Stacaravans milieugevoelige objecten bij afweging of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat – VNG brochure Bedrijven en milieuzonering

Stacaravans milieugevoelige objecten bij afweging of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat

De raad heeft een aanvraag om een herziening van het bestemmingsplan afgewezen voor het legaliseren van 5 stacaravans op een camping. Deze stacaravans bevinden zich op een afstand van ongeveer 50 meter van een rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Volgens appellant heeft de gemeente ten onrechte de aanvraag afgewezen. Hij voert aan dat de stacaravans niet permanent bewoont worden mede door de bouwkundige verschillen met een recreatiewoning.

De Afdeling overweegt: “Anders dan appellant betoogt heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aan de bewoners van de stacaravans een aanvaardbaar verblijfsklimaat moet worden geboden. Daarbij heeft de raad de stacaravans mogen aanmerken als milieugevoelige objecten die bescherming verdienen. De stelling van appellant dat de stacaravans niet permanent worden bewoond, maakt dit niet anders, nu ook aan niet permanent bewoonde milieugevoelige objecten een zekere mate van bescherming kan worden toegekend. Het betoog faalt. 

Uitspraak ABRS 23 januari 2013, LJN: BY9190

omgevingsjurist

Slachterij VNG-brochure – onderscheid tussen verwerken en bewerlen vlees

Slachterij VNG-brochure – Het onderscheid in planregels tussen het verwerken van vlees en het bewerken van slachtbijproducten is ruimtelijk relevant

In een bestemmingsplan mogen alleen ruimtelijk relevante aspecten worden geregeld. De wet geeft geen houvast voor de beantwoording van de vraag wat onder ‘een goede ruimtelijke ordening’ moet worden verstaan. Welke regels zijn nodig met het oog op een goede ruimtelijke ordening?

Bovengenoemd onderwerp komt aan de orde in een uitspraak van de Afdeling van 27 december 2012, no. 201109903/1/R3. De gemeente heeft voor een slachterij een maatbestemming opgenomen in het bestemmingsplan: ‘Bedrijf – 1’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – vleesverwerking’. Verder is in de planregels een onderscheid gemaakt tussen de bewerking van slachtbijproducten en de verwerking van overig vlees. De eigenaar van het bedrijf is het hier niet mee eens en stelt in beroep dat het onderscheid ruimtelijk niet relevant is. Volgens hem brengt het op- en overslaan en het invriezen geen overlast met zich en voor zover er wel overlast is te verwachten, kan hiermee bij de vergunningverlening in het kader van de milieuwetgeving rekening worden gehouden.

De Afdeling overweegt:De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het onderscheid tussen de verwerking van vlees en de bewerking van slachtbijproducten ruimtelijk relevant is. Daarbij heeft de raad in aanmerking kunnen nemen dat een inrichting voor de bewerking van slachtbijproducten in de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van 2009 van de VNG in een zwaardere categorie is ingedeeld dan een inrichting voor de verwerking van vlees en dat de bewerking van slachtbijproducten in het bijzonder vanwege het geuraspect een grotere ruimtelijke uitstraling heeft. Het betoog van appellant dat bij de vergunningverlening in het kader van de milieuwetgeving rekening kan worden gehouden met geurhinder vanwege de beperking van slachtbijproducten gaat eraan voorbij dat de raad hierover bij de vaststelling van het plan een afweging dient te maken.”

omgevingsjurist

 

Afwijken VNG-brochure vanwege mobiele puinbreker

Afwijken VNG-brochure – afwijken aanbevolen richtafstand tussen mobiele puinbreker en woning VNG brochure

Bij de gemeente is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het gebruik van een mobiele puinbreker op een perceel bij een bedrijf. Het is de bedoeling dat de puinbreker voor maximaal 12 dagen per jaar wordt gebruikt. De puinbreker is in strijd met het geldende bestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan ten hoogste bedrijven toelaat met milieucategorie 2. Om hiervan af te kunnen wijken is een omgevingsvergunning vereist.

In de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ is de mobiele puinbreker ingedeeld in milieucategorie 3.2. De brochure beveelt voor puinbrekerijen met een verwerkingscapaciteit van minder dan 100.000 ton per jaar een afstand aan van 300 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. Het aspect geluid is hierbij de bepalende factor.

Aan het bedrijf is in 2010 een milieuvergunning verleend. In het kader hiervan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat de omgeving van het perceel is beoordeeld als rustige woonwijk met als etmaalwaarde een richtwaarde van 45 dB(A). In de milieuvergunning zijn voor de dagperiode geluidgrenswaarden tot 50 dB(A) gesteld, omdat diverse maatregelen zijn genomen om geluidhinder in de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen.

Waarom afwijken kan in dit geval? Ter voorbereiding van de omgevingsvergunning heeft de gemeente wederom een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat bij de dichtstbijzijnde woning die op een afstand van 100 meter is van de mobiele puinbreker is gelegen, aan de grenswaarde van 50 dB(A) wordt voldaan. Verder speelt volgens de Afdeling mee dat de puinbreker voor maximaal 12 dagen per jaar wordt gebruikt. Ook is relevant dat voor bedrijvigheid met categorie 3.2 een richtafstand geldt van 100 meter ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk. De Afdeling oordeelt dat het college in redelijkheid de puinbreker in milieucategorie 3.2 heeft kunnen indelen, gezien de aard en invloed op de omgeving.

Uitspraak ABRS 14 november 2012, no. 201202394/1/A1   

Hulp nodig bij het afwijken van de richtafstanden van de VNG-brochure?

omgevingsjurist

VNG-brochure schutterij en woon- en leefklimaat woning

VNG-brochure schutterij en woon- en leefklimaat woningVNG-brochure schutterij

In een bestemmingsplan maakt de gemeente een nieuwe woning mogelijk op een afstand van 110 meter van een schutterij. Het buitenterrein van de schutterij wordt gebruikt voor traditioneel schieten. Op kortere afstand van de schutterij zijn 2 bestaande woningen gesitueerd.

De vereniging is niet blij met de komst van de nieuwe woning en stelt onder meer dat er ter plaatse van de voorziene woning geen goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.

Volgens de gemeente zijn in de milieuvergunning van de schutterij voorschriften verbonden aan het gebruik van de schutterij. In de vergunning is het voorschrift opgenomen dat het schieten alleen is toegestaan op zaterdagen tussen 17.30 uur en 19.00 uur en alleen in de periode 1 april tot 15 oktober. Verder is het schieten op schietbomen door meerdere personen tegelijk niet toegestaan.

Volgens de Afdeling is dit uitgangspunt van de gemeente niet meer actueel. In bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht (Bor), staat dat onder categorie 17.3 dat inrichtingen voor het traditioneel schieten worden uitgezonderd van een vergunningsplicht. Hieruit volgt dat uiterlijk met de inwerkingtreding van het Bor en de wijziging van het Barim de milieuvergunning is vervallen. De raad heeft dit volgens de Afdeling niet onderkend.

Gelet op het vorenstaande, en de omstandigheid dat de woning binnen de richtafstand uit de VNG-brochure is voorzien, heeft de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van de voorziene woning een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Het plan is op dit punt in strijd met een goede ruimtelijke ordening”. 

Zie ABRS 24 oktober 2012, no. 201111659/1/R1

De Omgevingsjurist – specialist in doorwerking van milieu in het bestemmingsplan 

omgevingsjurist

 

 

VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering: waarom u nooit klakkeloos milieuafstanden moet overnemen!

VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering: neem nooit klakkeloos de richtafstanden overVNG-brochure bedrijven en milieuzonering

Volgens het Nationaal Programma Herbestemming is er sprake van een trendbreuk in de ruimtelijke ontwikkeling van ons land. Er staat volgens de brief maar liefst ruim 8 miljoen m² kantoorruimte, 1,8 miljoen m² winkelruimte, 300.000 woningen en ongeveer 12 miljoen m² bedrijfsruimte leeg!

Zoals jullie weten kan de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering (2009)’ ook in bestaande situaties een hulpmiddel zijn, al moet de toetsing wat terughoudender uitgevoerd worden dan in nieuwe situaties.

Hieronder geef ik aan waarom je niet klakkeloos de richtafstanden uit de VNG-brochure moet volgen.

De toepassing van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering in bestaande situaties

Volgens vaste jurisprudentie is de VNG-brochure bedoeld voor nieuwe situaties (nieuwbouw) en niet voor de toetsing van bestaande situaties. Toch volgt uit de rechtspraak dat de gebruikte richtafstanden in de brochure bij bestaande conflictsituaties een indicatie kunnen geven van de mate van hinder. Dit betekent dat de VNG-brochure ook als hulpmiddel gebruikt kan worden in een bestaande bebouwde omgeving, alhoewel wat terughoudender.

Waarom u de richtafstanden uit de VNG-brochure niet klakkeloos moet overnemen

Hoewel de in de VNG-brochure opgenomen afstanden indicatief zijn, geldt de brochure in de praktijk ook wel als ‘pseudo-wetgeving’. Wanneer aan de afstandsnormen wordt voldaan, is in beginsel sprake van een goede ruimtelijke ordening. De meeste gemeenten maken dan ook bij het maken van bestemmingsplannen veelvuldig gebruik van de VNG-brochure.

Uit een uitspraak van 12 september 2012, no. 201109891/1/R3 van de Afdeling blijkt dat het niet verstandig is om de afstanden uit de VNG-brochure klakkeloos over te nemen bij het opstellen van bestemmingsplannen. 

Wat was er aan de hand?

De gemeente had op een afstand van 50 meter van een schadeherstelbedrijf woningen mogelijk gemaakt in een bestemmingsplan. Volgens de gemeente betrof het gebied een zogenaamd ‘gemengd gebied’ in de zin van de VNG-brochure (Let op: dit is wat anders dan een ‘gebied met functiemenging’!).

In de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering wordt voor autoplaatwerken een richtafstand van 100 meter aanbevolen. Deze afstand kan voor het omgevingstype ‘gemengd gebied’ met één afstandsstap terug worden gebracht tot 50 meter. De eigenaar van het schadeherstelbedrijf kon zich niet vinden in de afstand van 50 meter en stelde dat de gemeente onvoldoende onderzoek had uitgevoerd naar de door zijn bedrijf voortgebrachte geluidhinder. Volgens de eigenaar kent het bedrijf een 24-uursservice en zal de beoogde woningbouw op zo’n korte afstand leiden tot een belemmering van de bedrijfsvoering.

Volgens de gemeente bestond er geen reden om af te wijken van de richtafstand van 50 meter vanwege de kwalificatie als gemengd gebied. Nu aan deze richtafstand wordt voldaan is er volgens de gemeente sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen en zullen de woningen het bedrijf niet beperken.

Volgens de Afdeling  heeft het bedrijf aannemelijk gemaakt dat ondanks dat aan deze richtafstand wordt voldaan, niet vaststaat dat zij door de voorziene woningen niet in haar bedrijfsvoering zal worden beperkt. Volgens de Afdeling is het volgende van belang:

  • het bedrijf kent een 24-uursservice
  • het laden en het losssen vindt plaats aan de zijde van het bedrijf waar de voorziene woningen op 50 meter afstand liggen
  • de woning die nu maatgevend is voor de geluidbelasting van het bedrijf, staat op een afstand van 105 meter van het bedrijf.
Gelet op het voorgaande heeft de raad niet kunnen volstaan met de enkele verwijzing naar de VNG-brochure, doch had hij moeten onderzoeken of het bedrijf van appellante na de realisering van de woningen nog zal kunnen voldoen aan de in artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Barim gestelde normen, in het bijzonder die voor de nachtperiode. De raad heeft het besluit in zoverre onzorgvuldig voorbereid.”
Volg dus niet klakkeloos de aanbevolen richtafstanden uit de VNG-brochure, maar onderzoek altijd of er geen belemmerende aspecten, zoals in dit geval geluidhinder, aanwezig zijn om de aanbevolen richtafstanden over te nemen. Wanneer aan de afstandsnormen wordt voldaan, wil dit nog niet zeggen dat er zonder meer sprake is van een goede ruimtelijke ordening! Inventariseer daarom altijd goed wat de bestaande rechten zijn van bedrijven in bijv. (milieu-)omgevingsvergunningen.
Voor meer informatie over de VNG-brochure: 
omgevingsjurist

Geluid kinderdagverblijf maatregelen opnemen in bestemmingsplan

Geluid kinderdagverblijf en maatregelen in bestemmingsplangeluid kinderdagverblijf

Hieronder een uitspraak over een bestemmingsplan waarin de gemeente de vereiste maatregelen uit het akoestisch onderzoek voldoend heeft verzekerd in het bestemmingsplan en door middel van concrete afspraken.

Het bestemmingsplan voorziet in het legaliseren van kinder- en buitenschoolseopvang in een woonwijk. Buurtbewoners stellen in beroep dat de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ een afstand van 30 meter aanbeveelt tussen kinderdagverblijven en woningen in een rustige woonwijk, maar dat een aantal woningen op een kortere afstand is gesitueerd, waardoor onaanvaardbare geluidhinder zal optreden. Volgens het akoestische onderzoek kan een onevenredige geluidhinder worden voorkomen door het plaatsen van geluidswallen. Volgens hen is dit laatste onvoldoende in het bestemmingsplan geborgd.

De gemeente heeft voor de bestemming ‘Maatschappelijk’  het volgende in de planregels opgenomen:

De voor ‘Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • kinder- en buitenschoolse opvang
  • ter plaatse van de aanduiding ‘geluidswal’, voor een geluidswerende voorziening in de vorm van een aardewal
  • ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’, voor een geluidswerende voorziening in de vorm van een geluidscherm
  • (…)
De Afdeling overweegt als volgt (geluid kinderdagverblijf en maatregelen): “Het plan bevat aldus een gedetailleerde invulling van het plangebied voor de situatie dat hier een kinderopvang wordt gerealiseerd. Voor deze situatie laat het plan praktisch gezien derhalve geen andere invulling toe dan met de genoemde aanduidingen mogelijk wordt gemaakt.
Verder heeft de raad ter zitting verklaard dat hij mondeling met belanghebbende afspraken heeft gemaakt over de aanleg van de geluidswal en een geluidscherm, over de hoogte en breedte ervan en over de verdere aankleding hiervan. Voorts heeft hij verklaard voornemens te zijn deze afspraken schriftelijk vast te leggen en toegezegd aan de voor de kinderopvang gevraagde omgevingsvergunning het voorschrift te zullen verbinden dat de geluidwerende voorzieningen dienen te worden aangelegd. (…) Gelet op de gedetailleerde planregeling en de genoemde maatregelen en afspraken heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanleg van de geluidwerende voorzieningen voldoende is verzekerd.”
Zie uitspraak ABRS 3 oktober 2012, 201113105/1/R3.
omgevingsjurist

VNG-brochure gemengd gebied en terugbrengen richtafstand

VNG-brochure gemengd gebied en terugbrengen richtafstandVNG-brochure gemengd gebied

Deze uitspraak van 12 september 2012 (no. 201109894/1/R3) onderstreept nog eens dat de aangegeven afstanden in de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering indicatief zijn en dat onderbouwing bij afwijking van afstanden altijd – ook in een gemengd gebied – noodzakelijk is. 

In het bestemmingsplan had de gemeente de bestemming ‘Wonen’ mogelijk gemaakt nabij een schadeherstelbedrijf. De eigenaar van het perceel stelt in beroep dat de raad onvoldoende heeft onderzocht of een afstand van 50 m tussen haar bedrijf en de voorziene woningen volstaat. Hij wijst erop dat het bedrijf een 24-uur service kent voor schadeherstel aan zware voertuigen als graafmachines en dat het met groot materieel laden en lossen van dergelijke voertuigen plaatsvindt bij de ingang van het bedrijf. Volgens hem zal het mogelijk maken van de woningen leiden tot een belemmering in de bedrijfsvoering.

De gemeente heeft het plangebied getypeerd als ‘gemengd gebied’ in de zin van de VNG-brochure. De hierbij behorende richtafstand kan dan in beginsel verkort worden met één afstandsstap tot 50 m. De Afdeling constateert dat de kwalificatie van het gebied door de gemeente juist is.

Echter, de in de VNG-brochure opgenomen afstanden zijn indicatief. Tussen de voorziene woningen en het bedrijfsperceel ligt een afstand van 50 m, waardoor aan de richtafstand uit de VNG-brochure kan worden voldaan. Volgens de Afdeling heeft appellant echter aannemelijk gemaakt dat ondanks dat aan deze richtafstand wordt gedaan, niet vaststaat dat zij door de voorziene woningen niet in haar bedrijfsvoering zal worden beperkt. Daarbij is van belang dat appellante onweersproken heeft gesteld dat haar bedrijf onder meer de reparatie van zware (landbouw)voertuigen uitvoert die 24 uur per dag kunnen worden geladen en gelost en dat het laden en lossen plaatsvindt bij de ingang van het bedrijf, aan de zijde van het bedrijf waar de voorziene woningen op 50 m afstand liggen. Tevens is van belang dat de woning die thans maatgevend is voor de geluidbelasting veroorzaakt door deze activiteiten, op een afstand van 105 m daarvan staat. Ter plaatse van de woning kan dan weliswaar sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat, dat wil echter nog niet zeggen dat het bedrijf niet in de bedrijfsvoering wordt benadeeld. Onderzoek dit punt om die reden.

Gelet op het voorgaande heeft de raad niet kunnen volstaan met de enkele verwijzing naar de VNG-brochure, doch had hij moeten onderzoeken of het bedrijf van appellant na de realisering van de woningen nog zal kunnen voldoen aan de in artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Barim gestelde normen, in het bijzonder die voor de nachtperiode. De raad heeft het besluit in zoverre onzorgvuldig voorbereid.”

Advies nodig over toepassing van de VNG-brochure of een 2-nd opinion?

omgevingsjurist

wijzigingsbevoegdheid en richtafstanden VNG-brochure

Wijzigingsbevoegdheid en richtafstanden VNG-brochurewijzigingsbevoegdheid

Onderzoek bij opname van een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan voor woningen nabij bestaande bedrijven of bij toepassing van deze bevoegdheid kan worden voldaan aan de aanbevolen afstanden uit de VNG-brochure of dat hiervan kan worden afgeweken. De beoogde wijziging dient namelijk te voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. Om die reden kan de onderzoeksverplichting niet naar de toekomst worden verschoven.

Dit keer gaat het om een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan dat woningbouw mogelijk maakt op een afstand van 20 meter van het bestemmingsvlak voor bestaande bedrijven. Aan de in de VNG-brochure aanbevolen afstanden van 30 en 50 m kan niet worden voldaan.

De Afdeling overweegt: “Gelet op het voorgaande voorziet het plan na gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid in woningen op een kortere afstand dan de richtafstand uit de VNG-brochure voor bedrijfsactiviteiten zoals die plaatsvinden op de percelen van appellanten. De raad heeft in de stukken, noch ter zitting aannemelijk gemaakt dat binnen de planperiode zodanige wijzigingen plaatsvinden in de situatie ter plaatse, dat een woonbestemming op de voornoemde plandelen, gelet op de genoemde afstanden, aanvaardbaar zal zijn zonder de bedrijfsvoering op de percelen onevenredig te beperken”. 

ABRS 15 augustus 2012, no. 201104886/1/R3.

omgevingsjurist

 

Geluidwerende maatregelen in bestemmingsplan

Geluidwerende maatregelen borgen in bestemmingsplangeluidwerende maatregelen

Wat is het toch jammer dat bij de vertaling van technische maatregelen uit een akoestisch onderzoek naar het bestemmingsplan het zo vaak misgaat. Naar mijn mening komt dit vooral omdat er tussen techneuten en juristen (of planologisch medewerkers) een gat gaapt qua communicatie en taalgebruik. Het is om die reden belangrijk om als jurist door te vragen bij degene die het akoestische rapport heeft opgesteld, of er speciale maatregelen moeten worden getroffen om te kunnen voldoen aan de gestelden waarden. De jurist moet vervolgens deze omzetting ‘vertalen’ naar het bestemmingsplan. Ook is het belangrijk om te checken of het akoestische rapport ook een paragraaf kent over ‘een goede ruimtelijke ordening’. Ook dit laatste wordt vaak vergeten.

Het bestemmingsplan in kwestie maakt onder meer woningbouw mogelijk nabij een bouw- en aannemingsbedrijf. Volgens dit bedrijf kan er ter plaatse van de beoogde woningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Volgens stelt het bedrijf dat zij in hun bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden worden gehinderd, omdat niet wordt voldaan aan de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’. De aanbevolen afstand dient volgens hen voor geluid en stof ten minste 30 m te bedragen.

Volgens de raad wordt weliswaar niet voldaan aan de geluidgrenswaarden van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim), maar dat na het treffen van een geluidwerende voorziening wel kan worden voldaan aan deze geluidgrenswaarden. Volgens de raad is er derhalve sprake van een voldoende waarborg voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij deze woningen.

Volgens de Afdeling zijn onderlinge afspraken over geluidwerende maatregelen niet genoeg en dient de geluidbelasting op de gevels van de voorziene woningen te voldoen aan de in de artikelen 2.17 en volgende van het Barim gestelde grenswaarden. Volgens het akoestische onderzoek kan aan de geluidgrenswaarden van het Barim worden voldaan, indien tussen de bestaande woning, de desbetreffende voorziene woningen en het bedrijfsperceel een geluidscherm wordt geplaatst met een hoogte van 6 m. “Daarbij merkt de Afdeling nog op dat het betoog van de raad dat met de ontwikkelaar is afgesproken dat niet met realiseren van de woningen mag worden gestart voordat tussen het terrein van het bouwbedrijf en de perceelsgrens van de gronden waarop de nieuwe woningen worden voorzien een geluidscherm wordt aangelegd, niet kan worden gevolgd. In het plan is immers niet gegarandeerd dat een geluidwerende maatregel zal worden getroffen. In het geval dat de raad de oprichting van een geluidscherm noodzakelijk acht om bij de voorziene woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen, dient de raad een daartoe strekkende regel in het plan op te nemen.”

Zie ABRS 15 augustus 2012, no. 201104346/1/R4.

omgevingsjurist

 

 

VNG-brochure en veehouderij goed woon- en leefklimaat

VNG brochure en veehouderij en een goed woon- en leefklimaatvng brochure

Casus Het wijzigingsplan in kwestie maakt de wijziging mogelijk van een agrarische bestemming naar een woonbestemming. De buurman, een agrariër met een melkrundveehouderij, stelt beroep in en voert aan dat er geen goed woon- en leefklimaat voor de voorziene woning is verzekerd, omdat deze binnen de geurcirkels van de melkrundveehouderij ligt. Volgens hem heeft het college voor wat betreft het geuraspect van de melkrundveehouderij ten onrechte de richtafstanden uit de VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ toegepast, omdat de melkrundveehouderij onder de werking van het Besluit landbouw milieubeheer valt en de afstanden in het Blm dan van toepassing zijn. De voorziene woning ligt op een afstand van ongeveer 50 m van de melkrundveehouderij.

Volgens het college  wordt voor wat  betreft het geuraspect van de melkrundveehouderij niet aan de aanbevolen afstand van 100 m in de VNG-brochure voldaan. De afwijking van deze afstand is echter volgens het college gerechtvaardigd, omdat bestaande woningen reeds dichterbij de melkrundveehouderij liggen dan de voorziene woning en in de milieuvergunning met het woon- en leefklimaat van deze bestaande woningen rekening is gehouden.

De Afdeling overweegt: “Voor zover het college zich op het standpunt stelt dat in het bestemmingsplan reeds is afgewogen of ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is verzekerd, overweegt de Afdeling dat het bestemmingsplan “Buitengebied (..)” op 26 september 2006 is vastgesteld en dat na deze datum het Blm op 6 december 2006 en de Wet geurhinder en veehouderij op 1 januari 2007 in werking zijn getreden. Gelet op deze wijzigingen in de regelgeving had het college moeten nagaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.

(..)

Het college heeft evenwel niet deugdelijk gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is verzekerd voor de voorziene woning wat betreft het geuraspect van de melkrundveehouderij. Daargelaten de vraag of het college van de VNG brochure heeft kunnen uitgaan, is onduidelijk gebleven welk wettelijk regime op deze situatie van toepassing is, zodat ook niet duidelijk is hoe de gevolgen voor het woon- en leefklimaat moeten worden beoordeeld. Anders dan het college betoogt, betekent de omstandigheid dat de bestaande woning reeds dichter bij de melkrundveehouderij ligt, niet dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is verzekerd voor de voorziene woning.”

Deze uitspraak maakt weer eens duidelijk dat bij vrijwel elk ruimtelijk besluit met afwegingsruimte voor het bevoegd gezag, moet worden afgewogen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor toekomstige woning(en). Ongeacht het gegeven dat bij het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan een dergelijke afweging is gemaakt. Gewijzigde regelgeving – zeker in het ruimtelijk bestuursrecht – geven aanleiding om tot het vorenstaande te concluderen.

Zie uitspraak ABRS 8 augustus 2012, no. 201112187/1/T1/R1.

omgevingsjurist