besmetting dierziekten meewegen bij noodsituatie

Besmetting dierziekten – Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de bouw van woningen in het buitenbied. Appellant stelt dat de raad in het vaststellingsbesluit ten onrechte niet is ingegaan op de gevaren van dierziekten en de risico’s voor omwonenden. De raad betoogt dat het risico van dierziekten in het landelijke gebied dan wel provinciale beleid aan de orde dient te komen.besmetting dierziekten

De Afdeling overweegt in een uitspraak van 31 augustus 2011 (nr. 201012686/1/R3) als volgt (r.o. 2.6.2): “Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in woningbouw is de mogelijke besmetting van dierziekten vanwege nabijgelegen agrarische bedrijven een mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt zijn regeling echter primair in andere wetgeving van de landelijke en provinciale overheid. Verder kunnen aan de omgevingsvergunning van agrarische bedrijven in de omgeving voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. Ten tijde van de vaststelling van het plan golden geen wettelijke normen voor aan te houden afstanden in verband met de volksgezondheid. Voorts is (…) er thans geen sprake van een concrete noodsituatie met betrekking tot dierziekten, noch van enige door de provincie afgekondigde bouwstop voor veestallen. Bovendien kan uit een dergelijke bouwstop geen norm worden afgeleid voor de aan te houden afstand tussen nieuw te bouwen woningen en bestaande veehouderijen.”

Noot: Het is wat eigenaardig dat bijvoorbeeld het aspect geur van agrarische bedrijven wel een rol speelt bij de afweging of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ook dit soort geur is immers primair geregeld bij de Wet geurhinder en veehouderij.

jaar blog: 2011 (besmetting dierziekten)

Bedrijfswoning bedrijventerrein en milieuzonering

Bedrijfswoning bedrijventerrein en milieuzoneringbedrijfswoning bedrijventerrein

Voor bedrijfswoningen op bedrijventerreinen geldt in het algemeen dat zij minder beschermd worden tegen geluid, stof, etc. afkomstig van bedrijven die op het bedrijventerrein gevestigd zijn. Er geldt echter wel een minimaal beschermingsniveau. 

De Afdeling schenkt aandacht aan het minimale beschermingsniveau in r.o. 2.3.3 in een uitspraak van 24 augustus 2011 (nr. 201002550/1/R3): “Dat de betreffende bedrijfswoning op een bestaand bedrijventerrein staat, waarbij in zekere mate een minder goed woonklimaat moet worden aanvaard, neemt echter niet weg dat voor deze gevoelige functie een minimaal beschermingsniveau noodzakelijk is. Bij de zonering van het plan had de raad daarom rekening dienen te houden met deze bedrijfswoning. Uit het bestreden besluit noch uit de plantoelichting blijkt waarom een afstand van 20 m tussen de bedrijfswoning en het nieuwe bedrijventerrein aanvaardbaar is. Het gegeven dat de bedrijfswoning op een bestaand bedrijventerrein ligt, waar bedrijven zijn toegelaten met een hinderzone van 200 m, is geen rechtvaardiging voor een nieuw bedrijventerrein op een korte afstand van deze woning. De opmerking van de raad dat in een mogelijke vergunning krachtens de Wabo voorschriften kunnen worden opgenomen ter bescherming van de bewoners van de bedrijfswoning is in dit verband onvoldoende.”

Publicatiejaar: 2011.

Voor oplossingen over bedrijfswoningen op bedrijventerreinen en milieuzonering bel De Omgevingsjurist! Bel 06-55897008 of mail

spuitzones boomgaarden ook 50 m zone onderbouwen

Spuitzones boomgaarden – ook toepassing 50 meter onderbouwen

In de bestemmingsplanpraktijk wordt nog steeds een richtafstand van 50 m aangehouden tussen een voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige bestemming, zoals een woning, en een agrarisch perceel met open teelten waarop gewasbeschermingsmiddelen gespoten worden. Deze afstand wordt door de Afdeling niet onredelijk geacht. Onder bepaalde omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Dit is onder meer afhankelijk van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen.spuitzones boomgaarden

In onderhavige uitspraak van 31 augustus 2011, 201001276/1/R1 (spuitzones boomgaarden) geeft de Afdeling aan dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet heeft gemotiveerd waarom in dit geval onverkort toepassing is gegeven aan de standaard afstand van 50 m. Voor een nadere motivering bestond gelet op de aard van de gewassen die ter plaatse worden geteeld naar het oordeel van de Afdeling wel aanleiding.

Tip voor de praktijk: zowel bij het afwijken van een 50 m spuitzone als het toepassen van deze zone dient u de afstand te onderbouwen. Elk dossier is maatwerk. Dit lijkt een open deur, maar uit de praktijk blijkt (en de vele uitspraken van de Afdeling) dat de meeste besluiten rondom bestemmingsplannen en spuitzones ‘sneuvelen’ bij de Afdeling vanwege een motiveringsgebrek. 

Bel De Omgevingsjurist voor advies! Bel 010 – 268 0689 of 06-55 89 70 08 (Marian Harberink) of mail.

Leeftijdonderscheid woningen is ruimtelijk niet relevant

Leeftijdonderscheid woningen is ruimtelijk niet relevant

Met het vastgestelde bestemmingsplan wordt beoogd levensloopbestendige woningen te realiseren die voldoen aan de wensen van senioren. Appellant stelt dat er in het bestemmingsplan een verbod op het gebruik van de woningen door personen buiten de doelgroep van senioren, moest worden opgenomen. De Afdeling geeft aan dat die niet mogelijk is, nu dit zou leiden tot een niet ruimtelijk relevant onderscheid naar leeftijd.leeftijdonderscheid woningen

Zie verder r.o. 2.3.4 van de uitspraak van 24 augustus 2011.

MER voetbalstadion recreatieve of toeristische voorziening

MER voetbalstadion – recreatieve of toeristische voorziening ingevolge het Besluit m.e.r.?mer voetbalstadion

In het betreffende bestemmingsplan was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van een stadion voor een betaald voetbalorganisatie. De Afdeling overweegt in een uitspraak van 17 augustus 2011, nr. 201001918/1/M3: “Volgens de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2005 in zaak nr. 200400465/1 valt het voetbalstadion in Den Haag onder categorie 10.1 van de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. 1994. Uit deze uitspraak volgt dat een voetbalstadion een recreatieve of toeristische voorziening als bedoeld in categorie 10.1 van de bijlagen C en D van het Besluit me.r. 1994 kan zijn. In aanmerking genomen dat De Graafschap evenals ADO Den Haag uitkomt in de eredivisie, moet ervan worden uitgegaan dat ook een stadion voor De Graafschap betrekking heeft op 250.000 bezoekers of meer per jaar. (..)

Nu de wijzigingsbevoegdheid het kader vormt voor een wijzigingsplan dat een stadion voor 250.000 bezoekers of meer per jaar mogelijk kan maken, was een milieueffectrapport dan ook vereist. Dit heeft de raad niet onderkend.

jaar 2011

Meerdere milieueffectrapportages voor bestemmingsplan toegestaan

Meerdere milieueffectrapportages voor bestemmingsplan toegestaanmeerdere milieueffectrapportages

De gemeente had in dit geval voor de ontwikkeling van 4000 woningen een MER opgesteld (bijlage-onderdeel C, onder 11.1) en voor een aan te leggen weg (bijlage-onderdeel C, onder 1.2). Beide ontwikkelingen werden in één bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De Afdeling overweegt in een uitspraak van 17 augustus 2011, 200909832/1/R1: “Noch uit de Wet milieubeheer noch uit enige andere wettelijke bepaling volgt dat twee afzonderlijke projecten die in één bestemmingsplan zijn voorzien, niet in twee MER-en mogen worden uitgevoerd. In dat verband wijst de Afdeling erop dat in het MER voor de woningen, dat van latere uitkomst is dan het MER voor de infrastructuur, de gevolgen van de aanleg van de weg en de daarvoor benodigde wijzigingen van de infrastructuur zijn betrokken.”

Noot

Het uitgangspunt van het instrument m.e.r. is om de milieugevolgen integraal een volwaardige plaats te geven in de bestuurlijke besluitvorming. Zolang dit principe maar niet uit het oog wordt verloren, bestaat er naar mijn mening geen bezwaar om het onderzoek in meerdere milieueffectrapportages uit te voeren. Het is erg jammer dat het instrument m.e.r. zo ingewikkeld is geworden, terwijl het doel eigenlijk heel simpel is. Het gaat meer over cijfertjes, tabellen, punten en komma’s die verkeerd staan. Het grote doel wordt uit het oog verloren: bescherming van het milieu.

 

Inrichting Wet geluidhinder hoe te beoordelen

Inrichting Wet geluidhinder hoe te beoordeleninrichting wet geluidhinder

De raad heeft aan de betreffende gronden de bestemming ‘Bedrijventerrein’ toegekend, met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – Wgh-inrichting’.

Volgens appellant zijn volgens de layout van de inrichting, meerdere onderdelen van de inrichting, waaronder de loswal, buiten de gronden met voornoemde aanduiding gelegen.

Volgens de Afdeling moeten deze onderdelen echter worden aangemerkt als een onlosmakelijk onderdeel van een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, als bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder. De Afdeling overweegt in een uitspraak van 17 augustus 2011, nr. 201008938/1/R1:(inrichting Wet geluidhinder): “Voor zover de raad stelt dat het niet noodzakelijk is om alle geluidproducerende delen van de inrichting als Wgh-inrichting te bestemmen, getuigt dit van een onjuiste rechtsopvatting, gelet op de definitie van een industrieterrein zoals in art. 1 Wgh is opgenomen en de definitie van inrichting als bedoeld in art. 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer. Dat de Wgh door de Crisis- en herstelwet zodanig is gewijzigd dat de raad meer vrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzing van een industrieterrein als bedoeld in art. 1 Wgh, maakt niet dat daardoor geluidproducerende onderdelen van de Wgh-inrichting buiten de begrenzing van het industrieterrein kunnen worden gelaten.”

 

aanduiding bestemmingsplan en juridische betekenis

Aanduiding bestemmingsplan heeft alleen juridische betekenis indien deze in de planregels verklaard worden

In een bestemmingsplan worden tal van aanduidingen gebruikt, zoals gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen of bouwaanduidingen. Dat een aanduiding alleen op de verbeelding geen betekenis heeft, wordt duidelijk in de volgende uitspraak.

De Afdeling overweegt in een uitspraak van 10 augustus 2011 (nr. 200905661/5/R1) dat de juridische betekenis van de functieaanduiding en de verklaring op de verbeelding afhankelijk is van hetgeen over die functieaanduiding en verklaring in de planregels is bepaald. Om daaraan juridische betekenis te geven, moeten deze in de planregels worden verklaard. In de planvoorschriften wordt de aanduiding ‘specifieke vorm aanduiding bestemmingsplanvan verkeer – ontsluitingsverkeer indicatief’ niet verklaard. Aan de aanduiding komt voor de bestemde gronden derhalve geen betekenis toe.

omgevingsjurist

Geluid kinderopvang en goede ruimtelijke ordening

Geluid kinderopvang en een goede ruimtelijke ordeninggeluid kinderopvang

Geluid (s) (overlast) van spelende kinderen zorgt in de ruimtelijke ordening vaak voor hoofdbrekens. Dit specifieke geluidsaspect dient bij bijv. kinderopvang, scholen, e.d. mee te worden genomen bij de afweging of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Wanneer is daar nu sprake van? Zoals in onderstaande uitspraak valt op te maken is dit zeer casuïstisch.

De Afdeling laat zich hierover uit in een uitspraak van 10 augustus 2011, 201006174/1/R1:

Hoewel in de tuin van de woning enige geluidsoverlast ondervonden kan worden van spelende kinderen, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidsoverlast als gevolg van de kinderopvang aanvaardbaar is. Hierbij acht de Afdeling van belang dat tussen de tuin van de woning en het speelterrein een afschermende groenhaag staat en dat de kinderen niet allemaal tegelijk buiten spelen. Voorts is de kinderopvang gesloten na 18.30 uur en in de weekeinden. Gelet hierop behoefde de raad, anders dan appellant betoogt geen akoestisch onderzoek uit te voeren.”

Hoewel er in dit geval geen akoestisch onderzoek hoefde te worden uitgevoerd, raad ik het altijd wel aan. De restcategorie ‘een goede ruimtelijke ordening’ is riskant om over te slaan. Het is verder een kleine moeite om hier onderzoek naar te doen.

datum blog: 12 augustus 2011 (geluid kinderopvang)

 

Geluid uitwerkingsregels bestemmingsplan

Geluid uitwerkingsregels bestemmingsplan geluid uitwerkingsregels

Essentie: Bij opname van uitwerkingsregels in bestemmingsplannen (moederplan) dient in de regel onderzocht te worden of de met de uitwerkingsregels te realiseren ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening in de zin van de Wro.

De Afdeling overweegt in een uitspraak van 10 augustus 2011 (LJN: BR4624):

(…) Aan een uitwerkingsplicht dient gevolg te worden gegeven. Daarbij dienen de uitwerkingsregels te worden toegepast. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat aan deze verplichting kan worden voorbij gegaan. Het voorgaande brengt met zich dat door het onherroepelijk worden van het onderhavige plandeel de aanvaardbaarheid van de uit te werken verkeersbestemming in beginsel als een gegeven moet worden beschouwd bij de toetsing van een op grond van dit bestemmingsplan vast te stellen uitwerkingsplan. Dit betekent dat nu het uit te werken plandeel een beperkte omvang heeft en de uitwerkingsplicht voor het college van b&w weinig ruimte laat voor een andere invulling dan ten behoeve van gebruik in hoeverre de uit te werken bestemming in alle facetten, waaronder mede de akoestische gevolgen, in overeenstemming is met relevante wetgeving en strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening

datum blog: 11 augustus 2011 (geluid uitwerkingsregels)

Bel voor vragen of advies over geluid en een goede ruimtelijke ordening 010-268 0689.