Kruimelgevallenregeling en geluid kamerverhuur

Kruimelgevallenregeling en geluid kamerverhuurkruimelgevallenregeling

Het college van B&W van Maastricht heeft een omgevingsvergunning verleend voor het splitsen van een woning voor kamerverhuur. Het hiertegen gemaakte bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens is beroep ingesteld bij de rechtbank. De buren vrezen geluidsoverlast en vinden dat het college het aspect geluid onvoldoende bij de belangenafweging van de omgevingsvergunning heeft betrokken en stelde beroep in. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat volgens de rechtbank uit het door het college gehanteerde beleid volgt dat aan de criteria uit het beleid wordt getoetst en de eventuele geluidsoverlast bij het verlenen van de omgevingsvergunning. De gemeente heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Rechtbank verklaart zinsnede uit kruimelgevallenregeling t.a.v. overlast en geluid overbindend

Volgens de rechtbank is toepassing van de kruimelgevallenregeling een discretionaire bevoegdheid van het college en dient het college daarbij alle ruimtelijk relevante belangen die rechtstreeks bij zijn aanvraag zijn betrokken, te wegen. De rechtbank heeft overwogen dat geluidsoverlast een belang is dat bij de aanvraag een rol kan spelen, omdat vanuit kamergewijs verhuurde woningen door een toename van het aantal leefritmes in een woning in het algemeen meer druk op de woonomgeving van anderen uitgaat in de vorm van overlast dan vanuit woningen met gezinsbewoning. Dit maakt een kameromzetting niet per definitie onaanvaardbaar, maar wel moet worden bezien of de te verwachten (geluid) overlast vanuit de betreffende woning evenredig is, waarbij aan de omgevingsvergunning desnoods meetbare voorschriften kunnen worden verbonden, aldus de rechtbank. Daarom heeft de rechtbank de zinsnede uit het beleid ‘Overige negatieve effecten voor de leefbaarheid als gevolg van splitsing en omzetting (zoals geluidsoverlast door huisfeesten, verkeer van en naar cafés en het ontbreken van een aanspreekpunt in de gesplitste/omgezette woning) worden niet getoetst bij de aanvraag onverbindend verklaard.

De Afdeling overweegt als volgt: “Het beleid houdt in dat overige negatieve effecten voor de leefbaarheid als gevolg van splitsing en omzetting (zoals geluidsoverlast door huisfeesten, verkeer van en naar cafés en het ontbreken van een aanspreekpunt in de gesplitste / omgezette woning) niet worden getoetst bij de aanvraag, omdat het bestrijden of voorkomen van overlast in eerste instantie moet zijn gericht op de veroorzaker van de overlast en niet de woningeigenaar. Hieruit volgt dat aspecten zoals geluidsoverlast niet op andere wijze bij de beoordeling van de aanvraag zullen worden betrokken. Bij de beoordeling of een aanvraag in strijd is met een goede ruimtelijke ordening dienen dergelijke aspecten echter te worden betrokken. Lees meer in r.o. 5.1 e.v. van uitspraak ABRS 28 februari 2018, 201701003/1/A1.

Vragen over geluid en een goede ruimtelijke ordening? Bel De Omgevingsjurist: 010 – 268 0689 of mail.

 

 

 

Aantal bewoners kamerverhuur ruimtelijk relevant voor woon-en leefklimaat omgeving

Aantal bewoners kamerverhuur is ruimtelijk relevant voor woon- en leefklimaat voor omgeving

Kamerverhuur – Met name voor studentensteden is deze uitspraak van belang.  In centrumgebieden zijn van oudsher vaak al veel woningen studenten woonachtig. Het is dan voor de gemeente lastig om een onderscheid te maken in bestemmingsplannen in de definitie van ‘Wonen’ tussen studentenbewoning, meergezinswoningen of eengezinswoningen. Een strak onderscheid zorgt er namelijk voor dat er geen mix meer mogelijk is tussen studentenwoningen en eengezinswoningen, etc.

Met name oudere bewoners in binnensteden ergeren zich nogal eens aan de overlast die studenten veroorzaken. (Zelf nooit jong geweest?). In onderhavige uitspraak komt een bestemmingsplan aan de orde waar iets soortgelijks speelt. Appellant voert aan dat met de in het bestemmingsplan opgenomen definitie van wonen geen onderscheid wordt gemaakt in de vorm van bewoning, zoals eengezinswoningen, meergezinswoningen of kamerbewoning of kamerverhuur.

Om de vorm van bewoning zoveel mogelijk vrij te laten heeft de gemeente een ruime definitie opgenomen in het bestemmingsplan. De Afdeling zegt hierover het volgende:

Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 22 november 2006, in zaak nr. 200600355/1/, kan het aantal bewoners van een pand dat voor kamerverhuur is bestemd ruimtelijk relevant worden geacht voor en van invloed zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving. Hierbij zijn factoren als parkeerdruk en (geluid)hinder van belang. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2012, in zaak no. 201107961/1/A1, volgt dat een ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van een pand door studenten en door een gezin; de ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden bewoners. Zie verder r.o. 3.5. van uitspraak ABRS 23 oktober 2013, no. 201302567/1/R6

Kamerverhuur bestemmingsplan en 10% norm Huisvestingsverordening is ruimtelijk relevant

Kamerverhuur bestemmingsplan en 10% norm in Huisvestingsverordening is ruimtelijk relevant 

Zo op het eerste oog een wat vreemde uitspraak.

Het college van b&w heeft een ‘buitenplanse’ omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een gebouw tot studentenkamers. Op het perceel rust de bestemming ‘Woondoeleinden’ en het gebruik van het gebouw voor studentenhuisvesting is hiermee in strijd.

Volgens appellant kon het college ter motivering van de verlening van de omgevingsvergunning niet volstaan met verwijzing naar de 10%-norm uit de Huisvestingsverordening van de gemeente, nu daarin geen ruimtelijk relevante belangen zijn betrokken. Volgens hem is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de voorziene overlast en kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet worden gegarandeerd.

Volgens de 10%-norm in voornoemde verordening kan het college van b&w een omzettingsvergunning weigeren indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omzettingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur of kamerverkoop zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend  woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft; een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw wordt in ieder geval aanwezig geacht indien meer dan 10% van de tot bebouwing bestemde gebouwen in de betreffende staat met dezelfde postcode wordt gebruikt voor huisvesting als bedoeld in artikel 2.2.2.

De Afdeling overweegt:Anders dan appellant stelt, is de in de verordening opgenomen 10%-norm blijkens de tekst van artikel 2.2.4 van de verordening alsmede de toelichting daarop mede tot stand gekomen op basis van ruimtelijke argumenten, op grond waarvan in een concreet geval voor woonruimte al dan niet een vergunning kan worden verleend. Gebleken is dat in de Bildsestraat met hetzelfde postcodegebied nog tien van de elf zelfstandige woningen overblijven, zodat minder dan 10% van deze woningen wordt gebruikt als onzelfstandige woonruimte. (…) Ter zitting heeft het college voorts toegelicht dat de omstandigheid dat het bouwplan aan de 10%-norm voldoet, onverlet laat dat per concreet geval dient te worden onderzocht of in de directe omgeving van het gebouw onaanvaardbare overlast wordt ondervonden.”

Zie uitspraak ABRS 24 april 2013, no. 201206706/1/A1.

 

 

Kamerverhuur woning onbeperkt mogelijk maken binnen bestemming ‘Wonen’ in strijd met goede ruimtelijke ordening

Kamerverhuur woning: Het onbeperkt mogelijk maken van kamerverhuur binnen bestemming ‘Wonen’ is in strijd met een goede ruimtelijke ordening

Appellant kan zich niet verenigen met de bestemming ‘Wonen’ die aan de gronden is toegekend in samenhang met de definities van ‘woonhuis’ en ‘woning’. Volgens hem is deze regeling in strijd met een goede ruimtelijke ordening en de zorgvuldigheid, omdat deze kamerverhuur mogelijk maakt bij ieder woonhuis en geen beperking stelt aan het aantal kamers dat per woonhuis mag worden verhuurd.

De gemeente stelt dat ervoor gekozen is om de ruimtelijke afweging en regulering van kamerverhuur voortaan alleen nog te laten plaatsvinden via de gemeentelijke huisvestingsverordening.

De Afdeling overweegt: Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2011, in zaak no. 201006022/1/R1, kan het aantal bewoners van een pand dat voor kamerverhuur is bestemd ruimtelijk relevant, worden geacht voor en van invloed zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving. Hierbij zijn factoren als parkeerdruk en (geluid)overlast van belang. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2012, in zaak nr. 201107961/1/A1, volgt dat een ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van een pand door studenten en door een gezin; de ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden bewoners. (…)

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan gaat het om de beoordeling en afweging of een bestemming van die kamerbewoning toestaat dan wel uitsluit vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Deze beoordeling en afweging is een andere dan de afweging die plaatsvindt bij het beoordelen van de vraag of in een concreet geval voor een woonruimte al dan niet een omzettingsvergunning op grond van de Huisvestingswet en – verordening kan worden verleend. (…)

Door, onder verwijzing naar de Huisvestingsverordening in de plantoelichting, in het plan kamerverhuur binnen de bestemming ‘Wonen’ zonder ruimtelijke afweging als bedoeld in artikel 3.1 van de Wro in elke woning onbeperkt mogelijk te maken, wordt dan ook niet voldaan aan het in artikel 3.1 van de Wro neergelegde vereiste dat bij het bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen.”

Zie uitspraak 10 april 2013, no. 201202768/1/R4

 

buitenlandse werknemers en wonen bestemmingsplan

Buitenlandse werknemers en wonen bestemmingsplan – of huisvesting van buitenlandse werknemers is toegestaan in reguliere woning hangt af van definitie in bestemmingsplan

In de gemeentelijke praktijk doet zich onderstaande casus veelvuldig voor. Een woning in een doorsnee woonwijk die gebruikt wordt voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, gedurende de periode dat ze bijv. ingezet worden voor de aspergeteelt of andere landbouwactiviteit.

In het verleden werden buitenlandse werknemers vaak in caravans of in schuren op het boerenerf gehuisvest gedurende periode dat ze met de oogstwerkzaamheden bezig waren. Dit leidde soms tot onmenselijke situaties. Om die reden worden de tijdelijke werknemers vaak in ‘gewone’ woningen geplaatst. Dit leidt echter weer vaak tot klachten van omwonenden vanwege overlast, etc.

Zo ook in de casus van een uitspraak van de Afdeling van 21 november 2012, no. 201202349/1/A1. De buurtbewoners hebben bij de gemeente een verzoek om handhaving ingediend op om te treden tegen het gebruik van de woning voor de huisvesting van buitenlandse werknemers. De gemeente heeft het verzoek afgewezen. In beroep wordt gesteld dat dit onterecht is, omdat de woning wordt gehuurd door een uitzendbureau die de woning gebruikt voor de huisvesting van haar buitenlandse werknemers. De gehele woning wordt volgens hen bedrijfsmatig gebruikt voor kamerverhuur.

De Afdeling stelt de gemeente in het gelijk:De rechtbank heeft terecht overwogen dat nu het begrip ‘Wonen’ in het bestemmingsplan niet is gedefinieerd, ervan uit moet worden gegaan dat diverse woonvormen, waaronder de verhuur van kamers aan individuele huurders, zijn toegestaan, zodat er geen overtreding van de voorschriften van het bestemmingsplan plaatsvindt. (…) Hoewel Work Support de woning huurt en beschikking stelt aan haar buitenlandse werknemers, gebruiken de werknemers de woning alleen ten behoeve van het wonen als bedoeld in de planvoorschriften.”

omgevingsjurist

 

kamerverhuur bestemmingsplan en planregels

Kamerverhuur bestemmingsplan – maximeren aantal bewoners is ruimtelijk relevant

De raad had in onderhavig bestemmingsplan onder meer de volgende planregel opgenomen:

Het totale aantal bewoners mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bewoners’ is aangegeven.”

De Afdeling acht deze beperking ruimtelijk relevant in een uitspraak van 16 maart 2011 (no. 201006022/1/R1). Zij neemt daarbij in aanmerking dat het aantal bewoners van een pand dat voor kamerverhuur is bestemd van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving.

Bij deze beperking was een koppeling gelegd tussen de toegekende bestemming en de daaruit mogelijkerwijs voortvloeiende parkeerhinder en (geluids)overlast. Deze aspecten zijn ruimtelijk relevant. [kamerverhuur bestemmingsplan]