voormalige agrarische bedrijfswoning en goed woon- en leefklimaat

Voormalige agrarische bedrijfswoning en goed woon- en leefklimaatvoormalige agrarische bedrijfswoning

Casus Het bestemmingsplan voorziet in de wijziging van de bestaande agrarische bestemming naar de bestemming ‘Wonen’ voor een voormalige agrarische bedrijfswoning. De naastgelegen veehouder betoogt in beroep dat hij door de wijziging van de bestemming wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden. Volgens hem heeft het college de woning ten onrechte aangemerkt als een geurgevoelig object dat deel uitmaakt van een andere veehouderij, omdat het bedrijf op dat perceel sinds 1996 feitelijk door de maatschap, en niet door de toenmalige eigenaar van het perceel, werd uitgeoefend. Verder is volgens hem voor de mate van bescherming tegen geurhinder van een voormalige bedrijfswoning die van een bestaande veehouderij is afgesplitst de planologische status van de woning bepalend. Artikel 3, lid 2 van de Wet geurhinder en veehouderij is volgens hem niet van toepassing. Tenslotte betoogt hij dat ter plaatse van de woning een goed woon- en leefklimaat niet kan worden gegarandeerd.

Het college stelt zich op het standpunt dat de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderij dienen te worden beoordeeld aan de hand van art. 3, lid 2 van de Wgv, aangezien de woning na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een veehouderij. Het college is verder van  mening dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, aangezien er wordt voldaan aan de norm die geldt op grond van de Wgv. De Afdeling is het eens met de eerste deel van het betoog van het college. Echter niet met het tweede gedeelte:

Afdeling De enkele stelling van het college dat aan de normen op grond van de Wgv wordt voldaan is onvoldoende om te kunnen aannemen dat ter plaatse van de in het plan voorziene woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Niet is gebleken van enig nader onderzoek naar de daar te verwachten geurbelasting. (..) Gezien het voorgaande is het bestreden besluit op dit punt onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd.” Zie ABRS 4 april 2012, no. 201009530/1/R4

Vaste jurisprudentie: “Indien de voor veehouderijen toepasselijke norm wordt overschreden, volgt hieruit niet dat ter plaatse geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Evenzeer geldt dat, ook indien de voor veehouderijen toepasselijke norm niet wordt overschreden, er niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.” 

Tip: Voer altijd een onderzoek uit naar een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat uit ter plaatse. Betrek hierin de plaatselijke geurbelasting. Laat tenminste zien dat er aandacht aan is besteed.

omgevingsjurist

mer windturbines op twee afzonderlijke bedrijventerreinen

mer windturbines op twee afzonderlijke bedrijventerreinenmer windturbines

Het komt regelmatig voor dat gemeenten beoordelen dat er geen MER nodig is voor een bepaalde activiteit. Deze ‘krappe’ beoordelingen over milieueffecten van een project vind ik niet gepast bij de overheid die naar mijn mening een voorbeeldfunctie vervult. Bij met name de burger, maar ook bij de rechterlijke macht, ‘scoort’ de overheid punten als er uitvoerig onderzoek is gedaan naar milieueffecten van een bepaald project. Een anticiperende houding kan verder ook nog eens beroepschriften voorkomen bij de Afdeling waardoor de procedure vlotter verloopt.

mer windturbines – Het onderhavige bestemmingsplan maakt de komst van 4 windturbines mogelijk. Op het naastgelegen bedrijventerrein – in een andere gemeente – worden 5 windturbines voorzien. Appellanten stellen dat in een afzonderlijk MER had moeten worden ingegaan op de milieueffecten van de windturbines in het voorliggende bestemmingsplan in samenhang met de voorziene windturbines op het naastgelegen bedrijventerrein, nu sprake is van één project.

De raad stelt zich op het standpunt dat alle milieueffecten zijn onderzocht. Voor de 5 windturbines op het naastgelegen bedrijventerrein is door de buurgemeente een aparte MER opgesteld. Ook heeft volgens de raad intensief overleg plaatsgevonden en zijn diverse onderzoeken gezamenlijk uitgevoerd. In de m.e.r.-beoordeling zijn de effecten van de windturbines in samenhang bezien, aldus de raad. De raad heeft geconcludeerd in de m.e.r.-beoordeling dat er in het kader van de m.e.r.-regelgeving sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht.

De Afdeling stelt de volgende vragen:

  1. Moeten de in het plan voorziene windturbines en de voorziene windturbines op het aangrenzende bedrijventerrein als één activiteit te worden aangemerkt? Volgens de Afdeling is er sprake van één activiteit. De hoogte van de windturbines is op elkaar afgestemd en er is gekozen voor hetzelfde type windturbine. Daarnaast worden de windturbines in een lijnopstelling opgericht, waarbij tussen de windturbines sprake is van een regelmatige onderlinge afstand.
  2. Voldoet de activiteit aan de drempelwaarde? De windturbines hebben gezamenlijk een vermogen van meer dan 15 megawatt. Daarmee wordt voldaan aan de in cat. 22.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit mer. Derhalve is sprake van een plan als bedoeld in 3.1 van de Wro en diende een m.e.r. voor plannen te worden uitgevoerd.
Hieruit volgt dat niet kan worden volstaan met een m.e.r.-beoordeling. Deze procedure is immers met minder procedurele waarborgen omkleed, terwijl voorts – aldus de Afdeling – aan een m.e.r. voor plannen andere inhoudelijke eisen worden gesteld dan aan een m.e.r.-beoordeling. Het bestreden besluit is in strijd met art. 7.26c van de Wet milieubeheer. Zie verder ABRS 29 februari 2012, no. 201003801/1/R2.

groene buffer borgen in planregels bestemmingsplan

Groene buffer borgen in planregels bestemmingsplangroene buffer

Het bestemmingsplan maakt een groene buffer met een breedte van 17 tot 24 m mogelijk. De gronden waarop de bufferzone is gesitueerd hebben de bestemming ‘Groen’ en de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – recreatief gebruik’. De raad motiveert dat de groene buffer de overlast van de naastgelegen sportvelden moet beperken voor de aangrenzende woningen. Het uitgangspunt van het plan is volgens de raad om de sportactiviteiten die plaatshebben bij of op de sportvelden niet dichter bij het perceel van appellant te laten komen dan in de bestaande situatie het geval is. Daarbij wordt de thans aanwezige beplanting volgens de raad in stand gehouden. Nu is ter plaatse van de gronden met de bestemming ‘Groen’ en de hiervoorgenoemde nader aanduiding gras en een strook beplanting aanwezig van ongeveer 4 m.

De Afdeling overweegt: “De raad heeft mede gelet op de ter plaatse toegestane activiteiten voor verenigingsdoeleinden evenwel in het plan niet geregeld of gemotiveerd op welke wijze het behoud van de aanwezige beplanting in de strook is gewaarborgd”. Zie ABRS 28 maart 2012, 201104309/1/R1.

Noot

Het basisprincipe in het ruimtelijke ordeningsrecht is ’toelatingsplanologie’. Dit houdt in dat met de toekenning van een bestemming in een bestemmingsplan de verwezenlijking daarvan niet is gegeven. Evenmin is de feitelijke inrichting juridisch af te dwingen. Sinds de uitspraak ‘Linderveld’ is enige relativering van dit uitgangspunt op zijn plaats. Met een voorwaardelijke bepaling in de planregels bestaat de mogelijkheid om de buffer min of meer ‘af te dwingen’. Voor meer details en een praktijkvoorbeeld verwijs ik naar de uitspraak van ABRS 29 december 2010, LJN: BO9160, r.o. 2.7.1.

omgevingsjurist

bedrijfswoningen op bedrijventerrein en goede ruimtelijke ordening

Bedrijfswoningen op bedrijventerrein en goede ruimtelijke ordeningbedrijfswoningen

Deze uitspraak van 28 maart 2012 laat weer eens zien dat bij de vaststelling van ruimtelijke besluiten het afwegingskader – en vangnet –  ‘een goede ruimtelijke ordening’ vrijwel altijd geldt. Het onderhavige projectbesluit maakt de opslag van autowrakken mogelijk op een bedrijventerrein. Met het projectbesluit wordt een illegale situatie gelegaliseerd. Op een afstand van 90 m staan op het bedrijventerrein twee woningen gesitueerd. Deze woningen kunnen als bedrijfswoningen worden aangemerkt (met de bestemming ‘Industriële doeleinden’). De aanbevolen afstanden uit de VNG-brochure zijn hier niet van toepassing, nu de beide bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn gesitueerd en de afstanden uit de VNG-brochure betrekking hebben op burgerwoningen, scholen, ziekenhuizen en andere gevoelige bestemmingen. Toch – zo overweegt de Afdeling – diende het college ‘uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening te beoordelen of het project geen onevenredige geluidhinder meebrengt. (..) De gevolgen van het gebruik van de wrakkenopslag diende in de belangenafweging te worden betrokken.” Zie ABRS 28 maart 2012, no. 201101705/1/A1.

Praktijktip: Besteed altijd aandacht in de toelichting van een ruimtelijke besluit aan het aspect ‘een goede ruimtelijke ordening’, ook al laat bijv. het uitgevoerde (technische) akoestische onderzoek zien dat de grenswaarden niet worden overschreden. Zonder ‘juridische vertaling’ van het technische milieuonderzoek naar een goede ruimtelijke ordening, loopt de gemeente het risico dat een besluit alsnog ‘onderuit gaat’ bij de rechter vanwege een motiveringsgebrek.

Vragen of een onderbouwing nodig?

omgevingsjurist

elektromagnetische straling en afstand tot woning

Elektromagnetische straling tractieonderstation en afstand tot woningelektromagnetische straling

In een uitspraak van 21 maart 2012, no. 201104688/1/A1 komt een bestemmingsplan aan de orde dat een tractieonderstation mogelijk maakt ten behoeve van het openbaar vervoer (tramlijnen). Volgens Wikipedia is een onderstation een elektrische installatie in het hoogspanningsnet. Een tractieonderstation voedt de bovenleidingen van de railinfrastructuur. Het bouwplan voorziet in de realisering van een tractieonderstation ten behoeve van het openbaar vervoer, bestaande uit twee containers met daaromheen een muur.

Volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ wordt in verband met het aspect gevaar een afstand aanbevolen van tenminste 10 m tussen een woning en een onderstation. Het onderstation is voorzien op minder dan 10 m van een woning zonder nadere motivering. De gemeente heeft erkend middels een onderzoek dat een tractieonderstation elektromagnetische storing kan veroorzaken in woningen dan wel aan de apparatuur van omwonenden. De Afdeling oordeelt dat om die reden nader onderzoek nodig was naar de gevolgen van de realisering van het tractieonderstation op de locatie in kwestie.

omgevingsjurist

meetpunt Activiteitenbesluit en meetpunt bestemmingsplan

Meetpunt Activiteitenbesluit en meetpunt bestemmingsplan zijn verschillendmeetpunt activiteitenbesluit

Het bestemmingsplan in kwestie maakt onder meer (burger)woningen mogelijk nabij een melkveehouderij. De agrariër stelt dat hij gelet op de afstand tussen zijn bedrijf en de woningen onevenredig in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. Hij wijst erop dat binnen een afstand van 50 m van zijn inrichting, die onder meer bestaat uit een verblijf voor landbouwhuisdieren en een kuilvoeropslag, woningen zullen worden opgericht.

De raad stelt dat op het agrarische bedrijf het Besluit landbouw milieubeheer (thans: Activiteitenbesluit) van toepassing is, zodat bij ruimtelijke ontwikkelingen vanaf de inrichting een afstand van 50 m moet worden aangehouden om het Blm op de inrichting van appellant van toepassing te laten blijven. Een van de woningen valt weliswaar binnen de afstand van 50 m, maar hierin mogen geen geurgevoelige activiteiten plaatsvinden, aldus de raad.

De Afdeling overweegt over meetpunt Activiteitenbesluit: “dat voor de vraag of het Blm op een inrichting van toepassing is ingevolge artikel 4, vierde lid van het Blm de afstanden bedoeld in het tweede en derde lid, weliswaar worden gemeten vanaf de buitenzijde van een object tot het dichtsbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf, maar dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel als meetpunt de grens van het bouwvlak van het agrarische bedrijf dient te worden  genomen. Binnen het gehele bouwvlak kan immers bedrijfsbebouwing tot stand komen waarin landbouwhuisdieren worden gehouden. Een uitzondering hierop kan slechts worden gemaakt als zeker is dat het bedrijf geen uitbreidingsmogelijkheid meer heeft noch de mogelijkheid om binnen het bouwvlak nieuwe bebouwing voor het houden van landbouwhuisdieren op te richten. In het laatste geval kan gemeten worden vanaf de grens van de bebouwing. Niet kan worden uitgesloten dat op het bouwvlak van appellant bedrijfsbebouwing kan worden opgericht waarin landbouwhuisdieren worden gehouden, op een afstand van minder dan 50 m van op de percelen toegestane geurgevoelige bebouwing. Niet duidelijk is derhalve of de hiervoor beschreven uitzondering zich voordoet. De raad heeft dit onvoldoende onderzocht. Daarom is ook niet duidelijk of het plan ertoe kan leiden dat het Blm niet meer op de inrichting van appellant van toepassing is.” Zie uitspraak ABRS 21 maart 2012, 201104247/1/R3, r.o. 2.11 e.v.

omgevingsjurist

webwinkel en bestemmingsplan tips

Webwinkel en bestemmingsplan tipswebwinkel en bestemmingsplan

Detailhandel via internet bezorgt gemeenten hoofdbrekens

De verkoop via internet is in 2011 sterk gegroeid. De verwachting is dat de Nederlandse interneteconomie ook de komende jaren fors zal groeien. Detailhandel via internet bezorgt zowel gemeenten als ondernemers nogal eens hoofdbrekens. Regelmatig komt in het nieuws dat de gemeente een ondernemer belemmert om een webwinkel te beginnen. Dat beeld is naar mijn mening ongenuanceerd en onjuist. Wel is het zo dat deze vorm van detailhandel meestal niet past in de reguliere definities die in bestemmingsplannen worden gebruikt. Ook lastig is dat er verschillende vormen van internetwinkels zijn:

  • webshop waar alleen een elektronische transactie tot stand komt
  • webshop met opslag en verzending
  • webshop met tevens afhaalmogelijkheid
  • webshop met afhaalmogelijkheid en mogelijkheid om producten ter plaatse te bekijken.
Webwinkel en bestemmingsplan: is het mogelijk een webshop te beginnen in een woning?
Het is belangrijk om voor de start van een webshop eerst het bestemmingsplan te bekijken. In het bestemmingsplan is het gebruik van gronden en de hoogte van bouwwerken geregeld. De bestemming en de planregels geven aan wat wel en niet is toegestaan. Bij de gemeente kun je het bestemmingsplan opvragen en inzien. Bestemmingsplannen die na 1 juli 2008 zijn vastgesteld door de gemeente zijn digitaal te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl. Oudere plannen kun je inzien bij het loket van Bouwen en wonen bij de gemeente.
Ruimtelijke uitstraling van webshop is belangrijk
Indien voor de woning de bestemming ‘Wonen’ of ‘Woondoeleinden’ geldt is het in de meeste gevallen mogelijk een webwinkel te beginnen in een woning. Het hangt echter af welke ruimtelijke uitstraling de internetwinkel heeft. De webshop mag geen ‘groot ruimtelijk impact’ hebben. Dit houdt in dat de webshop ondergeschikt moet blijven aan het hoofdgebruik als woning. De verkoop van producten mag bijv. niet leiden tot meer bezoekers. Dit kan immers leiden tot parkeerproblemen in de nabije omgeving. Hou er rekening mee dat gemeenten hier vaak klachten over ontvangen van buurtbewoners. Voorkom dus dat klanten de aangekochte spullen moeten ophalen.
Ook het aanhouden van grote voorraden (opslag van goederen) kan leiden tot overlast voor de buurt of er voor zorgen dat de woonfunctie niet meer het hoofdgebruik van de woning is. Er ontstaat in dat geval strijd met het bestemmingsplan. De gemeente kan dan handhavend gaan optreden. Ook een reclamebord voor de webshop aan de woning is meestal niet toegestaan. Heeft een webshop wel een groot ruimtelijk impact dan zal de gemeente de webshop meestal als detailhandel aanmerken en is het gebruik op grond van de bestemming ‘Wonen’ of ‘Woondoeleinden’ niet toegestaan.
Belangrijkste aandachtspunten
  • check vooraf het bestemmingsplan bij de gemeente
  • laat klanten de aangekochte goederen niet ophalen bij de woning, maar laat de goederen per post verzenden
  • voorkom grote voorraden die tot overlast voor de buurt kunnen leiden of tot strijdig gebruik van de woning
  • reclameborden voor de webshop aan de woning zijn niet toegestaan
  • voorkom overlast voor de buurt
Meer weten?

geurhinder hout en VNG brochure

Geurhinder hout en VNG-brochuregeurhinder hout

Deze uitspraak is belangrijk omdat hierin wordt weergegeven dat de vergaarbak van ‘een goede ruimtelijke ordening’ altijd een rol speelt bij ruimtelijke besluiten en door gemeenten nog steeds wordt onderschat. Men houdt vaak vast aan beleid, wetgeving of VNG-brochure. Dit ligt ook voor de hand. Toch zijn er aspecten, zoals geur of geluid die niet door wetgeving of beleid worden ondervangen. Dan blijft de vraag over of het project al dan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Het bestemmingsplan dat aan de orde komt in een uitspraak van de Afdeling van 29 februari 2012, 201102748/1/R4, maakt met de bestemming ‘Agrarisch-Sierteelt’ een hoveniersbedrijf en sierteelt mogelijk. Bij deze functies is mede opslag toegestaan. Appellant betoogt geurhinder te vinden van de opslag van Bankirai hout. Hij vreest voor een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat vanwege geurhinder hout.

De raad stelt zich op het standpunt dat de opslag van materialen een lichte milieubelastende activiteit is, waarvoor volgens de VNG-brochure geen afstand hoeft te worden aangehouden. De opslag van materialen, waaronder hout, is toegestaan op vrij korte afstand van de woning van appellant.

De Afdeling redeneert als volgt: Het enkele feit dat de VNG-brochure geen afstand voor geur aanbeveelt voor een groothandel in hout, (..), betekent niet dat de raad kon afzien van het doen van onderzoek naar geurhinder om te beoordelen of of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van appellant kan worden gewaarborgd”.

Zie uitspraak ABRS 29 februari 2012, no. 201102748/1/R4

omgevingsjurist

gezondheidsrisico hoogspanningsleidingen onvoldoende onderzocht

Gezondheidsrisico hoogspanningsleidingen onvoldoende onderzochtgezondheidsrisico hoogspanningsleidingen

Een geslaag beroep op gezondheidsrisico hoogspanningsleidingen  Het bestemmingsplan in kwestie maakt het mogelijk om twee bestaande hoogspanningsleidingen behalve op de grond ook ondergronds aan te leggen. Appellant vreest voor de gezondheid van zijn kinderen vanwege de bundeling van de 150 Kv hoogspanningsleiding met de 380 Kv hoogspanningsleiding die op 20 m afstand van zijn huis ligt. Vanwege de aanleg zijn er op verschillende plaatsen opstijgpunten noodzakelijk. Het punt waarop de kabel bovengronds komt, heet een opstijgpunt.  De raad heeft volgens de Afdeling niet onderzocht op welke locaties opstijgpunten mogelijk moeten worden gemaakt en welke gevolgen deze voorzieningen kunnen hebben op de omvang van de magneetveldzone en op de mogelijke gezondheidsrisico’s ter plaatse. 

Zie verder uitspraak ABRS 29 februari 2012, no. 201103503/1/R3.

omgevingsjurist

Spuitzone boomteelt ook bij niet volwaardig bedrijf

Spuitzone boomteelt ook bij niet volwaardig bedrijf

Het is inmiddels vaste jurisprudentie van de Afdeling dat het al dan niet hobbymatig telen van bomen of het al dan niet uitoefenen van een volwaardig boomteeltbedrijf, niet relevant zijn bij het afwijken van de afstand van 50 m. Alleen wat het bestemmingsplan toestaat is relevant. Indien boomteelt op grond van het bestemmingsplan is toegelaten dient van dit gebruik te worden uitgegaan. Zie uitspraak van 29 februari 2012, no. 201107216/1/R2.