Goed woon- en leefklimaat nabij gezondheidscentrum?

Goed woon- en leefklimaat nabij gezondheidscentrum?goed woon- en leefklimaat

De gemeente Heerlen heeft een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van een gezondheidscentrum. Hierin zijn onder meer een huisartsenpraktijk en een apotheek gevestigd.

Appellanten betogen dat vanwege het parkeerterrein er geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd bij hun woningen. Ze vrezen geluidsoverlast vanwege dichtslaande portieren, draaiende motoren en stemgeluid van bezoekers aan het gezondheidscentrum.

De Afdeling overweegt als volgt: “Niet in geschil is dat de inrichting die met de vergunning wordt uitgebreid een type A inrichting is als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dit betekent dat voor de inrichting, waartoe ook het parkeerterrein behoort, de geluidsgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit gelden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) geldt ook bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo, dat slechts omgevingsvergunning kan worden verleend als het aangevraagde project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Die strijd doet zich onder meer voor als een goed woon- en leefklimaat als gevolg van het project niet is gewaarborgd of als op voorhand reden bestaat om aan het nemen dat het project niet uitvoerbaar is. Of het gezondheidscentrum met de bijbehorende parkeerplaats kan voldoen aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit is zowel van belang voor de vraag of het project uitvoerbaar is als voor de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Bij die laatste vraag kan overigens niet worden volstaan met een toets aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Ook geluid waarop die grenswaarden geen betrekking hebben, zoals het stemgeluid van bezoekers van het bij de inrichting behorende parkeerterrein, dient betrokken te worden bij de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Voorafgaand aan het nemen van het besluit (…) diende dan ook voldoende inzicht te bestaan in het door het gezondheidscentrum veroorzaakte geluidsniveau. Zowel wat de geluidbronnen betreft waarop de geluidwaarden uit het Activiteitenbesluit betrekking hebben als andere geluidbronnen.”

Lees meer in r.o. 5.4 van uitspraak ABRS 18 juli 2018, no. 201701258/1/A1.

Vragen over geluid en een goed woon- en leefklimaat? Bel de specialist over dit onderwerp! Bel 010 – 268 0689 of mail uw vraag naar info@omgevingsjurist.nl.

Geluid bewoners woonzorgcomplex en omwonenden

Geluid bewoners woonzorgcomplex en omwonendengeluid bewoners woonzorgcomplex

  • geluid bewoners woonzorgcomplex
  • geluidwaarden rustige woonwijk
  • planologisch nieuwe situatie of bestaande situatie en toepassing VNG-brochure

Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning hebben betrekking op een deel van een woonzorgcomplex. Eén van de omwonenden vreest onaanvaardbare geluidhinder als gevolg van het plan. Zij wijst erop dat de bewoners van het zorgcomplex hard en ongecontroleerd kunnen schreeuwen en krijsen. De woning van appellant bevindt zich op een afstand van ongeveer 20 meter vanaf de in het plan voorziene dierenweide.

In het geluidrapport is de omgeving aangemerkt als omgevingstype rustige woonwijk. Daarvoor gelden toetswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar,LT) van 45 dB(A), en voor het maximale geluidniveau (LAmax) van 65 dB(A) gedurende de dagperiode. In het geluidrapport is onderkend dat de bewoners van het woonzorgcomplex kunnen schreeuwen. Voor het schreeuwen is in het geluidrapport een bronvermogen Lwr gehanteerd van 80 dB(A) en een maximaa geluidsniveau LwA max van 95 dB(A). Deze waarde kan volgens het geluidrapport voorkomen op het gehele terrein van de kinderboerderij.

Planologisch nieuwe situatie? Volgens appellant mag de raad niet de VNG-brochure toepassen omdat deze slechts van toepassing is op planologisch nieuwe situaties en niet op een bestaande situatie waarbij sprake is van een herordening van activiteiten. Volgens de Afdeling gaat het om een planherziening, zodat de Afdeling geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad voor de beoordeling van de geluidsituatie ter plaatse van de woning van appellant geen gebruik heeft mogen maken van de VNG-brochure. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de bedoelde brochure, als handreiking weliswaar bedoeld is voor nieuwe situaties, maar ook in bestaande situaties en daardoor tevens in geval van een ruimtelijke herontwikkeling, een indicatie kan geven van de aanvaardbaarheid van het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Lees meer in uitspraak ABRS 18 april 2018, no. 201701010/1/R3.

 

jurisprudentie geluid en goed woon- en leefklimaat

Jurisprudentie geluid en goed woon- en leefklimaatjurisprudentie geluid

Bij de vaststelling van ruimtelijke besluiten, zoals een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning, moet de gemeente in het kader van een goede ruimtelijke ordening onder meer beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Afhankelijk van de omgeving kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook acceptabel zijn. In een drukke stedelijke omgeving kan dat bijvoorbeeld het geval zijn. De beoordeling of er al dan niet sprake is van een goed woon- en leefklimaat staat los de bescherming van gevoelige objecten ingevolge de Wet geluidhinder. De beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening is veel ruimer.

Wat dient nu beoordeeld te worden bij geluidbelasting in het kader van een goede ruimtelijke ordening? De Afdeling zegt er het volgende over:

In het kader van een goede ruimtelijke ordening komt bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat vanwege de geluidbelasting ter plaatse van een woning betekenis toe aan alle relevante geluidsbronnen.(r.o. 19)”

Wat is een goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid?Alle relevante geluidsbronnen‘ is nogal ruim en in de praktijk wordt om die reden veel over het hoofd gezien. Allereerst is het van belang om in beeld te brengen wat een goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid is. Helaas bestaat er geen duidelijk criterium voor. Geluidbeleving verschilt van persoon tot persoon. De een is gevoeliger voor geluid dan de ander. Met name geluid dat wordt veroorzaakt door anderen en op momenten dat we dat niet willen horen wordt als onprettig ervaren. Het optreden en de ervaring van geluidhinder kan als een teken worden gezien dat het woon- en leefklimaat wordt aangetast. Van belang is ook om naar de omgeving te kijken. In een drukke binnenstad zal men over het algemeen meer geluid dienen te aanvaarden dan in een buitengebied.

Beoordeling geluidsbronnen in het kader van de beoordeling van een goed woon- en leefklimaat

Omdat er geen duidelijk criterium is, is ook de jurisprudentie over dit onderwerp (jurisprudentie geluid) nogal casuïstisch. Hierbij enkele recente uitspraken (jurisprudentie geluid en aanvaardbaar woon- en leefklimaat):

Tips voor een onderzoek naar een goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid

  • Breng de omgeving in beeld en kwalificeer de omgeving: ga het plangebied in en laat aan de hand van foto’s zien hoe deze eruit ziet.
  • Welke geluidbronnen zijn aanwezig en benoem deze.
  • Op welke afstand zijn de geluidbronnen gelegen ten opzichte van de woning(en).
  • Doe akoestisch onderzoek naar de geluidbronnen.
  • Onderbouw uitgebreid de afweging die is gemaakt. Is er sprake van een goed woon- en leefklimaat?

Heeft u vragen over dit onderwerp? Of wilt u een onderzoek naar een goed woon- en leefklimaat laten uitvoeren om woningen mogelijk te maken? 

omgevingsjurist

Stemgeluid terras bij restaurant meenemen in bestemmingsplan

Stemgeluid terras en openingstijden terras bij restaurant meenemen in besluitvorming inzake het bestemmingsplan

Het blijft oppassen geblazen bij stemgeluid van terrassen. Bij de afweging of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening speelt stemgeluid van terrassen een rol. Het is belangrijk om hier in het akoestisch onderzoek aandacht aan te besteden.

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een uitbreiding van een horecagelegenheid mogelijk. Het restaurant staat aan het begin van de toegangsweg van een recreatiepark (dat geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan). Bewoners van een aantal naastgelegen recreatiewoningen voeren in beroep aan dat zij ernstige geluidhinder verwachten als gevolg van feesten en onder meer het terras. Volgens de raad is echter een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de recreatiewoning gewaarborgd. Volgens het akoestisch onderzoek leidt het toegestane gebruik niet tot overschrijding van de geluidnormen in het Activiteitenbesluit.

De raad heeft volgens de Afdeling op een juiste manier in het bestemmingsplan geborgd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Zie voor deze leerzame uitspraak ABRS 26 juni 2013, no. 201210616/1/R4.

omgevingsjurist

Bestemmingsplan en hogere grenswaarden Wet geluidhinder

Bestemmingsplan en hogere grenswaarden – Vergeet in de toelichting van bestemmingsplan niet te motiveren dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen nabij een nieuw aan te leggen weg

In de meeste gevallen laat de gemeente een akoestische onderzoek uitvoeren naar de geluidsituatie ter plaatse. Wat vaak vergeten wordt is dat er in een dergelijke rapport – of ten minste in de toelichting van het bestemmingsplan – ook gemotiveerd moet worden of er ter plaatse van de woningen wel sprake is van een goed- woon- en leefklimaat, in het kader van de afweging van een goede ruimtelijke ordening.

In dit geval had de gemeente ter plaatse niet inzichtelijk gemaakt welke gevolgen de in het plan voorziene verbindingsweg zal hebben voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van appellanten. In de toelichting van het bestemmingsplan had de gemeente slechts verwezen naar de procedure omtrent de vaststelling van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder. Dit is echter niet toereikend.

Zie uitspraak ABRS 7 november 2012, no. 201102569/1/R3.

omgevingsjurist

VNG-brochure en veehouderij goed woon- en leefklimaat

VNG brochure en veehouderij en een goed woon- en leefklimaatvng brochure

Casus Het wijzigingsplan in kwestie maakt de wijziging mogelijk van een agrarische bestemming naar een woonbestemming. De buurman, een agrariër met een melkrundveehouderij, stelt beroep in en voert aan dat er geen goed woon- en leefklimaat voor de voorziene woning is verzekerd, omdat deze binnen de geurcirkels van de melkrundveehouderij ligt. Volgens hem heeft het college voor wat betreft het geuraspect van de melkrundveehouderij ten onrechte de richtafstanden uit de VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ toegepast, omdat de melkrundveehouderij onder de werking van het Besluit landbouw milieubeheer valt en de afstanden in het Blm dan van toepassing zijn. De voorziene woning ligt op een afstand van ongeveer 50 m van de melkrundveehouderij.

Volgens het college  wordt voor wat  betreft het geuraspect van de melkrundveehouderij niet aan de aanbevolen afstand van 100 m in de VNG-brochure voldaan. De afwijking van deze afstand is echter volgens het college gerechtvaardigd, omdat bestaande woningen reeds dichterbij de melkrundveehouderij liggen dan de voorziene woning en in de milieuvergunning met het woon- en leefklimaat van deze bestaande woningen rekening is gehouden.

De Afdeling overweegt: “Voor zover het college zich op het standpunt stelt dat in het bestemmingsplan reeds is afgewogen of ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is verzekerd, overweegt de Afdeling dat het bestemmingsplan “Buitengebied (..)” op 26 september 2006 is vastgesteld en dat na deze datum het Blm op 6 december 2006 en de Wet geurhinder en veehouderij op 1 januari 2007 in werking zijn getreden. Gelet op deze wijzigingen in de regelgeving had het college moeten nagaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.

(..)

Het college heeft evenwel niet deugdelijk gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is verzekerd voor de voorziene woning wat betreft het geuraspect van de melkrundveehouderij. Daargelaten de vraag of het college van de VNG brochure heeft kunnen uitgaan, is onduidelijk gebleven welk wettelijk regime op deze situatie van toepassing is, zodat ook niet duidelijk is hoe de gevolgen voor het woon- en leefklimaat moeten worden beoordeeld. Anders dan het college betoogt, betekent de omstandigheid dat de bestaande woning reeds dichter bij de melkrundveehouderij ligt, niet dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is verzekerd voor de voorziene woning.”

Deze uitspraak maakt weer eens duidelijk dat bij vrijwel elk ruimtelijk besluit met afwegingsruimte voor het bevoegd gezag, moet worden afgewogen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor toekomstige woning(en). Ongeacht het gegeven dat bij het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan een dergelijke afweging is gemaakt. Gewijzigde regelgeving – zeker in het ruimtelijk bestuursrecht – geven aanleiding om tot het vorenstaande te concluderen.

Zie uitspraak ABRS 8 augustus 2012, no. 201112187/1/T1/R1.

omgevingsjurist