Plattelandswoning bij bedrijfswoning glastuinbouw

Plattelandswoning bij bedrijf glastuinbouw

Plattelandswoning en glastuinbouwbedrijf – De gemeente Lansingerland heeft een nieuw bestemmingsplan vastgesteld “Schil om Bleiswijk”. Het plan voorziet in een nieuwe bestemming voor agrarische gronden. Appellanten kunnen zich niet verenigen met de aan hun percelen toegekende bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’. Zij betogen onder meer dat de wettelijke regels voor de plattelandswoning niet van toepassing zijn op bedrijfswoningen bij glastuinbouwbedrijven.bedrijfswoning glastuinbouw

De Afdeling zegt er het volgende over: “Anders dan appellant betoogt, is de keuze van de raad om een voor burgerwoning gebruikte bedrijfswoning bij een glastuinbouwbedrijf te bestemmen als plattelandswoning, niet in strijd met de wettelijke regeling voor plattelandswoningen. Daartoe overweegt de Afdeling dat de wettelijke regeling voor de plattelandswoning (…) blijkens het bepaalde in het tweede lid van dat artikel onder meer van toepassing is op voor burgerbewoning gebruikte bedrijfswoningen bij een glastuinbouwbedrijf. (…)”. 

Lees hier meer informatie over de plattelandswoning en het bestemmingsplan.

Zie verder uitspraak ABRS 22 juli 2015, no. 201403289/1/R4.

 

Plattelandswoning regelen in bestemmingsplan? Hoe het wel kan!

Plattelandswoning regelen in het bestemmingsplan? Hoe het wel kan!

‘Raad van State haalt plattelandswoning onderuit’. Op 4 februari jl. verschenen er allerlei koppen in de media over de uitspraak van de Raad van State op die dag over de plattelandswoning en de toets met betrekking tot luchtkwaliteit. Die uitspraak maakt duidelijk dat de luchtkwaliteit bij een voormalige agrarische bedrijfswoning moet worden beoordeeld aan de hand van de luchtkwaliteitseisen als die woning door een derde mag worden bewoond. Volgens de uitspraak maakt het daarbij niet uit of de wetgever een ander doel heeft beoogd met de wetgeving inzake de plattelandswoning. Inmiddels zijn er ook kamervragen aan de minister van I en M gesteld over de gevolgen van de uitspraak.

Nu lijkt het wellicht zo of de realisatie van de plattelandswoning ‘op slot’ zit. Dat is echter niet zo. Ook bij een plattelandswoning is – net zoals bij andere ruimtelijke plannen of projecten – onderbouwing nodig van de besluitvorming. Bijv. ook ten aanzien van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Dat wordt in de praktijk vaak over het hoofd gezien.

In dit artikel treft u een handige checklist aan voor de realisatie van een plattelandswoning. Handig voor vergunningverleners en r.o.-medewerkers, maar ook voor degenen die een plattelandswoning willen realiseren.

De Plattelandswoning in het kortplattelandswoning

De Wet plattelandswoningen regelt kortweg twee belangrijke zaken:

  • het planologisch regime is bepalend voor de bescherming van een gebouw tegen negatieve milieueffecten en niet langer het feitelijk gebruik;
  • voormalige agrarische bedrijfswoningen worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf.

Voor de gemeente is het mogelijk om de woning in het bestemmingsplan aan te duiden als ‘plattelandswoning’ of ‘voormalige agrarische bedrijfswoning’. Dit houdt in dat de voormalige agrarische woning weliswaar gebruikt mag worden voor burgerbewoning, maar dat de woning niet beschermd wordt tegen negatieve milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf inzake geuroverlast en geluidoverlast.

Let op: ‘een goede ruimtelijke ordening’ speelt ook bij de plattelandswoning een rol

Als gevolg van de wetswijziging zijn de Wet geluidhinder, Wabo, Wet milieubeheer en de Wet geurhinder en veehouderij aangepast, in die zin dat niet langer het feitelijk gebruik doorslaggevend is, maar het planologisch kader. Zie hier enkele details over deze aanpassingen. Door de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2015 is het duidelijk geworden dat – anders dan de wetgever heeft beoogd – de luchtkwaliteit ter plaatse van de luchtkwaliteit wel degelijk beoordeeld dient te worden. Het is dus belangrijk om voortaan een luchtkwaliteitsonderzoek uit te (laten) voeren.

Hoewel het lijkt dat hiermee de kous af is, is het zo dat er in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook nog andere aspecten getoetst moeten worden bij een verzoek inzake de plattelandswoning. Dat is echter niet op basis van voornoemde uitspraak, maar vanwege het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’. Bij het bestemmen van de plattelandswoning speelt ook dit toetsingskader een rol. Vanuit dit onderdeel in de besluitvorming kan het onwenselijk zijn om een voormalige agrarische bedrijfswoning te bestemmen als ‘plattelandswoning’. Hoewel een dergelijke woning bij toewijzing niet langer wordt beschermd tegen negatieve milieueffecten van het naastgelegen bedrijf met betrekking tot geuroverlast en geluid, dient er ter plaatse van de woning wel sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bewoners.

Ook is het mogelijk dat de geluidoverlast van het naastgelegen agrarische bedrijf dermate groot is, dat er geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woning, bijv. door ventilatoren of tractoren, etc. Ook kan bijv. een intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij fruitteelt een rol spelen. Dit kunnen redenen zijn voor de gemeente om de woning niet te bestemmen als plattelandswoning. Daarnaast kan het nodig zijn om ook onderzoek doen naar de gevolgen voor de gezondheid van de bewoners van de plattelandswoning, indien bijv. de woning nabij een intensieve veehouderij ligt.

Jurisprudentie over de plattelandswoning

  • ABRS 4 februari 2015, no. 201306630/5/R3 – luchtkwaliteit beoordelen bij plattelandswoningen
  • ABRS 24 december 2014, no. 201303444/1/R1 – in plattelandswoning kan alleen worden voorzien als de landbouwinrichting niet is gestaakt
  • ABRS 12 november 2014, no. 201306356/1/R3 – spuitzones beoordelen bij plattelandswoningen

Checklist realisatie plattelandswoning

Checklist onderzoeken plattelandswoning inzake milieu en goede ruimtelijke ordening:

  • gewasbeschermingsmiddelen: zijn er in de nabije omgeving boomgaarden of is er bomenteelt aanwezig? Is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegelaten? Lees meer over spuitzones…
  • luchtkwaliteit: een onderzoek inzake de luchtkwaliteit nabij de plattelandswoning is noodzakelijk;
  • gezondheid: check bij een plattelandswoning nabij een intensieve veehouderij welke effecten de bewoning heeft op de gezondheid van de bewoners. Laat de GGD een gezondheidstoets uitvoeren;
  • geluid: vanwege geluidsoverlast van tractoren, melkmachines, etc. kan de geluidbelasting voor de nieuwe bewoners te groot zijn. Breng de geluidbronnen in beeld en laat bij twijfel een akoestisch onderzoek uitvoeren. Let op! Dit is de afweging van geluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De plattelandswoning wordt niet beschermd tegen geluid dat geregeld is in de Wet geluidhinder.

omgevingsjurist

 

 

 

Bij plattelandswoning ook onderzoek doen naar luchtkwaliteit

Bij plattelandswoning ook onderzoek doen naar luchtkwaliteit

“Raad van State haalt plattelandswoning onderuit”

Er zijn sinds 4 februari 2015 al verschillende koppen verschenen in de media over de uitspraak van de Raad van State over een belangrijke uitspraak over de plattelandswoning (ABRS 4 februari 2015, no. 201306630/5/R3).

Casus

De gemeente Weert heeft in het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied de mogelijkheid opgenomen voor een plattelandswoning. Op de verbeelding is de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – voormalige agrarische bedrijfswoning’ opgenomen. Appellant, een nabij gevestigde varkenshouder, voert in beroep aan dat de toegekende aanduiding niet het door de raad beoogde effect kan hebben, te weten dat het laten bewonen van de voormalige bedrijfswoning door een derde, geen effecten heeft voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de inrichting van de varkenshouder. Volgens hem dient de luchtkwaliteit overeenkomstig de Europese richtlijn (bijlage III bij Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit) ook te worden beoordeeld ter plaatse van de woning.

Volgens de Afdeling is het gegeven dat een bedrijfswoning op grond van het bestemmingsplan bewoond mag worden, en daarom voor de toepassing van de Wabo (…) wordt beschouwd als onderdeel van die inrichting, los staat van de vraag of ingevolge artikel 5.19, tweede lid van de Wm de luchtkwaliteit ter plaatse van het perceel waarop die woning staat al dan niet moet worden beoordeeld. De reden is dat een voormalige bedrijfswoning die tevens door een burger mag worden bewoond niet langer kan worden aangemerkt als een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 5.19, tweede lid van de Wm. Er is dan ook geen sprake van een uitzondering. Om die reden dient zo’n woning getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen voor de bescherming van de gezondheid van de mens. Ondanks het bepaalde in artikel 1.1a van de Wabo.

Is de plattelandswoning nu een illusie?

Neen. Het is alleen niet zo dat indien het gemeentebestuur een voormalige bedrijfswoning juridisch kwalificeert als plattelandswoning de woning geheel niet meer wordt beschermd tegen milieuemissies van de bijbehorende inrichting. Er dient dan ook luchtkwaliteitsonderzoek plaats te vinden. Verder bestaat er altijd het ‘vangnet’ van een goede ruimtelijke ordening. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het bijvoorbeeld zo zijn in verband met de nabije ligging van percelen met fruitteelt, onderzoek moet worden gedaan naar de effecten van drift van gewasbeschermingsmiddelen. Lees meer …

Plattelandswoning is geen burgerwoning

Plattelandswoning is geen burgerwoning

Een gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied vastgesteld en hierin tevens voor een woning de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’ opgenomen. Agrariërs in de nabije omgeving zijn hier niet blij mee en voeren onder meer in beroep aan dat ter plaatse van de woning geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, nut ter plaatse ten gevolge van hun bedrijven sprake is van luchtverontreiniging en stof-, geur-, vliegen- en geluidsoverlast. Voorts is het volgens hen niet meer mogelijk een bedrijfswoning bij hun bedrijf op te richten.

De Afdeling overweegt als volgt: “De wijzigingswet die op 1 januari 2013 in werking is getreden, regelt dat het planologisch regime en niet langer het feitelijk gebruik bepalend is voor de bescherming die een gebouw of functie geniet tegen negatieve milieueffecten. Voorts regelt deze wet dat plattelandswoningen, waaronder (voormalige) agrarische bedrijfswoningen worden verstaan die tevens door derden mogen worden bewoond, niet worden beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. (…)

Over de te verwachten geurhinder als gevolg van die inrichting ter plaatse van de woning (…) overweegt de Afdeling als volgt. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2009, no. 200806627/1/H1 wordt overwogen dat uit de bewoordingen en de strekking van de Wet geurhinder en veehouderij volgt dat alleen geurgevoelige objecten die geen onderdeel uitmaken van een inrichting voor bescherming ten opzichte van die inrichting in aanmerking komen. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 20 april 2011 in zaak no. 201007899/1/H1 overweegt de Afdeling voorts dat de aanduiding als plattelandswoning niet met zich brengt dat de woning aan de locatie (…) moet worden aangemerkt als burgerwoning. Deze agrarische bedrijfswoning blijft immers in planologisch opzicht deel uitmaken van het bijbehorende agrarische bedrijf. (…) De raad heeft zich in dit verband terecht op het standpunt gesteld dat deze agrarische bedrijfswoning, die op hetzelfde perceel staat als de intensieve veehouderij van appellant en als burgerwoning wordt gebruikt, geen bescherming toekomt op grond van de Wgv ten aanzien van die veehouderij en dat het gebruik van deze woning als burgerwoning de exploitatiemogelijkheden van die veehouderij niet belemmert.”

Zie uitspraak ABRS 24 juli 2013, no. 201109822/1/R3

omgevingsjurist

Plattelandswoning blijft een stinkhuis!

Plattelandswoning blijft een stinkhuis!

Plattelandswoning en aanvaardbaar woon- en leefklimaat – De meningen over de regels rondom de plattelandswoning die op 1 januari 2013 in werking zijn getreden, zijn namelijk nogal verdeeld. De een noemt het de oplossing voor leegstand op het platteland, de ander vindt dat de gemeente terughoudend met de nieuwe mogelijkheden moet omgaan.

Hoewel de kop uit deze tekst ongenuanceerd is, ben ik het er wel in grote lijnen mee eens. De nieuwe regels rondom de plattelandswoning lossen voornamelijk juridische problemen op, geen praktische. Hieronder leg ik uit waarom.

De wijzigingen rondom de plattelandswoning in het kort

De meest gangbare definitie van bedrijfswoning in bestemmingsplannen luidt:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht.”

Dit houdt juridisch in dat een bedrijfswoning alleen bewoond mag worden door een persoon die werkzaam is in het agrarische bedrijf. Op grond van het bestemmingsplan mag een boer in ruste of een burger niet de woning bewonen (= ruimtelijk spoor).

De situatie in het milieuspoor is als volgt. Omdat de woning feitelijk gebruikt wordt als burgerwoning, wordt deze woning beschermd tegen nadelige milieugevolgen van het naastgelegen agrarische bedrijf en kan het de uitbreidingsmogelijkheden beperken. Dit ondanks het feit dat er ter plaatse geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Verder is het zo dat deze bewoner er bewust voor kiest om nabij een agrarisch bedrijf te wonen, met alle voor- en nadelen.

In schrijnende gevallen kan de nieuwe regelgeving uitkomst bieden. De gemeente kan een dergelijke woning met een agrarische bestemming in het bestemmingsplan gaan aanduiden als ‘plattelandswoning’. Dit houdt in dat deze woning vanaf dat moment gebruikt mag worden als ‘burgerwoning’, maar niet beschermd wordt tegen negatieve milieueffecten van bijbehorende agrarische bedrijf. De woning wordt dan van rechtswege onderdeel van de agrarische inrichting.

Samenvattend:

  • het planologisch regime wordt bepalend  voor de bescherming van een gebouw tegen negatieve milieueffecten en niet langer het feitelijk gebruik;
  • de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.

De wetgeving rond de plattelandswoning regelt de volgende milieuaspecten:

  • geur
  • fijn stof
  • geluid
  • luchtkwaliteit.

Zie voor details en achtergrond: MvT (TK 2011-2012, 33 078, nr. 3)

Ruimtelijke scheiding tussen agrarische activiteiten en wonen is essentieel

Hoewel het platteland de laatste jaren is veranderd en het aantal agrarische bedrijven sterk is afgenomen, is het belangrijk om bestaande agrarische bedrijven de ruimte te geven. Voor burgers die naar het platteland zijn verhuisd, kan de stank van met name intensieve veehouderijen zwaar vallen.

Vaak volgen er klachten van burgers en/of worden er verzoeken om handhaving ingediend bij de gemeente. Het is om die reden belangrijk dat er een ruimtelijke scheiding is tussen agrarische activiteiten en gevoelige objecten, zoals woningen. Hierdoor neemt de kans op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor burgers toe en kan een boer zijn bedrijf uitoefenen zonder te veel klachten.

De nieuwe regels met betrekking tot de plattelandswoning staan haaks op het principe van milieuzonering. Hoewel het in sommige schrijnende gevallen een uitkomst kan zijn om een agrarische bedrijfswoning in het bestemmingsplan aan te duiden als plattelandswoning, kan een dergelijke woning in gebieden waar meerdere intensieve veehouderijen voorkomen, ook een ‘sta-in-de-weg’ zijn. De praktische klachten van burgers over stank of geluidsoverlast zullen vaak blijven bestaan. Om die reden is de nieuwe regelgeving een zuiver juridische oplossing.

Waarom gemeenten vooraf duidelijkheid moeten geven over het toelaten van de plattelandswoning.

Duidelijkheid vooraf over ruimtelijke scheiding tussen agrarische activiteiten en wonen in beleid geeft zekerheid aan burgers (en vooral ook makelaars!) die een dergelijke woning op het platteland willen kopen of verkopen. In beleid kan vooraf duidelijk worden gemaakt in welke gevallen een gemeente al dan niet meewerkt aan de planologische wijziging van een gekochte of te kopen agrarische bedrijfswoning naar planologische plattelandswoning.

5 redenen:

  • duidelijkheid scheppen wanneer er binnen de gemeente sprake is van een plattelandswoning;
  • in welke delen van het buitengebied worden plattelandswoningen toegelaten; bijv. niet in een gebied met intensieve veeteelt of landbouwontwikkelingsgebieden;
  • ontwikkeling van het naastgelegen agrarische bedrijf: uitbreiding van agrarische activiteiten?
  • gezondheidsaspecten; voldoende afstand houden vanwege besmettelijke dierziekten die ook op mensen kunnen worden overgebracht, zoals Q-koorts;
  • leefbaarheid van het gebied; een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor bewoners.
Bestemmingsplan nodig voor een plattelandswoning? Vragen over plattelandswoning?

Plattelandswoning bestemmingsplan – Wet plattelandswoningen treedt 1 januari 2013 in werking

Plattelandswoning bestemmingsplan – Wet plattelandswoningen treedt op 1 januari 2013 in werking

Er komt wat meer (enigszins vervuilde) lucht voor bewoners van voormalige agrarische bedrijfswoningen.

De wet regelt 2 belangrijke zaken:

  • het planologische regime wordt bepalend voor de bescherming van een gebouw tegen negatieve milieueffecten en niet langer het feitelijke gebruik;
  • voormalige agrarische bedrijfswoningen worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.

Volgens de MvT bij de wet is het nadeel van  functiemenging in het buitengebied dat agrarische functies en burgerfuncties elkaar in de weg zitten vanwege milieuregelgeving. Dat komt met name omdat in diverse milieuregelgeving het feitelijk gebruik van gronden en opstallen bepalend is voor de mate van milieubescherming, ongeacht of dat gebruik in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.

Voor de gemeente is het mogelijk om de woning in het bestemmingsplan aan te duiden als ‘plattelandswoning’ of ‘voormalige agrarische bedrijfswoning’. Dit houdt in dat de voormalige agrarische bedrijfswoning weliswaar gebruikt mag worden voor burgerbewoning, maar dat de woning niet beschermd wordt tegen negatieve milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf inzake geuroverlast, geluidoverlast of fijn stof.

>

Let op! Een goede ruimtelijke ordening speelt ook bij de plattelandswoning een rol

Hoewel door aanpassing van de betreffende wetgeving, zoals Wabo, Wet geurhinder en veehouderij en Wet geluidhinder de voormalige agrarische bedrijfswoning niet langer beschermd wordt tegen voornoemde milieugevolgen, kan het wel zijn dat er wel andere negatieve milieugevolgen overblijven die wel relevant zijn bij het bestemmen van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning.

Vanuit het aspect ‘een goede ruimtelijke ordening’ kan het onwenselijk zijn om de voormalige agrarische bedrijfswoning te bestemmen als plattelandswoning. Ter plaatse van die woning dient namelijk wel sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook is het mogelijk dat bijv. de geluidsoverlast van het naastgelegen agrarische bedrijf dermate groot is, dat er geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bewoners, bijv. door ventilatoren of tractoren. Ook kan het intensieve gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij open teelten roet in het eten gooien. Dat kan een reden zijn voor de gemeente om de woning niet aan te duiden als plattelandswoning.

omgevingsjurist

 

De plattelandswoning: dé oplossing voor bewoners van voormalige agrarische bedrijfswoningen?

Wonen in een agrarische bedrijfswoning. Eindelijk lucht voor bewoners die in voormalige agrarische bedrijfswoningen wonen?

De regels over de plattelandswoning in het kort. 

Het wetsvoorstel regelt 2 belangrijke zaken:

  • het planologisch regime wordt bepalend voor de bescherming van een gebouw tegen negatieve milieueffecten en niet langer het feitelijke gebruik;
  • voormalige agrarische bedrijfswoningen worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.

Ik denk dat bijna iedereen wel zo’n situatie kent. Een boer in ruste heeft zijn agrarische bedrijf overgedragen aan zijn zoon. De bijbehorende bedrijfswoning is verkocht aan iemand uit de stad die graag van de rust op het platteland wil genieten. De nieuwe bewoner klaagt al snel over stank van de boerderij en dient een verzoek om handhaving in bij de gemeente.

In de praktijk heb ik schrijnende gevallen voorbij zien komen. Voormalige agrarische bedrijfswoningen die via het internet of de brochure van de makelaar te koop worden gezet tegen een aantrekkelijke prijs. In hun enthousiasme vergeten mensen vaak door te vragen naar de geldende bestemming bij de makelaar of de gemeente. Mensen die het weten denken meestal dat de wijziging van het bestemmingsplan ‘een makkie’ is en laten zich vaak hierdoor niet in hun enthousiasme afremmen. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: Check altijd bij de gemeente het geldende bestemmingsplan alvorens u tot aankoop overgaat!

U voorkomt hiermee slapeloze nachten, ruzie met de agrariër, wringende hypotheeklasten voor een woning die niet bewoond mag worden, handhavingsbrieven van de gemeente, etc.

De nieuwe wetgeving over de plattelandswoning kan een oplossing bieden voor bewoners die wél eigenaar zijn geworden van een voormalige agrarische bedrijfswoning. Voor de gemeente is het mogelijk om via een nieuw bestemmingsplan de woning aan te duiden als ‘plattelandswoning’ of ‘voormalige agrarische bedrijfswoning’. Dit houdt in dat deze woning weliswaar gebruikt mag worden voor burgerbewoning, maar dat de woning niet beschermd wordt tegen negatieve milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf zoals geuroverlast, geluidsoverlast en fijn stof.

Het wetsvoorstel regelt 3 milieuaspecten:

  • geur
  • fijn stof
  • geluid
Als gevolg hiervan worden de Wabo, Wet geluidhinder en de Wet geurhinder en veehouderij aangepast, in die zin dat niet langer het feitelijk gebruik doorslaggevend is, maar het planologische kader.
Toch speelt ook hier ‘een goede ruimtelijke ordening’ een rol. Bij het bestemmen van de plattelandswoning dient tevens een afweging te worden gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Vanuit dit aspect kan het voor de gemeente onwenselijk zijn om de woning als zodanig te bestemmen. Er dient namelijk ook sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bewoners. Tevens mag de agrariër niet in zijn bedrijfsvoering worden gehinderd. Aspecten die mee kunnen spelen zijn bijv. een intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, geluid van ventilatoren, tractoren, etc.

gemeentelijk beleid plattelandswoning 5 redenen

Gemeentelijk beleid plattelandswoning: 5 redenen  voor gemeentelijk beleidgemeentelijke beleid plattelandswoning

De wet regelt 2 belangrijke zaken:

  • het planologisch regime wordt bepalend voor de bescherming van een gebouw tegen negatieve milieueffecten en niet langer het feitelijk gebruik;
  • voormalige agrarische bedrijfswoningen worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.
Volgens de MvT bij het voorstel is het nadeel van de functiemenging in het buitengebied dat agrarische functies en burgerfuncties elkaar in de weg zitten vanwege milieuregelgeving. Dit komt met name omdat in diverse milieuwetgeving het feitelijk gebruik van gronden en opstallen bepalend is voor de mate van milieubescherming, ongeacht of dat gebruik in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.
<
Ik denk dat bijna iedereen wel zo’n situatie kent. Een boer in ruste heeft zijn agrarische bedrijf overgedragen aan zijn zoon. De bijbehorende bedrijfswoning heeft hij verkocht aan iemand uit de stad die graag van de rust op het platteland wil genieten. Deze nieuwe bewoner klaagt al snel over stank van de boerderij en dient bij de gemeente een verzoek om handhaving in.
<
In mijn praktijk heb ik schrijnende gevallen voorbij zien komen. Voormalige agrarische bedrijfswoningen die door de makelaar op het internet of in een glanzende brochure worden aangeboden. De bijbehorende tekst vermeldt meestal niet dat er nog een agrarische bestemming geldt voor het perceel. De directe gevolgen zijn vaak erg triest: fikse ruzies tussen agrariër en nieuwe bewoner, slapeloze nachten, een onverkoopbare woning, het agrarische bedrijf dat niet kan uitbreiden, etc.
<
Voor dit soort gevallen kan het wetsvoorstel een oplossing bieden. Het wetsvoorstel gaat in op een 3-tal milieuaspecten:
  • geurhinder
  • geluidhinder
  • fijn stof (luchtkwaliteit).
Deze aspecten zijn geregeld in de Wet geurhinder en veehouderij, Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Het wetsvoorstel zorgt voor aanpassing van voornoemde wetgeving, in die zin dat niet langer het feitelijk gebruik van toepassing is van de voormalige agrarische bedrijfswoning, maar het planologische gebruik:
Aan de Wet geluidhinder wordt de volgende definitie toegevoegd die relevant is voor de plattelandswoning:
  • Woning
    Gebouw of een gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening, bedoeld in art. 3.38 van de Wro, of indien met toepassing van art. 2.12, eerste lid, van de Wabo of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in art. 1.1 van laatstgenoemde wet.
Aan de Wet geurhinder en veehouderij wordt onder meer het volgende toegevoegd aan:
  • Geurgevoelig object
    Toegevoegd wordt: ‘waarbij onder ‘gebouw, bestemd voor menselijk wonen of menselijk verblijf’ wordt verstaan: gebouw dat op grond van het bestemmingsplan, bedoeld in art. 3.1 van de Wro, (…), of, indien met toepassing van art. 2.12, eerste lid, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in art. 1.1 van laatstgenoemde wet mag worden gebruikt voor menselijk wonen of verblijf.
  • Aan art. 2 wordt het volgende toegevoegd:
    ‘In afwijking van het eerste lid is art. 1.1a van de Wabo van overeenkomstige toepassing op het nemen van een beslissing als bedoeld in dat lid. De eerste volzin is niet van toepassing op gevallen als bedoeld in art. 3, tweede lid, voor zover het een geurgevoelig object betreft dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij, en art. 14, tweede lid.
Aan de Wabo wordt het volgende artikel toegevoegd:
  • Art. 1.1a:
    1. Een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening of, indien met toepassing van art. 2.12, eerste lid, van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning door een derde bewoond mag worden, wordt met betrekking tot die inrichting voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen beschouwd als onderdeel van die inrichting, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald;2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder landbouwinrichting verstaan: Inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht.
  • Art. 2.14, toevoeging van lid 7: ‘bij de toepassing van het eerste lid worden gronden en bouwwerken in de omgeving van de inrichting in aanmerking genomen overeenkomstig het bestemmingsplan, de beheersverordening, of, indien met toepassing van art. 2.12, eerste lid, van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning.
Aan de Wet milieubeheer wordt het volgende toegevoegd:
  • Geluidgevoelig object: bij amvb als zodanig aangewezen gebouw of  terrein dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, waarvan wat betreft de bestemming wordt uitgegaan van het gebruik dat is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, bedoeld in art. 3.1 van de Wro, (…), of, indien met toepassing van 2.12, eerste lid, van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning. 
Voor de gemeente is het mogelijk om de woning in het bestemmingsplan aan te duiden als plattelandswoning. Dit houdt in dat de voormalige agrarische bedrijfswoning weliswaar gebruikt mag worden voor burgerbewoning, maar dat de woning niet langer beschermd wordt tegen negatieve milieueffecten van het bijbehorende agrarische bedrijf inzake geur, fijn stof en geluid.
Let op: Het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening blijft een rol spelen bij de plattelandswoning
Hoewel door aanpassing van de hiervoor genoemde wetgeving voormalige agrarische bedrijfswoningen niet langer beschermd worden tegen negatieve milieugevolgen ten aanzien geur, geluid en fijn stof, kan het wel zijn dat er nog wel andere negatieve milieugevolgen een rol kunnen spelen bij het bestemmen van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning.
Vanuit het aspect ‘een goede ruimtelijke ordening’ kan het onwenselijk zijn om een voormalige agrarische bedrijfswoning te bestemmen als plattelandswoning. Vanwege de negatieve milieugevolgen van het naastgelegen agrarische bedrijf kan het zo zijn dat er geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning. Bijv. kan het intensieve gebruik van gewasbeschermingsmiddelen een rol spelen, of geluidsoverlast dat zorgt dat er geen sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5 redenen voor de gemeente om beleid vast te stellen over de plattelandswoning
  • duidelijkheid scheppen wanneer er sprake is van een plattelandswoning;
  • in welke delen van het buitengebied kunnen voormalige agrarische bedrijfswoningen worden bestemd als plattelandswoning; bijv. niet in gebieden met intensieve veeteelt of in landbouwontwikkelingsgebieden;
  • ontwikkeling van het naastgelegen agrarische bedrijf; uitbreiding van bedrijfsactiviteiten binnen afzienbare termijn?
  • gezondheidsaspecten;
  • karakter en leefbaarheid van het gebied.
Vanuit het aspect een goede ruimtelijke ordening kan het voor een gemeente onwenselijk zijn om extra burgerbewoning toe te staan nabij agrarische bedrijven in bepaalde gebieden van het buitengebied. Verder geeft beleid extra zekerheid voor bewoners en potentiële kopers van bedrijfswoningen om te weten of de gemeente al dan niet meewerkt aan de planologische omzetting naar plattelandswoning.

wetsvoorstel Plattelandswoning biedt geen oplossing voor bewoners voormalige agrarische bedrijfswoningen

Wetsvoorstel Plattelandswoning biedt geen oplossing voor bewoners voormalige agrarische bedrijfswoningwetsvoorstel plattelandswoning

Naar het Wetsvoorstel Plattelandswoningen (TK, 2011-2012, 33 078, nr. 2) is door vele huiseigenaren in het buitengebied reikhalzend uitgekeken. Het zou een oplossing bieden voor bewoners van voormalige agrarische bedrijfswoningen op gronden waar nog steeds een agrarische bestemming voor geldt. Deze bewoners vallen in juridisch-planologische zin vaak tussen ‘wal en schip’, omdat ze meestal in strijd met het bestemmingsplan de woning bewonen en de gemeente de bestemming niet kan of wil wijzigen. In dit artikel komt aan de orde dat het wetsvoorstel geen oplossing biedt voor eigenaren van voormalige agrarische bedrijfswoningen.

Huidige situatie In het buitengebied staan steeds meer voormalige agrarische bedrijfswoningen te koop. Vanwege de meesetal mooie ligging en omgeving lijkt het voor een potentiële koper vaak aantrekkelijk om de woning te gaan bewonen. In de makelaarsbrochure ziet de woning er ook vaak erg aantrekkelijk uit, er zijn volop mogelijkheden: ‘er zit alleen nog een agrarische bestemming op’. De gevolgen van dit laatste worden meestal erg onderschat. De gemeente kan pas de agrarische bestemming wijzigingen in de bestemming ‘Wonen’ als het gebruik voor woondoeleinden niet de agrarische bedrijfsvoering hindert van de naastgelegen agrariër. Verder geldt nog de eis dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig moet zijn voor de potentiële bewoner(s).

Wat regelt het Wetsvoorstel Plattelandswoning?

  • Ten eerste wordt algemeen geregeld dat het planologische regime, en niet langer het feitelijke gebruik bepalend wordt voor de bescherming die een gebouw of functie geniet tegen negatieve milieueffecten, zoals tegen geluid en stank. Illegaal bewoonde bedrijfspanden op bijv. bedrijventerreinen kunnen onbedoeld akoestisch worden beschermd.
  • Ten tweede regelt het wetsvoorstel dat een voormalige agrarische bedrijfswoning niet langer wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Met andere woorden, indien u in een voormalige agrarische bedrijfswoning woont, dan hoeft de gemeente niet langer met de woning rekening te houden om de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf te beschermen.

Plattelandswoning opnemen in het bestemmingsplan Het wetsvoorstel geeft aan dat in het bestemmingsplan de voormalige agrarische bedrijfswoning kan worden aangeduid als ‘voormalige agrarische bedrijfswoning’. In de planregels in het bestemmingsplan kan – aldus het voorstel – dan worden opgenomen dat de woning (tevens) bewoond mag worden door iemand die geen functionele binding met het nabijgelegen agrarische bedrijf heeft. Let op! Hierdoor wijzigt de agrarische bestemming niet! Bij deze aanduiding zal de gemeente echter naar mijn mening nog steeds moeten afwegen of er ter plaatse wel een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is voor de bewoners van de voormalige agrarische bedrijfswoning. Dit is een zeer ruim criterium dat de gemeente in acht moet nemen bij planologische wijzigingen. De vraag is hoe de gemeente dit moet gaan onderbouwen. In het wetsvoorstel wordt hier heel gemakkelijk mee omgegaan. Gezegd wordt dat de gemeente hiervoor beleid kan opstellen: “De besluitvorming door het gemeentebestuur kan worden ondersteund met ruimtelijk beleid inzake plattelandswoningen.” Hoewel de bewoners van de plattelandswoning niet langer tegen milieuhinder worden beschermd, blijft m.i. wel bijv. het gezondheidsaspect meewegen m.b.t. geluid, stof en geur of drift van gewasbeschermingsmiddelen. Ook dit aspect moet deel uitmaken van het afwegingskader voor een ‘aanvaardbaar woon- en leefklimaat’

Wilt u een plattelandswoning realiseren?

omgevingsjurist