Maximum aantal arbeidsmigranten regelen in bestemmingsplan?

Maximum aantal arbeidsmigranten regelen in bestemmingsplan?

*Maximum aantal arbeidsmigranten in bestemmingsplan ruimtelijk relevant?

De gemeenteraad van de gemeente Leudal heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de ontwikkeling van het landgoed Leudal. Het plan strekt tot reparatie van de in een eerdere uitspraak uit 2015 geconstateerde gebreken.

Appellant betoogt in beroep dat de motivering met betrekking tot de maximering in de planregels van het aantal arbeidsmigranten tot het aantal 225 ondeugdelijk is. Volgens appellant is er in het kader van de vergunningverlening voor de transformatie van het landgoed een maximum van 375 personen afgesproken. Voor dit aantal is ruimte in de huisvesting. Ook staat volgens hem de Kadernotitie huisvesting arbeidsmigranten een dergelijke omvang toe.

Volgens de raad is nooit gesproken over een aantal van 375 arbeidsmigranten. Volgens de raad bieden de vergunde chalets hiervoor geen ruimte. Bovendien zijn de vergunningen geheel gericht op recreatief en educatief gebruik. Het moet gaan om aan de hoofdfunctie ondergeschikt gebruik. Verder moet volgens de raad de huisvesting van arbeidsmigranten in redelijke verhouding staan tot het inwoneraantal van het dorp.

Regelen maximum aantal arbeidsmigranten in bestemmingsplan kan ruimtelijk relevant zijn, mits…

Volgens de eerder genoemde uitspraak uit 2015 kan de raad het aantal te huisvesten arbeidsmigranten op een recreatieterrein in het kader van een goede ruimtelijke ordening reguleren. (…) De raad heeft aan het plan ten grondslag gelegd dat het bij de huisvesting van arbeidsmigranten moet gaan om aan de recreatieve en trainingsfuncties ondergeschikt gebruik dat alleen gedurende een overbruggingsperiode tot 2026 aanvaardbaar is. De Afdeling acht dit niet onredelijk. (…) Voorts is niet gebleken van concrete afspraken over de huisvesting van het aantal te huisvesten personen. Evenmin zijn door de raad concrete gegevens overlegd die een vrees voor ontwrichting voor het woon- en leefklimaat voor de inwoners van het nabij gelegen dorp onderbouwen. (…) Het betoog slaagt.

Zie uitspraak ABRS 3 mei 2017, no. 201606901/1/R1

Vragen?

omgevingsjurist

Geluidwerende gevel woning in bestemmingsplan

Geluidwerende gevel (binnenwaarde) woning in planregel bestemmingsplan opnemen

Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om 18 grondgebonden woningen te bouwen. In de omgeving van het plangebied zijn bedrijven gevestigd. Deze ondernemers vrezen dat zij door de komst van de woningen in hun toekomstige bedrijvigheid worden gehinderd. De gemeente heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de gevolgen inzake een goede ruimtelijke ordening te kunnen beoordelen. Uit dit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarden die worden genoemd in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de VNG-brochure ter plaatse van de voorziene woningen niet worden gehaald. Bij de milieuzonering is uitgegaan van een gemengd gebied ingevolge de VNG-brochure.

Volgens het uitgevoerde onderzoek naar het woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen is er ondanks voornoemde overschrijdingen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen. Alle woningen hebben een geluidsarme buitenruimte. Verder is in de planregels van het bestemmingsplan voorgeschreven dat de gevels van alle woningen een geluidwerende werking van tenminste 30 dB(A) moeten hebben. Hierdoor wordt er onder de binnenwaarde gebleven die op grond van artikel 2.20, tweede lid Activiteitenbesluit dient te worden gehaald. Onder deze omstandigheden is de conclusie van de gemeente dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen niet onredeling, aldus de Raad van State.

Geluidwerende gevel woning (binnenwaarde)

In artikel 2.20, tweede lid geeft het volgende aan:

Het bevoegd gezag kan slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.

Deze uitspraak laat zien dat er bij de afweging of er al dan niet sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat het nuttig kan zijn in de planregels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting op te nemen inzake de te bereiken binnenwaarde van die woning. In juridisch opzicht kan dit namelijk niet op een andere manier worden geborgd dan wel worden afgedwongen.

Lees meer in r.o. 3.7 in uitspraak ABRS 26 februari 2017, no. 201601745/1/R2

omgevingsjurist

 

Geluid woning en aanvaardbaar woon- en leefklimaat vanwege parkeerterrein

Geluid woning en aanvaardbaar woon- en leefklimaat vanwege parkeerterreingeluid woning

Het wijzingsplan in kwestie maakt de bestemming Verkeer mogelijk ten behoeve van extra parkeerplaatsen. Volgens appellanten is ten onrechte niet in het wijzigingsplan geborgd dat er in de nachtperiode niet geparkeerd mag worden. Uit akoestisch onderzoek blijkt namelijk dat er sprake is van een overschrijding van het maximale geluidniveau in de avond- en nachtperiode vanwege overschrijding van de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door het dichtslaan van autodeuren.

Op basis van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek heeft de gemeente een verkeersbesluit genomen, waarin een parkeerverbod is opgenomen van 23.00 tot 07.00 uur. Hiermee wordt de geluidsbelasting op de gevels van de woningen op minder dan 30 meter afstand van het parkeerterrein binnen de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer gebracht. De afstand van 30 meter wordt gehanteerd in de VNG-brochure (tussen woningen en parkeerterreinen in een rustige woonwijk).

Volgens de Raad van State heeft de gemeente er van mogen uitgaan dat er een acceptabel geluidniveau is gewaarborgd met het instellen van het verkeersbesluit. Dat een parkeerverbod kan worden ingetrokken leidt volgens de Afdeling niet tot een andere conclusie. Verder gaat het volgens de Raad van State om zeer incidentele overschrijdingen in de avonduren. Lees meer in r.o. 3.1 van uitspraak ABRS 19 april 2017, no. 201604881/1/R2.

Vragen over geluid in relatie met een bestemmingsplan?

omgevingsjurist

Spuitzone uitgaan van maximale mogelijkheden bestemmingsplan

Spuitzone – uitgaan van maximale mogelijkheden bestemmingsplan

In een bestemmingsplan voor het buitengebied is een nabij een perceel met containerteelt de bestemming wonen toegekend. Volgens de teler heeft de raad ten onrechte geen rekening gehouden met de spuitzone om zijn perceel. Volgens hem had de raad het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op zijn percelen moeten onderzoeken. Hij wijst op de korte afstand tussen zijn perceel en de beoogde bestemming wonen en dat niet kan worden uitgegaan van driftarme spuittechnieken. Verder is het aannemelijk gezien de overheersende windrichting dat de drift naar het beoogde woonperceel zal uitwaaien.

In het deskundigenbericht staat dat de gronden van de kwekerij waarop gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht worden gebruikt, het perceel op ongeveer 15 meter van het woonperceel ligt. Op deze gronden van de kwekerij vindt containerteelt plaats. Voor dergelijke teelt, waarbij het gaat om lagere gewassen dan bij fruitteelt het geval is, is het volgens het deskundigenbericht niet zonder meer nodig een spuitzone van 50 meter aan te houden. Volgens de deskundige bevindt zich tussen deze gronden en het perceel een bomenrij die de reikwijdte van de spuitnevel zal beperken. Onder deze omstandigheden heeft de raad – aldus de Raad van State – zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een spuitzone die zich uitstrekt tot een grotere afstand tussen dat perceel en het woonperceel niet nodig is om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op het perceel te waarborgen.

Maar, en nu komt het belangrijkste, er is bij de beoordeling niet uitgegaan van de maximale mogelijkheden van de geldende bestemming van het agrarische perceel. De agrarische bestemming sluit fruitteelt niet uit. De Raad van State zegt hierover: “De raad heeft zich bij het toekennen van woonbestemming aan het perceel onvoldoende rekenschap gegegeven van hetgeen de aan de gronden van appellant toegekende bestemming maximaal toestaat, wat betreft het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht. Het betoog slaagt dan ook.”

Lees meer in ABRS 29 maart 2017, no. 201600689/1/R1.

Meer lezen over het verkorten van afstanden inzake spuitzones...

omgevingsjurist

Definitie grondgebonden veehouderij bestemmingsplan

Definitie grondgebonden veehouderij bestemmingsplan

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van een bestaande melkrundveehouderij. Vergund is een toename van het aantal dieren en het uitbreiden van de bestaande stal met 106 dierplaatsen. definitie grondgebonden veehouderij

Appellant betoogt in hoger beroep dat de veehouderij als een grondgebonden agrarisch bedrijf in de zin van het bestemmingsplan aan te merken. Volgens hem is het daarvoor niet voldoende dat het voer voor de veestapel in overwegende mate afkomstig is van de grond van het bedrijf. Indien dat wel zo zou zijn is volgens appellant evenmin sprake van grondgebondenheid omdat het bedrijf slechts beschikt over 57% van de grond die nodig is om het voer voor de veestapel volledig te produceren.

In het bestemmingsplan is de definitie grondgebonden veehouderij: “een agrarisch bedrijf dat is gericht op het houden van dieren en dat voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort.”

In de planregels van het bestemmingsplan is niet bepaald wat onder afhankelijk moet worden verstaan. De Afdeling is van oordeel dat een redelijke uitleg van van de definitie met zich brengt dat afhankelijkheid niet betekent dat al het voer voor de veestapel afkomstig is van de grond die tot het bedrijf behoort. Het college van B&W heeft als richtlijn aangehouden dat ten minste 75% van het benodigde voer van de bij de veehouderij behorende gronden komt. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college hier niet van zou mogen uitgaan.

Lees meer in r.o. 9.5 van uitspraak ABRS 22 maart 2017, no. 201601878/1/A1.

Plattelandswoning niet bij opgeheven agrarisch bedrijf

Plattelandswoning niet van toepassing bij opgeheven agrarisch bedrijf

In een bestemmingsplan heeft de gemeente voor een aantal locaties voor agrariërs in ruste de bestemming ‘Agrarisch-Grondgebonden’ opgenomen. In een eerdere uitspraak uit 2006 overwoog de Raad van State namelijk dat het blijven bewonen van een (voormalige) bedrijfswoning door een agrariër in ruste niet in strijd is met voornoemde bestemming. Hierbij is het van belang dat dit alleen geldt indien de oorspronkelijk bij het agrarisch bedrijf behorende gronden niet zijn verkocht en evenmin aan een derde in gebruik zijn gegegeven. 

In een uitspraak van 29 maart 2017 legt de Raad van State nog eens uit wat de achterliggende gedachte is bij een plattelandswoning: “de wettelijke regeling voor plattelandswoningen uit artikel 1.1a van de Wabo is niet van toepassing op de situatie dat de landbouwinrichting is opgeheven en vanwege de toegekende planologische bestemming ter plaatse ook niet meer kan worden (her)opgericht. In aanvulling hierop overweegt de Afdeling dat de wettelijke regeling voor de plattelandswoning wel toepassing kan vinden in een situatie waarbij de gronden waarop voorheen landbouwinrichting A werd geëxploiteerd en waarop nog steeds de daarbij van oudsher behorende (voormalige) bedrijfswoning A staat, worden betrokken bij een andere nabijgelegen landbouwinrichting B. De (voormalige) bedrijfswoning A wordt daarmee onderdeel van landbouwinrichting B. Uiteraard dient daarbij wel in ieder geval deugdelijk te worden gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de (voormalige) bedrijfswoning A gewaarborgd blijft. Voorts moet in het bestemmingsplan duidelijk worden aangegeven dat toepassing is gegegeven aan artikel 1.1a van de Wabo en dient de relatie van de voormalige agrarische bedrijfswoning met het (nieuwe) bijbehorende agrarische bedrijf duidelijk te worden weergegeven in de planregels en/of op de verbeelding. Dat is noodzakelijk, omdat duidelijk moet zijn van welke landbouwinrichting de plattelandswoning onderdeel uitmaakt. Het voorgaande kan planologisch worden verankerd door bijvoorbeeld een agrarische bestemming toe te kennen aan de gronden waarop voorheen landbouwinrichting A (inclusief bijbehorende bedrijfswoning A) werd geëxploiteerd, waarbij aan de (voormalige) bedrijfswoning A een aanduiding ‘plattelandswoning’ wordt toegekend, met dien verstande dat in de planregels en/of verbeelding de relatie van de bedrijfswoning A wordt aangegeven met het agrarisch bedrijf dat wordt geëxploiteerd op de gronden waar voorheen landbouwinrichting A werd gedreven. (…). Lees meer in r.o. 4.4 van uitspraak ABRS 29 maart 2017, no. 201600689/1/R1

Meer weten over de plattelandswoning en het bestemmingsplan?

omgevingsjurist

 

Huisvesting arbeidsmigranten in spuitzone

Huisvesting arbeidsmigranten in spuitzone en aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Regelmatig wordt er huisvesting van arbeidsmigranten mogelijk gemaakt in voormalige agrarische schuren. Deze schuren worden omgebouwd tot huisvesting voor arbeidsmigranten. De arbeidsmigranten werken vaak op het agrarische bedrijf zelf, bijv. in de aardbeienteelt. huisvesting arbeidsmigranten

De gemeente heeft in dit geval een omgevingsvergunning verleend voor de huisvesting in een voormalige agrarische schuur. De buurman is hier niet blij mee en betoogt in hoger beroep dat er geen goed woon- en leefklimaat is verzekerd bij de huisvesting arbeidsmigranten. Hij wijst erop dat de huisvesting in de spuitzone van het fruitteeltbedrijf van de vergunninghouder ligt. Daarnaast vindt hij dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Zijn aanvraag voor een woonbestemming nabij een boomgaard is om diezelfde reden geweigerd.

In het bestemmingsplan zelf is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om huisvesting arbeidsmigranten toe te staan bij het agrarische bedrijf. Eén van de voorwaarden is dat er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De Raad van State acht het van belang dat bij huisvesting op agrarische percelen, zoals bedrijfswoningen, veelal sprake is van een minder goed woon- en leefklimaat dan bij burgerwoningen vanwege de hinder van het eigen agrarische bedrijf. Indien een dergelijke bepaling in het bestemmingsplan zelf is opgenomen dan mag, aldus de Afdeling, worden aangenomen dat de gevolgen van de activiteiten op het agrarische perceel voor het woon- en leefklimaat van de aldaar gehuisveste arbeidsmigranten aanvaardbaar heeft geacht.”

Deze uitspraak maakt nog eens duidelijk dat indien een dergelijke bepaling is opgenomen in het bestemmingsplan, er van mag worden uitgegaan dat de afweging in het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de arbeidsmigranten reeds plaats heeft gevonden bij de besluitvorming van het bestemmingsplan. Dat hoeft niet opnieuw te gebeuren, tenzij een dergelijke bepaling is opgenomen in het bestemmingsplan.

Zie voor uitspraak ABRS 15 maart 2017, no. 201600683/1/A1

 informatie over spuitzones en boomgaarden

omgevingsjurist

 

Definitie bebouwde kom Activiteitenbesluit

Definitie bebouwde kom Activiteitenbesluit

Een bestemmingsplan maakt woningen mogelijk bij een dierenartsenpraktijk voor paarden. Naast de kliniek en een paardenstal is er ook een mestplaat en kadaverplaats aanwezig. De maatschap vreest dat de woningen leiden tot een beperking van de bedrijfsvoering.

Volgens de raad is de dierenkliniek niet gesitueerd binnen de bebouwde kom, zodat ter voorkoming van onaanvaardbare geurhinder een afstand in acht moet worden genomen van 50 m van de mestplaat tot geurgevoelige objecten. Op de opslag van paardenmest op het perceel is in dit geval het Activiteitenbesluit van toepassing. Uit dit besluit blijkt dat een afstand van 50 meter in acht moet worden genomen tussen mestopslag en een gevoelig object. Voor gevoelige objecten binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 100 meter.

Definitie bebouwde kom Activiteitenbesluit – Naar vaste jurisprudentie van de Raad van State wordt de grens van de bebouwde kom bepaald door de aard van de omgeving. De bebouwde kom betreft het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijfsfunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. Uit de luchtfoto blijkt in dit geval dat het gebied ten noorden van de (…)weg wordt gekenmerkt door intensieve residentiële bebouwing. De gronden ten zuiden van de weg betreffen agrarische (cultuur)gronden. De in het gebied aanwezige bebouwing betreft in de regel agrarische bedrijfsbebouwing, voornamelijk kassen. Het standpunt van de maatschap dat het plangebied na realisatie van de 7 woningen deel zal gaan uitmaken van de bebouwde kom, volgt de Raad van State niet. De beoogde woningbouw op het perceel heeft een dermate geringe omvang dat het hiervoor geschetste ruimtelijke karakter van het gebied ten zuiden van de (…) weg niet wezenlijk zal wijzigen na realisatie van het plan. Er dient derhalve ingevolge het Activiteitenbesluit een afstand van minimaal 50 meter aangehouden te worden tussen de stal en de mestplaat op het perceel van de maatschap en de in het plangebied voorziene (gomgevingsjuristeur)gevoelige objecten.

Zie uitspraak ABRS 8 maart 2017, no. 201602669/1/R1

 

Versterkte muziek beperken in bestemmingsplan

geluidVersterkte muziek beperken in bestemmingsplan

Harde muziek bij evenementen kan voor grote overlast zorgen voor de omgeving. Er komen meestal dan ook veelvuldig klachten binnen tijdens dergelijke evenementen. Vooral bij dance-festivals in stadsparken. Hoewel de bezoekers van deze festivals tijdens de zomermaanden veel plezier beleven, hebben de omwonenden het vaak zwaar te verduren.

In deze zaak heeft de gemeente een bestemmingsplan vastgesteld voor een recreatieterrein. Appellant woont zo’n 550 meter van het terrein en stelt in beroep dat hij hinder zal ervaren van de geluidsoverlast van de evenementen die er mogelijk worden gemaakt. versterkte muziek

Volgens hem zijn ten onrechte geen eindtijden in de planregels van het bestemmingsplan opgenomen om de versterkte muziek te beperken. Met name de bastonen kunnen overlast veroorzaken.

In de planregels van het bestemmingsplan heeft de gemeente naar aanleiding van een eerdere uitspraak opgenomen dat deze maximaal 8 uur per dag mogen plaatsvinden. Onder die omstandigheden is er volgens de Afdeling sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierin betrekt de Raad van State dat de woningen op vrij grote afstand liggen van het recreatieterrein. Het maximaal gemeten geluidniveau op de dichtst gelegen gevels is onder die omstandigheden relatief laag.

Zie verder de uitspraak ABRS 15 februari 2017, no. 201506855/3/R3

Voor vragen over geluid en het bestemmingsplan:

omgevingsjurist

VNG-brochure: gemengd gebied of gebied met functiemenging?

VNG-brochure: gemengd gebied of gebied met functiemenging?VNG-brochure

Bij het bepalen van een geschikte afstand tussen milieugevoelige functies en bedrijvigheid is het erg belangrijk om het plangebied en de directe omgeving goed te kwalificeren. Wat is het voor een gebied? Welke functies komen er voor? De definities van gemengd gebied en gebied met functiemenging uit de VNG-brochure worden in de praktijk nogal eens door elkaar gebruikt. Hieronder een handig overzicht en jurisprudentie over dit onderwerp.

Milieuzonering is afhankelijk van omgevingstype – De VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009) bevat 2 systemen voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in de buurt van woningen in nieuwe situaties:

  • Richtafstanden tussen bedrijven en milieugevoelige functies
  • Afzonderlijke beoordelingssystematiek voor gebieden met functiemenging

Verschil tussen gemengd gebied en gebied met functiemenging in het kort

Het begrip Gemengd gebied wordt in de VNG-brochure gebruikt om richtafstanden tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies weer te geven. De VNG-brochure geeft de volgende definitie aan: “Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid. Daarnaast gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen.” Zie onder A.

Een gebied met functiemenging wordt daarentegen gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. De VNG-brochure bevat daarvoor geen richtafstanden, maar kent 3 milieucategorieën aan de hand waarvan de toelaatbaarheid van activiteiten wordt beoordeeld. Zie onder B.

A: bijlage 1: richtafstanden tussen bedrijven en milieugevoelige functies

Lijst 1 van bijlage 1 bevat richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. In de VNG-brochure is vermeld dat de richtafstanden uit bijlage 1 met één afstandsstap kunnen worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Een richtafstand van 100 meter wordt in een dergelijk geval 50 meter. Aangenomen wordt namelijk dat een dergelijke omgeving al een hogere milieubelasting kent.

B: bijlage 4: beoordelingssystematiek voor gebieden met functiemenging

Het begrip gebied met functiemenging wordt gebruikt om een gebied aan te duiden waar men te maken heeft met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd of waar men een grote levendigheid tot stand wil brengen. Belangrijk is dat de functies in dat gebied tenminste in enige mate elkaar moeten afwisselen. Dus niet bijv. alleen aan de randen van dat gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 zijn in dat geval niet toepasbaar. In bijlage 4 worden 3 milieucategorieën toegekend:

  • bedrijven van categorie A: toelaatbaar aanpandig aan woningen
  • bedrijven van categorie B: toelaatbaar als ze bouwkundig zijn afgescheiden van woningen
  • bedrijven van categorie C: toelaatbaar indien gesitueerd aan een hoofdweg

Jurisprudentie over omgevingstypen gemengd gebied en gebied met functiemenging

  • ABRS 16 november 2016, no. 201604215/1/R6 – functies in gebied met functiemenging moeten elkaar tenminste in enige mate afwisselen
  • ABRS 14 december 2016, no. 201505759/2/R1, r.o. 7 – overgangsgebied tussen stad en een regionaal bedrijventerrein gemengd gebied?
  • ABRS 22 april 2015, no. 201307903/1/R1, r.o. 15.4 – woningen nabij spoorlijn voor stoomtrein gemengd gebied?

Bel voor meer informatie met Marian Harberink: 06 – 55 89 70 08 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.