Bestuurlijke kramp rond spuitzones

Bestuurlijke kramp rond spuitzonesbestuurlijke kramp rond spuitzones

Alleen JA is mogelijk. De vraag naar woningen in Nederland is enorm en dat legt een grote druk op gemeenten. Ook in het buitengebied. Er wordt min of meer verwacht door aanvragers dat gemeenten meewerken aan een omzetting van bijvoorbeeld een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning. Deze woningen worden relatief ‘goedkoop’ verkocht en de nieuwe eigenaar wil er snel een woonfunctie op.

Zoals alle RO-ers bij gemeenten wel weten is ‘snel wijzigen’ een illusie. De planologische trajecten duren lang en zijn stroperig. Ik schat zo in dat er best veel illegale bewoning in het buitengebied is, zoals bewoning van agrarische locaties door niet-agrariërs. Is dat erg? Op zich niet, maar wel als ze gaan klagen over agrarische activiteiten, zoals bespuitingen op teelten of over stank. Met name nieuwe bewoners doen dat.

De beeldvorming over agrariërs die ‘maar raak spuiten met gif’ of het frame ‘sloopmelk’ in reclames vind ik tenenkrommend. Of de paniekverhalen van gif op bloemen voor moederdag. Mensen die denken dat alles bloeit en groeit zonder enig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen houden zichzelf voor de gek. Geen druivenrank of aardappel die het overleeft in de land- en tuinbouw. Ja, misschien in een overzichtelijk stadstuintje of bakje op het balkon.

0,0 blootstelling is een illusie – Zoals bijna bij alles, gaat het vooral om de hoeveelheid giftige stoffen waar mensen aan blootgesteld worden. Wist je dat pitjes in een appel ook giftig zijn? Zoals zoveel uit de natuur trouwens. Het streven naar 0,0 blootstelling is een illusie. Het leidt tot bestuurlijke kramp bij gemeenten. Veel projecten liggen stil of gaan niet door vanwege spuitzones. Dit is onnodig en paniekzaaiend.

We slaan door – Begrijp me niet verkeerd. Ik ben erg voor afstand tussen woningen en open teelten waar veel gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, zoals in boomgaarden. Liever daar geen woningen. Ik ben ook voor vermindering in gebruik van schadelijke gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw. Alleen slaan we nu helemaal door naar de andere kant. Gewasbeschermingsmiddelen zijn duur, en een teler wil zo min mogelijk gebruiken. Steeds vaker wordt precisielandbouw ingezet, zoals het gebruik van robots en drones die heel locatiegericht spuiten met zo min mogelijk drift tot gevolg. De ontwikkelingen gaan steeds verder.

De juridische werkelijkheid die uitgaat van de maximale planologische mogelijkheden – of het perceel de laatste 5 jaren nou een weiland is waar amper gespoten wordt of niet maakt niet uit – we moeten uitgaan van worst case scenario’s: fruitteelt en 50 meter. Bizar gewoon. De 50 meter spuitzone is nattevingerwerk en wordt helaas beschouwd als ‘waarheid’ of pseudo wetgeving.

Hup, naar buiten! We leven op dit moment vooral in een juridische werkelijkheid. Of een ‘modellen-werkelijkheid’, zonder naar de feitelijke situatie te kijken en eens de locatie te bezoeken. Met checklists en modellen vanachter een beeldscherm denken we de werkelijkheid te kunnen beheersen. Modellen zijn echter belangrijke hulpmiddelen die we kunnen gebruiken bij onderzoek. De praktijk is weerbarstig, zit vol nuance en grijstinten. Elke locatie is anders, dit geldt ook voor het soort teelt ter plaatse of hoe er gespoten wordt, zoals neerwaarts en opwaarts. Dat maakt een groot verschil. In de afweging bij het criterium ETFAL bij een afwijking of wijziging van het omgevingsplan kunnen al die aspecten meegenomen worden. De Raad van State vraagt om onderbouwing en onderzoek bij besluitvorming. Niet om klakkeloos alles over te nemen vanachter een beeldscherm in het omgevingsplan.

(artikel ‘bestuurlijke kramp rond spuitzones’)

Overgangsrecht hogere waarden geluid

Overgangsrecht hogere waarden geluidovergangsrecht hogere waarden geluid

Voor een bestemmingsplan heeft het college van Zaanstad hogere waarden geluid vastgesteld. Een maand later, op 27 juni 2024, heeft de raad het bestemmingsplan vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van nieuwe woningen. Appellanten wonen in de buurt van de beoogde woningen en hebben beroep ingesteld tegen het besluit hogere waarden geluid en het bestemmingsplan. Ze vrezen dat het plan zal leiden tot een ernstige aantasting van hun woongenot.

De Afdeling zet in deze uitspraak het overgangsrecht hogere waarden geluid uiteen. Voor de praktijk is dat belangrijk:
Op grond van artikel 4.6, derde lid van de Invoeringswet omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, waarvan het ontwerp vóór 1 januari 2024 ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.”

Over het overgangsrecht met betrekking tot het besluit hogere waarden overweegt de Afdeling het volgende: “(…) hier blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet van toepassing totdat het besluit onherroepelijk is. Maar dan moet die hogere waarde wel zijn vastgesteld ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van die wet. Lees verder in r.o. 2 van uitspraak ABRS 24 december 2024, no. 202405764/1/R1.

Groepsaccommodatie, wel of geen geurgevoelig object?

Groepsaccommodatie, wel of geen geurgevoelig object?groepsaccommodatie

De Bruidsschat is niet meer dan overgangsrecht. Veel bestaande milieuregels zijn nu opgenomen in de Bruidsschat. In juridisch opzicht is de Bruidsschat een speciale vorm van overgangsrecht. Van gemeenten wordt verwacht dat ze kritisch kijken naar deze regels. Gemeenten moeten een selectie maken voor het nieuwe omgevingsplan. Welke artikelen nemen we mee uit de Bruidsschat en welke niet? Welke instructieregels zijn er in het Bkl geregeld over het nieuwe omgevingsplan?

Nieuwe milieubegrippen voor nieuw deel omgevingsplan, grote gevolgen?

In de Bruidsschat en het Bkl worden verschillende begrippen gebruikt over bepaalde onderwerpen, zoals bijvoorbeeld over geur. De wetgever geeft in de toelichtingen vaak aan dat er ‘geen inhoudelijke wijzigingen zijn beoogd‘. Hoe pakt dat in de praktijk uit? De begrippen zijn toch verschillend. Kunnen we de bestaande jurisprudentie blijven gebruiken?

  • Geurgevoelig object

Dit begrip komt uit het voormalige Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij. Over wat een geurgevoelig object is, is al veel jurisprudentie verschenen. Op 13 maart 2024 deed de Raad van State een uitspraak over een groepsaccommodatie. Is dat nu wel of geen geurgevoelig object?

In dit geval ging het om de huisvesting van tijdelijke werknemers in een groepsaccommodatie op een recreatieterrein. In beroep tegen de omgevingsvergunning gaf een veehouder aan te vrezen voor belemmering van zijn bedrijfsvoering. Het doel van de begripsomschrijving van ‘geurgevoelig object’ is bescherming bieden aan personen tegen langdurige blootstelling aan geurhinder in gebouwen. Het is dus van belang om na te gaan of de geldende bestemming aangeeft of de accommodatie bedoeld is voor langdurig verblijf.

De Afdeling geeft aan: “De rechtbank heeft terecht overwogen dat de planwetgever met het begrip ‘recreatiewoning’ iets anders heeft bedoeld dan met het begrip ‘groepsaccommodatie’. De Afdeling volgt echter niet het oordeel van de rechtbank dat dit verschil de gevolgtrekking rechtvaardigt dat een recreatiewoning wel als geurgevoelig object moet worden aangemerkt, maar een groepsaccommodatie als bedoeld in de planregels niet.” Lees meer in r.o. 6 e.v.

Hoe zit dat voor het nieuwe omgevingsplan?

  • Geurgevoelig gebouw

In artikel 5.91 Bkl zie je een opsomming van wat de wetgever in elk geval onder een geurgevoelig gebouw verstaat. De gemeente mag voor het nieuwe omgevingsplan ook meer gebouwen aanwijzen als gevoelig. Het moet wel gaan om een legaal gebouw waar hoofdzakelijk sprake is van verblijf van mensen. Dus gedurende een groot deel van de dag. Volgens de toelichting is er hier geen sprake van als het verblijf van mensen een ondergeschikte rol speelt, zoals bij stallen, kassen en opslagloodsen.

Nieuw ten opzichte van de hiervoor geldende wetgeving is dat de gemeente de geurregels ook kan toepassen op locaties waar hoofdzakelijk sprake is van verblijf van mensen, dus geen gebouwen, maar bijvoorbeeld een camping, voetbalveld of evenementen in de open lucht.

Stemgeluid kinderdagverblijf en betrouwbaar onderzoek

Stemgeluid kinderdagverblijf en betrouwbaar onderzoekstemgeluid kinderdagverblijf

Over het algemeen willen bewoners niet in de buurt wonen van een kinderdagverblijf. De kindertjes zijn leuk, maar het stemgeluid vinden de meeste mensen schel en storend. Meestal komt dat omdat het geluid weerkaatst in bebouwde omgeving. In een uitspraak van ABRS 28 februari 2024, no. 202106805/1/R3 van de Afdeling komt iets dergelijks aan de orde.

Een ondernemer wil een bestaand kinderdagverblijf uitbreiden voor maximaal 10 kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar. Eerst is de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Het bezwaar is echter gegrond verklaard en daarna is de vergunning alsnog verleend. In de uitspraak is vooral interessant dat de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek naar stemgeluid expliciet genoemd worden:

In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van berekeningen en modellen om de geluidsuitstraling van de kinderopvang inzichtelijk te maken. De waarden voor het maximale bronvermogen van het stemgeluid van spelende kinderen op de buitenspeelplaats zijn ontleend aan de publicatie ‘Average Speech Levels and Spectra in Various Speaking/Listening Conditions: A Summary of the Pearson (…) en de Duitse VDI-richtlijn (…)’. De Afdeling is van oordeel dat het college hiermee is uitgegaan van betrouwbare publicaties om de geluidsproductie, veroorzaakt door stemgeluid, in kaart te brengen. 

Voor het rijden van de personenauto’s van personeel bij de zuidelijke inrit en ouders/verzorgers ten noorden van het perceel is een equivalente bronsterkte van 90 dB(A) aangehouden. Voor de 9-persoons bus van appellante is rekening gehouden met een bronsterkte van 95 dB(A) op het noordelijke deel van het terrein. Lees meer in r.o. 6.4 van deze uitspraak. (stemgeluid kinderdagverblijf). 

 

Hoveniersbedrijf niet beperken in bedrijfsvoering

Hoveniersbedrijf niet beperken in bedrijfsvoering door woningenhoveniersbedrijf

Met een nieuw bestemmingsplan wordt de bouw van 18 ruimte-voor-ruimte woningen mogelijk gemaakt. Een nabij gelegen hoveniersbedrijf is er niet blij mee. De eigenaar vreest voor beperkingen in de bedrijfsvoering van zijn boomkwekerij. Het versnipperen van hout en tuinafval kan volgens hem hinder opleveren voor de nieuwe bewoners.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende onderzocht of ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Volgens de Afdeling heeft de raad onvoldoende onderzocht wat het aspect geluid voor gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat. Hierbij gaat het vooral om het versnipperen van hout en tuinafval. Volgens de raad is een strook van 15 meter voldoende tussen de kadastrale grens van het bedrijf en de woningen. Binnen die strook mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Lees de details in r.o. 8 e.v. van uitspraak ABRS 7 februari 2024, no. 202200542/1/R2.

Noot: Nog afgezien van de juridische details is het belangrijk dat een gemeente bij nieuwe woningen goed onderzoekt of er wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de nieuwe bewoners. In de praktijk wordt veel te krap bekeken of de bedrijfsvoering van een ondernemer nog wel acceptabel is door de komst van woningen. Bedrijven hebben ruimte nodig voor een normale bedrijfsvoering. Dat is niet altijd een kwestie van keurig naar de richtafstanden kijken van de VNG-brochure. Het is ook gezond verstand. Verkeer van en naar een bedrijfslocatie in de vroege ochtend, laden en lossen, piekgeluiden, etc. Het hoort er bij. Om die reden is het belangrijk – voor beide partijen – om woningen niet te dicht bij een bedrijfslocatie te situeren. Dat is vragen om problemen.

 

 

 

Vergunningvrij bouwen en beperking bedrijfsvoering

Vergunningvrij bouwen en beperking bedrijfsvoering

Sinds een jaar of vijf hebben gemeenten minder oog voor de belangen van ondernemers op bedrijventerreinen. Het credo van de afgelopen jaren is: bouwen, bouwen en nog eens bouwen. Met bouwen wordt vooral het bouwen van woningen bedoeld. Er worden veel trucs uitgehaald om maar net te voldoen aan de wettelijke normen zonder oog te hebben voor de belangen van bedrijven. Bedrijvigheid en wonen gaan meestal niet goed samen.

Gebieden mengen en flexibiliteit zijn trends van de afgelopen jaren. Het klinkt mooi en het zorgt ook voor dynamiek in die gebieden. Misschien wel te veel dynamiek. Wat vergeten wordt is dat bedrijven ook ruimte nodig hebben voor bedrijvigheid. Het laden en lossen van goederen bijvoorbeeld zorgt vrijwel altijd voor enige overlast. Het gebeurt meestal in de vroege ochtenduren. Vooral bewoners van appartementen hebben hier last van. Het geluid gaat omhoog en de bebouwing en verharding zijn een soort van klankkast. Formeel wordt er wellicht voldaan aan de normen, maar die toetsing is echt te beperkt.

Iets soortgelijks kwam ook aan de orde in een uitspraak van de Raad van State van 10 januari 2024 (no. 202200630/1/R3). In het bestemmingsplan wordt de bestemming Wonen verruimd nabij een bestaand industrieterrein. Een ondernemer is er niet blij mee en stelt beroep in. Hij betoogt dat de nieuwbouw van woningen ten onrechte niet is gemotiveerd. Volgens hem leidt het vastgestelde plan tot een inperking van de bedrijfsmogelijkheden vanwege de vergroting van de woonbestemming.  Voor details wordt verwezen naar r.o. 4 van de uitspraak.

De Afdeling overweegt het volgende: “De raad heeft niet geoordeeld of dichter bij het perceel van appellante en andere vergunningvrij een milieugevoelige functie opgericht kan worden”. 

De Afdeling heeft eerder overwogen dat in een concreet geval, wanneer locatie-specifieke omstandigheden hiertoe aanleiding geven en dit strekt tot een goede ruimtelijke ordening, een planregeling kan worden opgenomen die vergunningvrij bouwen aan banden legt”. 

In deze uitspraak geeft de Afdeling ook een voorbeeld van een planregeling hoe dit geregeld kan worden. Zie r.o. 5.2.

vergunningvrij bouwen

Voorwaardelijke verplichting onderzoek water in uitwerkingsplan

Voorwaardelijke verplichting onderzoek water in uitwerkingsplan 

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van woningen. De aanvraag is getoetst aan een uitwerkingsplan. In het uitwerkingsplan is een bouwregel als voorwaardelijke bepaling opgenomen:

Op de percelen met de bestemming ‘Wonen’ mag alleen worden gebouwd indien dit geen negatieve hydrologische gevolgen heeft voor de omliggende gronden‘.

Het gaat in deze casus om meerdere aanvragen, met verschillende uitwerkingsplannen waarin dezelfde voorwaarde in een bepaling is opgenomen. Voor het gemak gaan we uit van een enkele aanvraag.

De cursief aangegeven regel wordt ook wel voorwaardelijke verplichting genoemd. Eerst moet aangetoond worden dat het bouwplan geen negatieve hydrologische gevolgen heeft voor de omliggende gronden. Hoe moet nu deze bepaling worden uitgelegd? Dienen ook cumulatieve effecten te worden meegenomen in onderzoek?

De buurman is niet blij met de komst van de woningen. Hij vreest wateroverlast op zijn perceel. Volgens hem voldoen de aanvragen niet aan de voorwaardelijke verplichting.

Een onderzoeksbureau heeft 4 maatregelen voorgesteld om verstoring van de waterhuishouding te voorkomen. Dit is onderbouwd in een memo. Volgens het college voldoet het bouwplan aan de voorwaarden die zijn gesteld.

De Raad van State beoordeelt het hoger beroep als volgt:

De Afdeling is van oordeel dat artikel (…) van de uitwerkingsplannen zo moet worden uitgelegd dat bij de beoordeling of een aanvraag voor een bouwplan voldoet aan de voorwaardelijke verplichting, niet alleen de hydrologische gevolgen van dat bouwplan op omliggende gronden op zichzelf moeten worden beschouwd, maar in samenhang met de hydrologische gevolgen op omliggende gronden als gevolg van het realiseren van andere al geplande of al gebouwde woningen of andere bouwwerken. Voor die uitleg vindt de Afdeling van belang dat wanneer alleen acht zou worden geslagen op de hydrologische gevolgen van het bouwplan waarover een individuele vergunningaanvraag gaat, en het plan in zoverre niet op bezwaren stuit, dit onverlet laat dat door cumulatieve effecten met andere ontwikkelingen in de omgeving toch negatieve hydrologische effecten op een perceel kunnen optreden. De Afdeling acht het in strijd met de planregel, en het belang dat deze beoogt te beschermen, als dat wordt toegelaten.”

Lees meer in r.o. 13.1 van uitspraak ABRS 10 januari 2024, no. 202105148/1/R1.

meerdere milieueffectrapportages

Hondengeblaf in paardenweide?

Hondengeblaf in paardenweide?hondengeblaf

Geblaf van honden is voor veel mensen een bron van irritatie. Een hondenpension in de buurt van woningen wordt dan ook niet met open armen ontvangen. In het buitengebied lijkt zoiets kansrijker. Maar ook daar zitten mensen niet te wachten op hondenpensions. Dat blijkt maar weer eens uit deze zaak.

Het is de bedoeling om op een voormalige varkenshouderij een hondenpension te vestigen, voor maximaal 40 honden. Daarnaast worden er akkerbouw werkzaamheden uitgevoerd. Op het bedrijf zijn verder paardenweides aanwezig en paardenbakken voor het hobbymatig houden van paarden.

Het plan voldoet ruimschoots aan de richtafstand uit de VNG-brochure van 100 meter tot aan woningen. Ondanks dat heeft de gemeente toch een akoestisch onderzoek uit laten voeren. Volgens het onderzoek wordt zowel voldaan aan de normering uit het Activiteitenbesluit als ook aan het strengere gemeentelijk geluidbeleid. So far so good.

Helaas zijn niet de paardenweides betrokken in het akoestisch onderzoek. Volgens het bestemmingsplan zijn honden toegestaan in de paardenweides. Dat gebruik is niet uitgesloten. De raad had dit moeten uitsluiten in het bestemmingsplan.

Uit ervaring weet ik dat het voor een gemeente bijna ondoenlijk om ook hier aan te denken. Het uitsluiten van honden in de paardenweides is vooral een ‘papieren oplossing’. Uit deze uitspraak blijkt echter dat het wel nodig is om dat te doen.

Lees de uitspraak over hondengeblaf, hondpension in buitengebied ABRS 28 juni 2023, 202103688/1/R2.

 

Geluid muziekschool en VNG-brochure

Geluid muziekschool en VNG-brochuregeluid muziekschool

De gemeente Oegstgeest heeft een omgevingsvergunning verleend voor een inpandige verbouwing. Er komen 10 appartementen in het gebouw. De naast gelegen muziekschool is minder blij met dit besluit en geeft aan dat er ter plaatse geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Volgens de muziekschool voldoet het bouwplan niet aan de richtafstanden van de VNG-brochure. Er geldt volgens hen een richtafstand van 30 meter in plaats van 10 meter. Ze betogen dat het college niet van deze afstand had mogen afwijken zonder een akoestisch onderzoek. Volgens het college is er sprake van een gemengd gebied en wordt er in de muziekschool uitsluitend onversterkte muziek uitgevoerd.

De Raad van State overweegt onder meer dat er sprake is van een gemengd gebied. De richtafstand kan in dat geval in beginsel met 1 afstandsstap worden verkort. Omdat het pand van de woningen grenst aan de muziekschool wordt ook niet voldaan aan de afstand van 10 meter, passend in een gemengd gebied. De Raad van State motiveert dit als volgt:

Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de geluidbelasting bij de nieuwe appartementen als gevolg van het dorpscentrum vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zal zijn. De Afdeling neemt daarbij in overweging dat het college is uitgegaan van de feitelijke situatie ter sprake van het dorpscentrum en niet van de maximale planologische mogelijkheden ter plaatse. Daarbij heeft het college ten onrechte als uitgangspunt genomen dat in de muziekschool niet permanent en uitsluitend onversterkte muziek wordt uitgevoerd, nu permanent gebruik van de muziekschool en het uitvoeren van versterkte muziek in het bestemmingsplan niet zijn uitgesloten en ook feitelijk mogelijk zijn. Ook heeft het college ten onrechte de situering van de muziekschool in het dorpscentrum zelf in zijn afweging betrokken. De richtafstanden volgens de VNG-brochure gelden immers tussen enerzijds de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat, in dit geval het dorpscentrum, en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De rechtbank heeft dit niet onderkend. (…)”.

Zie uitspraak ABRS 28 december 2022, no. 202103155/1/R3. (geluid muziekschool)

Verplichte gewasrotatie in Omgevingswet

Verplichte gewasrotatie in Omgevingswetverplichte gewasrotatie

In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn onder meer voorschriften opgenomen over het op of in de bodem brengen van meststoffen. Via een recente wijziging wordt een deel van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn geïmplementeerd in het Bal.

Eén van de wijzigingen gaat over de verplichte gewasrotatie met rustgewassen op zand- en lössgronden. Een andere wijziging is de uitrijperiode. Voor grasland en bouwland wordt de uitrijperiode van vaste strorijke mest met 1 maand verruimd. De periode wordt nu van 1 januari tot en met 1 september. Volgens de Nota van Toelichting (NvT) heeft vaste stroorijke mest een positief effect op de bodemkwaliteit.

Verplichte gewasrotatie – De NvT geeft verder aan dat op alle percelen landbouwgrond op zand- en lössgronden een rotatieschema geldt. Eens in de 4 jaar wordt een rustgewas toegepast. Daarmee wordt aangesloten bij de looptijd van het 7e actieprogramma. Het geldt voor alle percelen op bovengenoemde bodemsoorten, dus ook bij graasdieren.

De maatregel is gericht op duurzaamheid. De beoogde gewasrotatie moet zorgen voor een betere bodemkwaliteit en leiden tot biodiversiteit. Rustgewassen zijn niet-uitspoelingsgevoelige gewassen. Deze wortelen dieper en kunnen daardoor dieper in de bodem voedingsstoffen opnemen.

Het jaar  geldt als referentiejaar. Dat jaar is het eerste jaar van de telling. Uiterlijk in 2026 moet dan een rustgewas te zijn ingeteeld op ieder perceel. Eén van de kritiekpunten op deze maatregel is de achteruitgang in inkomen voor de boer. In de NvT wordt hierover het volgende aangegeven:

(…) Iedereen moet een bijdrage leveren aan de grote opgave waarvoor we staan. Hierdoor is er geen uitzondering voor kleinere bedrijven mogelijk. Er is geen bezwaar om vaker dan 4x per jaar een rustgewas te telen.”

Tegenwoordig doen we ‘alles samen’ en worden er steeds meer verplichtingen doorgevoerd. Dit gebeurt heel subtiel en in kleine stapjes. Het zal je inkomen maar raken. Alles voor een betere wereld. Wie is daar nu op tegen? Kritiekpunten: Weten ‘we’ het allemaal zo zeker? Moet alles in wetgeving worden vastgelegd? Waarom wordt er niet meer gestimuleerd via inspirerende visies? Visies waar mensen enthousiast van worden en uit zichzelf maatregelen gaan treffen. Helaas vraagt dat tijd, bezinning en inspirerend leiderschap. Dat is niet populair maar wel nodig!