet op de definitiebepaling van een industrieterrein in artikel 1 van de Wet geluidhinder gaat het bij het bepalen van de geluidszone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder om de geluidsbelasting vanwege het terrein. Geluidsbelasting veroorzaakt door motorvoertuigen op de openbare weg of buiten het terrein maakt geen deel uit van de geluidsbelasting vanwege het terrein. Gelet hierop is in het akoestisch rapport terecht geen rekening gehouden met de verkeersbewegingen van vrachtverkeer op de weg en heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat uit het akoestisch rapport volgt dat aan de geluidsgrenswaarden van de Wet geluidhinder wat betreft de uitbreiding van het bedrijventerrein kan worden voldaan. Een goede ruimtelijke ordening wordt voor het aspect geluid echter slechts gedeeltelijk ingevuld door de Wet geluidhinder en heeft daarbuiten een zelfstandige betekenis. Bij de belangenafweging dient de geluidsbelasting voor de woning van appellant als gevolg van de in het plan voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein en de toename van het vrachtverkeer voor hun woning derhalve uitdrukkelijk te worden betrokken. In dit verband acht de Afdeling van vrachtverkeer voor de woning van appellant zal toenemen en welke gevolgen dit kan hebben voor de geluidsbelasting op die woning. Hieruit volgt dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering.” (geluid goede ruimtelijke ordening)

Meer weten over geluid en een goede ruimtelijke ordening?

omgevingsjurist